31 066 Belastingdienst

Nr. 423 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 augustus 2018

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de publicatie in de Staatscourant van 30 maart 2018 (Stcrt. 2018, nr. 18050) inzake de wijziging van het besluit van 5 juli 2010 (Stcrt. 2010, nr. 10783) met betrekking tot schenkbelasting.

De vragen en opmerkingen zijn op 26 april 2018 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 22 augustus 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Freriks

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de wijziging in het besluit van 5 juli 2010 aangaande de schenkbelasting.

De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze dit besluit tegemoet komt aan de mogelijke zorgen die zijn geuit tijdens de parlementaire behandeling van de wijziging in het huwelijksvermogensrecht tijdens het Belastingplan 2018 (Kamerstuk 34 785).

De wijziging van het besluit geeft voor een aantal voorkomende gevallen aan of er wel of niet sprake is van een schenking. Welke minder voorkomende situaties zijn er waarbij deze wijziging geen uitsluitsel geeft of kan geven? Op welke manier kunnen mensen informatie inwinnen alvorens zij (onbedoeld) tot verrassingen komen te staan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het besluit om goed te keuren dat het aangaan van een algehele gemeenschap van goederen met gelijke of ongelijke delen geen schenkbelasting tot gevolg heeft.

Deze leden constateren dat de nu gegeven goedkeuring beperkter is dan het in het amendement Omtzigt (Kamerstuk 34 786, nr. 18) gevraagde goedkeurende beleid.

Bovendien heeft de Staatssecretaris in de Eerste Kamer in antwoord op vragen van de CDA-fractie ook toegezegd dat het aangaan van een beperkte gemeenschap van goederen met gelijke delen geen schenkbelasting tot gevolg heeft. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom dit niet in onderhavig besluit is opgenomen en wanneer dit alsnog wordt goedgekeurd? Is de Staatssecretaris bereid de goedkeuring voor de zomer te geven?

Kan de Staatssecretaris tevens aangeven waarom hij niet heeft toegezegd om bij samenwoners met een notarieel samenlevingscontract, waarbij vermogen tot maximaal gelijke delen wordt gedeeld, geen schenkbelasting te heffen? Is de Staatssecretaris bereid dit alsnog goed te keuren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het beleidsbesluit van de Staatssecretaris. Zij achten het van belang dat voor een aantal specifieke gevallen mogelijke onzekerheid is weggenomen. Zij hebben enkele algemene vragen over de huwelijksgoederengemeenschap en de gevolgen voor de schenkbelasting.

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris voor hoeveel gevallen er nu duidelijkheid is geschapen. Tevens willen zij graag weten of er nog bekende gevallen zijn die ofwel schenkbelasting moeten betalen ofwel die daarover in onzekerheid verkeren.

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd of de Staatssecretaris weet heeft van gevallen waarin puur om schenkbelasting te omzeilen wordt gehuwd. Hoe vaak wordt er vanwege andere financiële motieven gehuwd? Zijn hierover cijfers bekend? En welke motieven zijn er te onderscheiden?

Kan de Staatssecretaris de meest voorkomende gevallen schetsen waarin schenkbelasting is verschuldigd door te trouwen, vragen de leden van de SP-fractie.

De leden van de SP-fractie willen graag weten hoeveel geld met dit besluit is gemoeid en vragen de Staatssecretaris dit aan te geven. Tevens vragen zij of het besluit goed uitvoerbaar is voor de Belastingdienst. Wat zijn de gevolgen voor de Belastingdienst qua personeelsinzet?

II Reactie van de Minister

Tijdens een schriftelijk overleg van 26 april 2018 heeft uw Kamer vragen gesteld over het beleidsbesluit van 29 maart 2018 met betrekking tot huwelijk en schenkbelasting. Onderstaand treft u de antwoorden op de vragen uit het schriftelijk overleg aan.

De leden van de fracties van de VVD en het CDA hebben met belangstelling kennis genomen van genoemd beleidsbesluit. Hierin wordt in overeenstemming met mijn toezegging aan de Eerste Kamer voor veel voorkomende gevallen duidelijkheid geboden. In de praktijk doet zich echter een grote diversiteit aan situaties voor als het gaat om het aangaan en wijzigen van huwelijkse voorwaarden. Het is, de leden van de fractie van de VVD vragen daarnaar, niet mogelijk om in een beleidsbesluit voor alle situaties aan te geven of er mogelijk sprake is van een schenking. Of sprake is van een schenking moet aan de hand van de feiten en omstandigheden van het concrete geval worden beoordeeld langs de lijnen van het bestaande schenkingsbegrip.

Deze leden vragen voorts op welke manier mensen informatie kunnen inwinnen om te voorkomen dat zij (onbedoeld) voor verrassingen komen te staan. Indien mensen huwelijkse voorwaarden willen aangaan of willen aanpassen, loopt dit via de notaris omdat het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden bij notariële akte dient te geschieden. De notaris of een andere daarbij betrokken adviseur is dan ook de eerstaangewezen persoon om informatie over de (fiscale) consequenties te verschaffen. Daarnaast kan men zich voor concrete gevallen richten tot de inspecteur met een verzoek om vooroverleg.

Deze leden vragen verder op welke wijze dit besluit tegemoet komt aan de mogelijke zorgen die zijn geuit tijdens de parlementaire behandeling van de wijziging van het huwelijksvermogensrecht tijdens het Belastingplan 2018 (Kamerstuk 34 785). Deze leden doelen daarbij op de in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2018 voorgestelde wijzigingen in de schenk- en erfbelasting in relatie tot het huwelijksvermogensrecht. De geuite zorgen zagen vooral op de inhoud en vormgeving van de voorgestelde wijzigingen. De voorgestelde wijzigingen hadden de strekking zekerheid te bieden over de vraag in welke gevallen het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden al dan niet zou leiden tot een mogelijke heffing van schenkbelasting. Dit was geregeld door het opnemen van een toetsvermogen en een 50%-grens aan de hand waarvan in alle mogelijke situaties zou kunnen worden beoordeeld of voor de schenkbelasting sprake was van een schenking. De bedoeling hiervan was met name het geven van veilige marges waarbinnen echtgenoten en samenwoners huwelijkse voorwaarden of een samenlevingscontract konden aangaan respectievelijk wijzigen zonder dat sprake was van een schenking voor de schenkbelasting. Denk daarbij bijvoorbeeld aan situaties van beperkte gemeenschappen waarover onduidelijkheid bestond en is blijven bestaan, omdat daarvoor specifieke regelgeving ontbreekt. Met beperkte gemeenschappen doel ik hierbij niet op het vanaf 1 januari 2018 geldende wettelijke regime van een beperkte gemeenschap van goederen met gelijke delen. Daarop ga ik hierna nog in. Deze wijzigingen zijn echter als gevolg van een in de Tweede Kamer aangenomen amendement uit het wetsvoorstel OFM 2018 gehaald.1

In de toelichting op dat amendement is door de indiener gesteld dat in een beleidsbesluit goedkeurend beleid kan worden opgenomen over «een verdeling van het gezamenlijk vermogen dat de 50–50-grens niet overschrijdt». De leden van de fractie van het CDA constateren dat de in het besluit gegeven wetsinterpretaties, respectievelijk goedkeuringen, beperkter zijn dan de in het amendement gedane suggestie. Een algemene goedkeuring, zoals gesuggereerd in de toelichting op het amendement vereist verfijnde regelgeving aan de hand waarvan kan worden vastgesteld wanneer de 50%-grens wordt overschreden. Dergelijke verfijnde regelgeving moet in wetgeving worden vastgelegd en leent zich niet voor opname in een beleidsbesluit. Een verdergaande wetsinterpretatie, respectievelijk goedkeuring, dan die ik heb gegeven ten aanzien van de tot 1 januari 2018 geldende wettelijke algehele gemeenschap van goederen en het vanaf die datum geldende wettelijke regime van een beperkte gemeenschap van goederen acht ik gelet op het vorenstaande dan ook niet mogelijk.

De leden van de fractie van het CDA wijzen erop dat in het wijzigingsbesluit van 29 maart 2018 niet is goedgekeurd dat het aangaan van een beperkte gemeenschap van goederen met gelijke delen geen schenkbelasting tot gevolg heeft en verwijzen naar een toezegging die ik ter zake in de Eerste Kamer zou hebben gedaan. Voor zo’n ruime goedkeuring ter zake van beperkte gemeenschappen heb ik geen toezegging gedaan. In antwoord op vragen van de fractie van het CDA tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplanpakket 2018 heb ik aangegeven bereid te zijn om in een beleidsbesluit aan te geven dat het aangaan van een huwelijk volgens het vanaf 1 januari 2018 geldende wettelijke regime van een beperkte gemeenschap van goederen met gelijke delen niet leidt tot heffing van schenkbelasting. Dit is opgenomen in onderdeel 3.1 van het wijzigingsbesluit. Voorts is in onderdeel 3.2.1 van genoemd besluit aangegeven dat als tijdens het huwelijk door middel van huwelijkse voorwaarden wordt gekozen voor de wettelijke gemeenschap van goederen, dit evenmin een schenking vormt voor de schenkbelasting.

Op de situatie van andere beperkte gemeenschappen wordt ingegaan in het huidige onderdeel 3.4 van het aangepaste beleidsbesluit van 5 juli 2010, welk onderdeel (afgezien van een hernummering, voorheen was het onderdeel 3.2) ongewijzigd is gebleven.

De leden van de fractie van het CDA vragen voorts of ik bereid ben een goedkeuring op te nemen in het beleidsbesluit met betrekking tot samenlevingscontracten waarin wordt afgesproken om het vermogen van de partners tot maximaal gelijke delen te verdelen. In antwoord op deze vraag kan ik aangeven dat momenteel wordt bezien of, en zo ja onder welke voorwaarden, voor een notarieel samenlevingscontract een vergelijkbare goedkeuring kan worden verleend zoals die voor de in onderdeel 3.2.3 van het beleidsbesluit genoemde huwelijkssituatie met een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding. Mijn ambtenaren zijn hierover in overleg met een aantal vertegenwoordigers van beroepsorganisaties.

De leden van de fractie van de SP hebben kennis genomen van genoemd beleidsbesluit en vragen voor hoeveel gevallen er nu duidelijkheid is geschapen en of er nog gevallen bekend zijn die ofwel schenkbelasting moeten betalen ofwel die daarover in onzekerheid verkeren. Deze leden vragen voorts om de meest voorkomende gevallen te schetsen waarin schenkbelasting is verschuldigd door te trouwen. Ik wil voorop stellen dat trouwen zonder het aangaan van huwelijkse voorwaarden niet leidt tot heffing van schenkbelasting2. Gelet op de diversiteit aan huwelijkse voorwaarden is het moeilijk om aan te geven voor hoeveel gevallen er nu wel of geen zekerheid is gegeven. Het beleidsbesluit verschaft in ieder geval zekerheid voor de meest voorkomende huwelijksgoederenregimes, zoals de wettelijke gemeenschap van goederen, de algehele gemeenschap van goederen met gelijke delen en voor het wederkerig finaal verrekenbeding. Een categorie waarvoor onzekerheid is blijven bestaan, is beschreven in het eerdergenoemde (hernummerde) onderdeel 3.4 van het beleidsbesluit van 5 juli 2010. Daarin is aangegeven dat het aangaan van een beperkte gemeenschap of een beperkt finaal verrekenbeding een schenking kan inhouden, waarbij het aangaan van een beperkte gemeenschap met betrekking tot een pand als voorbeeld is genoemd.

Tevens vragen deze leden naar cijfers inzake het aantal gevallen waarin omwille van het ontgaan van schenkbelasting of om andere financiële redenen, wordt getrouwd. De Belastingdienst beschikt niet over dergelijke cijfers. Financiële motieven voor het aangaan van een huwelijk, ook daar vragen deze leden naar, kunnen velerlei zijn en hoeven niet ingegeven te zijn door fiscale overwegingen. Gelet op het karakter van het beleidsbesluit, voornamelijk uitleg en duiding van bestaande wet- en regelgeving en jurisprudentie en bevestiging van reeds eerder gevoerd beleid, is niet te verwachten dat er budgettaire gevolgen zijn, dit naar aanleiding van een andere vraag van deze leden.

Ten aanzien van de uitvoerbaarheid van het onderhavige beleidsbesluit, deze leden vragen daar ook naar, merk ik op dat hetgeen in dit besluit is geregeld voor een aantal veel voorkomende, gangbare situaties duidelijkheid verschaft en daardoor voor de Belastingdienst goed uitvoerbaar is. Voor wat betreft de personeelsinzet voor dit besluit kan worden aangegeven dat vragen die spelen over mogelijke gevolgen van het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden onderdeel vormen van het normale bedrijfsproces voor de schenkbelasting.


X Noot
1

Kamerstuk 34 786, nr. 18.

X Noot
2

Tenzij sprake is van een fraus legis geval («nephuwelijk»).

Naar boven