31 066 Belastingdienst

Nr. 408 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 juni 2018

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 16 april 2018 inzake de 21e halfjaarsrapportage Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nr. 401).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2018. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Freriks

Inleiding

Hierbij bied ik u de antwoorden op feitelijke vragen over de 21e halfjaarsrapportage Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nr. 401). Voor de leesbaarheid heb ik sommige vragen geclusterd.

Tevens bied ik u de rapportages aan van de Auditdienst Rijk en het externe bureau SIG aan naar aanleiding van de voortbrenging van twee nieuwe systemen die de aangifteverwerkingen het gehele heffings- en inningsproces van de schenk- en erfbelasting ondersteunen (OSA en SEA)1. De opdracht voor het rapport van de Auditdienst Rijk is gegeven naar aanleiding van de Gateway-review die op 31 januari 2018 gelijktijdig met de brief over de nadere toedracht vertraging schenk- en erfbelasting met uw Kamer is gedeeld (Kamerstuk 31 066, nr. 395. De Gateway heeft geadviseerd om een «foto» te maken van de technische staat van de twee nieuwe systemen, bij voorkeur door de Auditdienst Rijk. Ik heb in overleg met de Auditdienst Rijk besloten een deel van de technische staat vast te laten stellen door SIG en aanvullend daarop door middel van onderzoek door de Auditdienst Rijk mogelijke problemen in de voortbrenging die de technische staat van de nieuwe systemen kunnen beïnvloeden, of hebben kunnen beïnvloeden, in beeld te brengen. De SIG rapporten en het rapport van de Auditdienst Rijk vormen gezamenlijk de «foto».

Ik ben blij met de rapportage van de Auditdienst Rijk en de SIG rapporten en de scores die daaruit naar voren komen. Het rapport ondersteunt het beeld over de technische staat van de nieuwe systemen. Tezamen zorgen deze rapportages voor het beeld dat verbeteringen mogelijk zijn, maar dat de systemen in de basis goed zijn. Dit geeft mij voldoende grond te besluiten niet terug te gaan naar het oude systeem en vast te houden aan de ingezette lijn. Ik neem de aanbevelingen dan ook ter harte. Ik ben positief over alle ontwikkelingen die in gang zijn gezet en ik heb vertrouwen in het actieplan zoals dat is ingezet.

1.

Kunt u aangeven of de Autoriteit Persoonsgegevens al een bericht en/of rapport over het onderzoek naar de Broedkamer aan de Belastingdienst gestuurd heeft, dan wel gepubliceerd heeft?

Antwoord

Het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens naar de afdeling Data & Analytics van de Belastingdienst (en de voorgangers daarvan) loopt. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft nog geen bericht of rapport gepubliceerd.

2.

Waarom is de automatisering niet op tijd gereed? Waarom is dat niet eerder voorzien? Wanneer werd dit duidelijk?

13.

Hoe heeft het kunnen gebeuren dat het onderhoud aan een softwareprogramma door de leverancier stopt alvorens een nieuw systeem werkzaam is?

Antwoord

In de 21e halfjaarsrapportage (Kamerstuk 31 066, nr. 401) is ingegaan op twee dossiers. Ten eerste de invoering van de MRB-toeslag voor oude, vervuilende dieselvoertuigen en ten tweede de ontwikkeling van een nieuw inningssysteem. Hierna wordt op beide dossiers ingegaan.

MRB-systeem

Het huidige ICT-systeem van de motorrijtuigenbelasting (MRB) is sterk verouderd en wordt het momenteel gemoderniseerd. Het invoeren van de MRB-toeslag vereist aanpassingen die in het huidige systeem niet doorgevoerd kunnen worden. Om die reden is ervoor gekozen deze maatregel in een nieuw MRB-systeem in te bouwen. De implementatie van dit nieuwe MRB-systeem werd initieel voorzien op 1 januari 2019 maar gedurende de bouw bleek dat de complexiteit groter is dan vooraf werd ingeschat. Daarnaast heeft het nieuwe systeem veel raakvlakken met andere systemen en moet ook een groot aantal transacties (tegelijkertijd) verwerkt kunnen worden. Door deze omstandigheden is de implementatie vertraagd. De verwachting is dat de maatregel per 1 januari 2020 alsnog in werking kan treden.

Inningssysteem

Het inningssysteem vormt het hart van de uitvoering door de Belastingdienst. Zoals al eerder aan uw Kamer is gemeld is – evenals het MRB-systeem – het huidige inningssysteem verouderd. In de loop der jaren is dit systeem meerdere malen aangepast en inmiddels wordt het ondersteund door meerdere applicaties. Hierdoor is een ingewikkeld complex van applicaties ontstaan.

Gebleken is dat het erg lastig is deze applicaties te vervangen of aan te passen. De laatste poging om de applicaties te vervangen door het Enterprise Tax Management (ETM) is in 2014 beëindigd. Omdat delen van ETM nog wel werden gebruikt is het contract met de buitenlandse leverancier in 2014 verlengd tot 1 januari 2020. Met het oog op het aflopen van het onderhoudscontract is de Belastingdienst in 2015 gestart met de ontwikkeling van een vervangend systeem. Op dat moment is tevens de beslissing genomen om de autoheffingen als eerste aan te sluiten op het nieuw te ontwikkelen inningsysteem. Dat was wenselijk gelet op de prioriteit die werd gegeven aan de herontwikkeling van de automatisering van de autoheffingen. Op het moment dat het nieuwe systeem succesvol met de autoheffingen zou draaien, zouden ook andere heffingen aangesloten kunnen worden op het nieuwe systeem. Zowel bij de autoheffingen als bij het inningsysteem zijn echter vertragingen in de realisatie ontstaan. Ook is er prioriteit gegeven aan werkzaamheden ten behoeve van de invoering van de Wet tegemoetkomingen loondomein.

In 2017 is begonnen om de zogenoemde doelarchitectuur voor het inningslandschap op te stellen. De applicaties die gebruikt worden voor het proces inning zijn daarbij systematisch in kaart gebracht. Ook zijn de benodigde ontwikkelstappen in beeld gebracht, waaronder de vervanging van ETM. Met de inrichting van de topstructuur en het aanwijzen van verantwoordelijk directeuren voor ketens en domeinen, is de randvoorwaarde ingevuld om systematisch te kunnen sturen op de ontwikkeling van domeinen waaronder het inningsdomein. Bij de verdere uitwerking van de doelarchitectuur en de besluitvorming daarover ontstonden zorgen over de tijdige vervanging van dit systeem. Onderzocht is of er alternatieve oplossingen waren. Begin 2018 is vastgesteld dat de zorgen terecht waren en dat er geen alternatief voorhanden bleek.

3.

Hoeveel extra douaniers worden opgeleid? Is er voldoende capaciteit om al deze personen op te leiden?

Antwoord

Tot eind volgend jaar zullen naar verwachting ten minste 1.000 douaniers opgeleid worden, zoals nader toegelicht in onderstaande tabel.2

Jaar

Aantal douaniers dat start met opleiding a.g.v. reguliere instroom

Aantal douaniers dat start met opleiding a.g.v. Brexit

Totaal aantal douaniers dat start met opleiding

2018

ca. 60

ca. 370

ca. 430

2019

ca. 70

ca. 500

ca. 570

Totaal

   

ca. 1.000

Om alle lopende en nog te starten opleidingen te realiseren (reguliere en Brexit-instroom) is versterking van de docentenpool noodzakelijk. De Belastingdienst geeft dit vorm door het anders inzetten van de docentenpool en het intern werven van docenten. Om nieuwe medewerkers op te vangen, zullen er tevens ervaren medewerkers ingezet worden als begeleider bij stages en inwerkperiodes. Deze stappen vragen mogelijk nog nader te bepalen keuzes in de uitvoering van het primaire proces. Daarnaast wordt in samenspraak met de verantwoordelijke organisatie binnen de Belastingdienst (de SSO O&P Academie) gewerkt om de huidige startopleidingen te verkorten en vernieuwing/innovatie toe te passen. Zo zullen de nieuwe douaniers die dit najaar hun opleiding starten in het kader van de Brexit, te maken krijgen met een versneld en op onderdelen aangepast opleidingstraject. Daarmee wordt de opleidingstijd voor een grote groep nieuwe douaniers met circa drie maanden verkort. In de rijksbegroting zijn de kosten voor het anticiperen op de gevolgen van de Brexit voor Douane reeds verwerkt.

4.

Stopt de Belastingdienst op meer plekken met het gebruik van het BSN, bijvoorbeeld in relatie tot het btw-nummer?

Antwoord

Zoals in de antwoorden op de vragen van de leden Van der Molen, Omtzigt en Lodders is aangegeven onderzoekt de Belastingdienst op dit moment of er mogelijkheden zijn om ondernemers die als natuurlijke persoon hun onderneming drijven een btw-identificatienummer te verstrekken dat niet meer gebaseerd is op het BSN.3 Dit is vanwege de specifieke problematiek bij gebruik van het BSN in het btw-identificatienummer voor deze doelgroep. Voor andere (groepen) natuurlijke personen vindt geen heroverweging van het gebruik van het BSN plaats.

5.

Hoeveel geld is de Belastingdienst jaarlijks kwijt aan Wob-procedures?

Antwoord

Omdat de Belastingdienst de inzet van capaciteit op WOB-verzoeken niet registreert is niet aan te geven hoeveel dit kost.

6.

Hoeveel vacatures bij de Belastingdienst zijn momenteel onvervuld?

Antwoord

Op peildatum 22 mei 2018 stonden er vacatures open voor de werving van 1.067 fte. Het proces van werving loopt.

7.

Hoe vaak heeft de Belastingdienst te maken met DDos-aanvallen of andersoortige internetcriminaliteit? Hoe vaak heeft dit gevolgen die intern of voor burgers merkbaar zijn?

Antwoord

De Belastingdienst wordt bijna dagelijks geconfronteerd met DDOS-aanvallen. Bij deze aanvallen wordt de digitale infrastructuur van de Belastingdienst die aan het internet is gekoppeld, bestookt met grotere volumes verkeer. Voor minder grote aanvallen heeft de Belastingdienst voorzieningen getroffen op zijn eigen infrastructuur en voor grotere aanvallen heeft de Belastingdienst migratie-diensten afgenomen bij zijn internetproviders. De internetproviders filteren dan het ongewenste verkeer weg.

De DDOS-aanvallen hebben tot op heden beperkte gevolgen voor burgers of medewerkers. Zo heeft een grote DDOS-aanval gericht op de aangiftecampagne begin maart 2018 circa tien minuten voor verminderde beschikbaarheid gezorgd. Hackers worden echter steeds inventiever met de DDOS-aanvallen. Om die reden blijft het een onderwerp waar de Belastingdienst via zijn Security Operations Center 24 uur per dag alert op is. Ook de mitigerende maatregelen zijn voortdurend in ontwikkeling.

De Belastingdienst ontvangt ten slotte dagelijks meldingen van burgers of medewerkers van email-berichten die erop gericht zijn burgers te misleiden. Deze berichten worden onderzocht en waar mogelijk worden de verzendende partijen via de bevoegde providers uit de lucht gehaald. Hierbij werkt de Belastingdienst nauw samen met het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC).

8.

Heeft de Belastingdienst met betrekking tot de andere ICT-systemen dan Enterprise Tax Management (ETM) afspraken met de leveranciers van de software over de termijnen waarop de software ondersteund zal worden? Op welke manier is de Belastingdienst bezig te voorkomen dat het probleem dat zich nu openbaart bij het ETM-systeem, zich ook bij andere systemen zal voordoen?

Antwoord

Ja, de Belastingdienst heeft afspraken over de ondersteuning van andere software dan ETM. Het komt namelijk voor dat leveranciers versies van software vanaf een bepaalde datum niet langer ondersteunen, zoals bij ETM het geval is. Dit wordt de «End-of-Life» genoemd. De ondersteuning van de leverancier loopt tot de End-of-Life en dat is contractueel vastgelegd. De Belastingdienst heeft in kaart gebracht wat de End-of Life van software is en neemt daarop passende maatregelen. Dat kan het vervangen van de software voor einde houdbaarheidsdatum zijn of het verlengen van het onderhoudscontract op basis van specifieke afspraken. Een probleem zoals bij ETM, wordt bij de andere software niet voorzien.

9.

Hoeveel fte werken er op het wervingscentrum? En met hoeveel fte wordt het wervingscentrum «met spoed versterkt»? Wanneer is dit knelpunt ontdekt?

Antwoord

Op basis van de wervingsinspanning voor 2018 is begin 2018 besloten het Employability Center op te schalen met 10 fte. In totaal werken er in april 2018 71,3 fte bij het Employability Center. Momenteel wordt onderzocht welke opschaling verder nodig is om de wervingsopgave in 2018 (2.350fte) en de komende jaren te kunnen realiseren.

12.

Zijn er mensen ingehuurd die gebruik hebben gemaakt van de vertrekregeling?

Antwoord

Zoals gemeld in het debat van 8 juni 2017 wordt bij directe inhuur getoetst of mensen gebruik hebben gemaakt van de vertrekregeling.4 In het aanbestedingsreglement staat dat er geen medewerkers op de aanbesteding worden ingezet die eerder bij de Belastingdienst zijn vertrokken met een regeling en die onder de draaideurregels zouden vallen.

14.

Welke maatregel uit het regeerakkoord wordt niet doorgevoerd omdat er geen 5 miljoen euro binnenkomt door de toeslag op roetfilters?

18.

Waaraan wordt de opbrengst van de toeslag op oude, vervuilende dieselauto’s besteed?

Antwoord

Er is geen maatregel uit het regeerakkoord die samenhangt met de opbrengst van de toeslag in de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor oude vervuilende dieselauto’s. Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet uitwerking Autobrief II in 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 73, item 26) zijn twee moties met betrekking tot de besteding van de opbrengst van de toeslag in de MRB voor oude vervuilende dieselauto’s aangenomen, namelijk de motie van het lid Neppérus5 en de motie van de leden Schouten en Groot6. In samenspraak met mijn collega van Infrastructuur en Waterstaat informeer ik uw Kamer eind 2018 over de voortgang rondom de invoering van de MRB-toeslag. Daarbij zal ik tevens ingaan op de wijze van uitwerking van de aangenomen moties.

15.

Wanneer wordt de toeslag voor oude vervuilende dieselauto's wel ingevoerd?

Antwoord

De Belastingdienst werkt er naartoe om de automatisering die nodig is voor de invoering van de toeslag voor oude vervuilende dieselauto’s per 1 januari 2020 gereed te hebben, zodat de maatregel met ingang van die datum alsnog in werking kan treden.

16.

Klopt het dat als mensen na het invoeren van de toeslag voor oude vervuilende dieselauto’s een filter installeren, zij niet langer de toeslag hoeven te betalen?

Antwoord

Nee, dit is niet mogelijk. Alleen met een «gesloten» roetfilter, die af-fabriek is gemonteerd, kan de uitstoot van fijnstof onder de voor de MRB-toeslag geldende grens van 5 mg/km worden gebracht. Met het naderhand monteren van een zogenoemde «open» of «retrofit» roetfilter kan de fijnstof uitstoot van dieselvoertuigen niet onder de voor de MRB-toeslag geldende grens van 5 mg/km worden gebracht. De MRB-toeslag kan dan ook niet worden ontlopen door een zogenoemd retrofit roetfilter te plaatsen.

17.

Hoe hoog bedraagt de toeslag op oude, vervuilende dieselauto’s minimaal? Wat is het maximumbedrag?

Antwoord

De MRB-toeslag op oude vervuilende dieselauto’s is een toeslag van 15% bovenop de reguliere MRB geldend voor deze voertuigen. De hoogte van de MRB is afhankelijk van het gewicht van de auto. Bij een relatief lichte dieselpersonenauto (851 – 950 kg) komt de MRB-toeslag uit op € 118 per jaar. Voor een relatief zware dieselpersonenauto (2.251 – 2.350 kg) komt de MRB-toeslag uit op € 416 per jaar. Voor een dieselbestelauto van een ondernemer geldt een MRB-toeslag van € 38 per jaar bij een lichte auto (951–1.050 kg). Bij een relatief zware dieselbestelauto (2.951–3.050 kg) van een ondernemer komt de MRB-toeslag uit op zo’n € 104 per jaar.

19.

Hoe wordt de Kamer op de hoogte gehouden over de voortgang met ETM?

Antwoord

Via de halfjaarsrapportages van de Belastingdienst wordt uw Kamer over relevante wijzigingen van doelstellingen of risico’s inzake de vervanging van het automatiseringssysteem ETM geïnformeerd.

20.

Kunt u de toetsing van het externe bureau op het ETM aan de Kamer doen toekomen?

Antwoord

Het rapport van het externe bureau CGI treft u bijgaand aan7.

21.

Wat is de oorzaak van de vertraging van de beoogde opvolger van ETM?

Antwoord

De hoofdoorzaak van de vertraging is de complexiteit van de automatisering binnen het domein Inning en Betalingsverkeer. Daarnaast spelen factoren als de gelijktijdige ontwikkeling van de automatisering van de autoheffingen en de invoering van nieuwe wet- en regelgeving.

22.

Welke partijen helpen de Belastingdienst bij het ontwikkelen van een vervangend systeem?

Antwoord

Een vervangend systeem wordt door de Belastingdienst in eigen beheer ontwikkeld waarbij gebruik wordt gemaakt van externe inhuur.

23.

Hoe vaak zijn er de afgelopen jaren problemen opgetreden bij ETM die moesten worden opgelost door de leverancier?

Antwoord

In de periode vanaf 2014 zijn in elf gevallen door de leverancier aanpassingen geleverd op het pakket ETM voor het verhelpen van onvolkomenheden in het systeem. In geen van deze situaties is de continuïteit van de dienstverlening aan burgers of bedrijven in het geding geweest.

24.

Op welke wijze kan een burger op 26 mei 2018 op een laagdrempelige manier een overzicht verkrijgen van de gegevens die de Belastingdienst van hem heeft opgeslagen en dus het inzagerecht uitoefenen?

Antwoord

De Belastingdienst heeft op 25 mei 2018 een nieuwe privacyverklaring op de website gepubliceerd. Hierin is de informatie te vinden die ingevolge de artikelen 12 tot en met 14 aan betrokkenen moet worden verstrekt over de verwerking van hun persoonsgegevens. Een overzicht van verwerkingen van persoonsgegevens ten behoeve van de verschillende belastingen, toeslagen en douanetaken maakt daar onderdeel van uit.

In die privacyverklaring is tevens opgenomen hoe betrokkenen hun rechten onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), zoals het inzage- en correctierecht, kunnen uitoefenen. De Belastingdienst heeft het interne proces voor behandeling van deze verzoeken verbeterd. Daarbij is ook rekening gehouden met een substantiële stijging van het aantal verzoeken.

25.

Wanneer is de Belastingdienst naar verwachting wel volledig compliant met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)? Welke elementen zijn het meest complex voor de Belastingdienst?

Antwoord

De Belastingdienst heeft in het traject voor implementatie van de AVG een aantal nalevingsrisico’s geconstateerd en daarvoor maatregelen geformuleerd. Een aantal maatregelen is al uitgevoerd voor 25 mei 2018, voor de overige maatregelen wordt gestreefd naar uitvoering voor 25 mei 2019. Als de voorziene maatregelen zijn uitgevoerd, kan gezegd worden dat de Belastingdienst voldoet aan de AVG.

Naleving van de AVG is echter geen statisch gegeven maar een continu proces. Dit komt mede voort uit het feit dat de AVG veel open normen bevat, die ruimte laten voor aanpassing van te nemen maatregelen op de specifieke kenmerken van een verwerking en de privacyrisico’s die daarmee samenhangen. Bij wijzigingen in wetgeving en in de uitvoeringspraktijk zal steeds bezien moeten worden hoe op een goede manier wordt voldaan aan de eisen die de AVG stelt. De Belastingdienst blijft dus doorlopend werken aan maatregelen die bijdragen aan duurzame naleving. De complexiteit bij naleving van de AVG zit met name in de omvang van de gegevensverwerkingen bij de Belastingdienst en in de genoemde open normen die constante monitoring en bijsturing vergen.

26.

Op welk moment is de Belastingdienst echt begonnen met het implementeren van de AVG (bijvoorbeeld door het aanstellen van functionarissen of het instellen van een projectteam)?

Antwoord

De feitelijke start was het maken van een impactanalyse met behulp van de werkwijze van de uitvoeringstoets. Deze impactanalyse is in april 2017 vastgesteld en aansluitend is, op basis van de impactanalyse, besloten om al bestaande werkwijzen en initiatieven op gebied van privacy aan te jagen en te ondersteunen door middel van een programma. De programmamanager is vlak voor de zomer van 2017 aangesteld en het programma is operationeel vanaf 1 september 2017. De al bestaande werkwijzen waren met name gericht op het voldoen aan de kaders van de Wet bescherming persoonsgegevens. In 2013 is de positie en rol van de Functionaris voor de Gegevensbescherming (FG) versterkt en is een netwerk gestart van functionarissen met specifieke aandacht voor privacyvraagstukken. Vanaf 2012 wordt gewerkt met een Belastingdienstbreed kader voor informatiebeveiliging door de invoering van het Handboek Beveiliging Belastingdienst.

27.

De Belastingdienst geeft aan op het formulier ib-47 te weinig wettelijke basis te hebben voor het gebruik van het BSN. Gelden deze bezwaren niet precies zo voor het fiscale nummer van zzp’ers dat immers gewoon het BSN bevat?

Antwoord

De situatie bij gebruik van het BSN in het btw-identificatienummer is anders dan die bij het gebruik van het BSN in het kader van het IB47-proces. Artikel 10 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Wabb) bepaalt dat overheidsorganen bij het verwerken van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van hun taak gebruik kunnen maken van het BSN. Een van de taken van de Belastingdienst is het heffen van omzetbelasting. Om ondernemers te identificeren ten behoeve van het uitvoeren van deze taak kan dus het BSN worden gebruikt. De Belastingdienst doet dat voor de ondernemers die als natuurlijke persoon hun onderneming drijven. De Wabb staat niet in de weg aan het toevoegen van elementen aan het BSN, bijvoorbeeld om het nummer te kunnen gebruiken in bepaalde systemen of om te voldoen aan Europeesrechtelijke verplichtingen. In geval van het btw-identificatienummer is bijvoorbeeld de prefix NL toegevoegd om te voldoen aan de specificatie van dat nummer in de BTW-richtlijn 2006 (zie artikel 214 en 215 van Richtlijn 2006/112/EG). Het btw-identificatienummer voldoet in dit licht ook aan de eisen in artikel 46 van de Uitvoeringswet AVG, in de zin dat het een nummer is dat ter identificatie van een persoon bij de Wet op de omzetbelasting 1968 is voorgeschreven en door de Belastingdienst voor bij die wet voorgeschreven doeleinden wordt gebruikt.

28.

Waarom krijgen Zeer Vermogende Personen (ZVP’s) een vast aanspreekpunt en mensen die niet zeer vermogend zijn niet?

Antwoord

Personen met een groot vermogen denken meer dan gemiddeld vooruit over overdracht van bedrijfs- dan wel privévermogen, over de internationale spreiding van het vermogen en over hun eigen woonplaats en de vestigingsplaats van hun vennootschappen. Een reden hiervoor is onder meer dat er vaak complexe vraagstukken en grote fiscale belangen spelen. Toezicht op Zeer Vermogende Personen vereist door de complexiteit van dossiers een gestructureerd beeld van de financiële positie en een langetermijnblik. Het toezicht op deze groep kan op deze wijze effectiever worden ingericht. Om die reden heeft de Belastingdienst gekozen voor een integrale en individuele benadering van deze doelgroep, waarbij deze personen een klantcoördinator beschikbaar krijgen die verantwoordelijk is voor de aanpak. De klantcoördinator is het aanspreekpunt voor de belastingplichtige. Deze aanpak maakt het mogelijk dienstverlenend en zo nodig optredend te zijn. Zo waarborgt de Belastingdienst de juiste aanpak en sluit hiermee aan bij het advies van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).

29.

Hoe wordt voorkomen dat ZVP’s belastingadvies krijgen van hun vaste aanspreekpunt?

Antwoord

In paragraaf 3 en 4 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht van 9 mei 2017 nr. 2017/1209 worden heldere kaders gegeven aan het vooroverleg met de Belastingdienst. Binnen die kaders kan via vooroverleg zekerheid vooraf worden verkregen over de gevolgen van voorgenomen handelingen en is het niet mogelijk dat medewerkers belastingadviezen geven.

30.

Wanneer is het programma ZVP opgezet? Hoeveel agressieve fiscale constructies zijn door het programma al ontdekt?

31.

Kan zo concreet mogelijk worden aangegeven wat het ZVP-programma heeft opgeleverd?

Antwoord

In de 17e halfjaarsrapportage is uw Kamer uitgebreid geïnformeerd over de aanleiding, start en inbedding van het programma Zeer Vermogende Personen binnen de Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nr. 176).

Op 1 mei 2014 is het pilotteam gestart. Het programma Zeer Vermogende Personen had de opdracht om een passende reguliere klantbehandeling voor de doelgroep Zeer Vermogende Personen te ontwikkelen en moest een voorstel doen voor de inrichting van de behandeling van die groep belastingplichtigen. Daarnaast moest kennis van de doelgroep en hun fiscale problematiek worden vergaard.

Op basis van de ervaring die is opgedaan bij de behandeling van dossiers van Zeer Vermogende Personen is gekozen voor een geïntegreerde individuele klantbehandeling zodat gewerkt kan worden vanuit een gestructureerd beeld van de financiële positie van een Zeer Vermogend Persoon. Deze aanpak zorgt ervoor dat het lastiger is om belasting te ontwijken, terwijl het tegelijkertijd voor belastingplichtigen die hun fiscale verplichtingen goed willen nakomen gemakkelijker wordt.

32.

Kunt u de knelpunten benoemen die ambtenaren die deelnemen aan het programma ZVP ervaren en die ook uit het WOB-verzoek hieromtrent blijken?

Antwoord

In de openbaar gemaakte nieuwsbrieven kwam een aantal onderwerpen aan de orde waarover discussie kan bestaan, zoals de aftrekbaarheid van beveiligingskosten en het gebruik van jachten en vliegtuigen. Hierbij kost het de inspecteur soms veel tijd en energie om de feitelijke situatie goed in beeld te krijgen. De Volkskrant (publicatie 24 februari 2018) noemde dat knelpunten.

Zeer Vermogende Personen zijn vaak betrokken bij een groot aantal rechtspersonen, waarbij vaak complexe fiscale vraagstukken opkomen. Ten slotte is vaak sprake van een aanzienlijk fiscaal en economisch belang. Onderwerpen die veel capaciteit kunnen vergen zijn bijvoorbeeld het beoordelen van een verzoek om toepassing van de Bedrijfsopvolgingsregeling en het beoordelen van (internationale) structuren. Het benutten en bevorderen van de deskundigheid is een van de redenen om het subsegment Zeer Vermogende Personen in het leven te roepen.

33.

Zijn er nog problemen te verwachten doordat het ETM, dat ook de erfbelasting betreft, niet meer veranderd kan worden, zodat de zeer laat opgelegde aanslagen moeilijker geïnd kunnen worden?

Antwoord

Nee, die problemen zijn niet te verwachten. ETM is voorbereid op de vernieuwingen in de heffing van erf- en schenkbelasting.

10.

Hoeveel fiscale medewerkers zijn er in 2017 vertrokken bij de Belastingdienst? Hoeveel fiscale medewerkers zijn er in 2017 in dienst getreden?

11.

Hoeveel ICT-medewerkers zijn er in 2017 vertrokken bij de Belastingdienst en hoeveel ICT-medewerkers zijn er in 2017 in dienst getreden?

34.

Hoeveel mensen zijn er geworven voor de Belastingdienst, de Belastingdienst/Toeslagen, de Douane, de FIOD en de andere dienstonderdelen (graag een antwoord per onderdeel)?

35.

Hoeveel mensen zijn er in dienst getreden bij de Belastingdienst, de Belastingdienst/Toeslagen, de Douane, de FIOD en de andere dienstonderdelen (graag een antwoord per onderdeel)?

36.

Hoeveel mensen zijn er vertrokken bij de Belastingdienst, de Belastingdienst/Toeslagen, de Douane, de FIOD en de andere dienstonderdelen (graag een antwoord per onderdeel)?

Antwoord

Geworven in 2017 in fte’s (exclusief aantal fte nog in wervingsproces tijdens jaarovergang)1

Belastingen2

: 156 fte

Toeslagen

: 11 fte

Douane

: 181 fte

FIOD

: 81 fte

IV

: 109 fte

Andere dienstonderdelen3

: 218 fte

Totaal:

: 756 fte

X Noot
1

Definitie geworven in 2017: alle werving die in 2017 is afgerond in fte. Hierin is ook de werving meegenomen die in 2016 is gestart. Het gaat om 97 fte waarvan de werving in 2016 is gestart en in 2017 is afgerond.

X Noot
2

Belastingen: Grote Ondernemingen, Midden Klein Bedrijf, Particulieren en Centrale Administratieve Processen

X Noot
3

Andere dienstonderdelen bevat onder meer de Belastingtelefoon

Externe instroom in de Belastingdienst in 2017 in fte’s1

Belastingen2

: 212 fte

Toeslagen

: 2 fte

Douane

: 184 fte

FIOD

: 72 fte

IV

: 90 fte

Andere dienstonderdelen3

: 251 fte

Totaal:

: 811 fte

X Noot
1

Definitie externe instroom in 2017: aantal ingestroomde fte’s in 2017. Een deel van de externe werving is in 2016 afgerond, maar de instroom heeft in 2017 plaatsgevonden. Dit kan bijvoorbeeld komen door een opzegtermijn.

X Noot
2

Belastingen: Grote Ondernemingen, Midden Klein Bedrijf, Particulieren en Centrale Administratieve Processen

X Noot
3

Andere dienstonderdelen bevat onder meer de Belastingtelefoon

Externe uitstroom uit de Belastingdienst in 2017 in fte’s

Belastingen1

: 753 fte

Toeslagen

: 38 fte

Douane

: 59 fte

FIOD

: 21 fte

IV

: 96 fte

Andere dienstonderdelen2

: 175 fte

Totaal:

: 1.142 fte

X Noot
1

Belastingen: Grote Ondernemingen, Midden Klein Bedrijf, Particulieren en Centrale Administratieve Processen

X Noot
2

Andere dienstonderdelen bevat onder meer de Belastingtelefoon

37.

Hoe wordt de Kamer op de hoogte gehouden van de voortgang rond het derde risico bij de aangiftecampagne 2017?

Antwoord

In de 21e halfjaarsrapportage is het risico opgenomen dat aanvullingen van belastingplichtigen mogelijk niet verwerkt kunnen worden omdat ze al in de berekeningsfase zouden zitten (Kamerstuk 31 066, nr. 401). Hierdoor zouden extra bezwaarschriften moeten worden behandeld. Het onderzoek naar de manier waarop dit proces geoptimaliseerd kan worden is inmiddels afgerond. In 2019 (campagne IH 2018) zijn aanpassingen voorzien die naar schatting leiden tot een vermindering van het aantal bezwaren met 20.000. Over de realisatie van deze procesoptimalisatie zal te zijner tijd worden gerapporteerd in de halfjaarsrapportage.

38.

Hoe kan het dat het aantal mensen op de maatwerklijst is verkleind?

Antwoord

Het aantal mensen dat per 1 maart 2018 op de uitzonderingenlijst staat bedraagt 73.526. De stand op 31 december 2017 bedroeg 71.940 personen. Het aantal personen op de maatwerklijst is dus gegroeid. De maatwerklijst is het afgelopen jaar geschoond op dubbelingen. Deze dubbelingen waren ontstaan omdat mensen zich via diverse wegen konden aanmelden. Nieuwe aanmeldingen worden op dit moment vooraf gecheckt op mogelijke dubbelingen.

39.

Hoeveel boetes zijn er tot nu toe opgelegd voor schijnzelfstandigheid?

Antwoord

De Belastingdienst heft op dit moment alleen na bij evident kwaadwillenden, indien aangetoond is dat sprake is van zowel een (fictieve) dienstbetrekking als opzettelijke en evidente schijnzelfstandigheid. Op dit moment zijn er geen naheffingsaanslagen en bijbehorende boetes opgelegd.

40.

Hoe komt het dat 60% van de afname van de toeslagschuld in het buitenland nog altijd afschrijvingen en verminderingen betreft? Wat gaat u doen om dat te verminderen?

Antwoord

De voorschotsystematiek van toeslagen is een risico als de debiteur naar het buitenland vertrekt en er een schuld ontstaat of als hij of zij een schuld meeneemt. Het innen van deze schulden is en blijft een intensief proces. Hiervoor gebruikt de Belastingdienst de opgedane ervaringen en de resultaten van de extra ingezette maatregelen voor het terughalen van de toeslagschulden in het buitenland zoals genoemd in eerdere halfjaarsrapportage. Buitenlandse (toeslag)debiteuren vormen weliswaar een doelgroep, maar zijn daarin niet uniek. Er zijn vele groepen debiteuren die een – soms net iets verschillende – aanpak vragen en die tezamen uit het totaal aan beschikbare capaciteit behandeld moeten worden.

41.

Is er in het kader van het onderzoek naar «geen powerplay maar fairplay» een intern onderzoek gedaan naar de operatie «caf 11 hawaii»?

Zo ja, wanneer is dat gedaan en kunt u het rapport uit 2015 aan de Kamer doen toekomen?

Antwoord

In het kader van het onderzoek «Geen powerplay maar fair play» is geen intern onderzoek uitgevoerd naar de genoemde operatie.

42.

Kan worden aangegeven welke productietabellen de laatste jaren niet meer standaard staan opgenomen in de halfjaarsrapportages?

50.

Welke productietabellen zaten wel in de 15e halfjaarsrapportage (Kamerstuk 31 066, nr. 233) en niet in de 21e halfjaarsrapportage (Kamerstuk 31 066, nr. 401)? Kunt u die aan de Kamer doen toekomen over de periode van de halfjaarsrapportage?

Antwoord

De productietabellen geven sinds de 20e halfjaarsrapportage een overzicht van de voor de Belastingdienst relevante indicatoren uit de begroting IX 2018 (Kamerstuk 31 066, nr. 389). In deze begroting is gekozen voor een set indicatoren die een duidelijk beeld geeft van de begrotingsuitvoering in relatie tot de in de actuele begroting geformuleerde doelstellingen en streefwaarden.

Ten opzichte van de 15e halfjaarsrapportage zijn vijfentwintig indicatoren uit de begroting 2017 aan de tabellen in de 21e halfjaarsrapportage toegevoegd. De tabellen 2, 4 tot en met 7 en 13 uit de 15e halfjaarsrapportage komen niet meer terug; de tabellen 1 en 3 zijn deels opgenomen.

43.

Is bekend hoeveel telefoontjes niet kunnen worden beantwoord omdat de wachtrij te lang is waardoor de verbinding wordt verbroken? Wat is de ontwikkeling door de jaren heen van dit aantal?

Antwoord

De onderstaande tabel laat de meerjarige ontwikkeling zien van door de provider geweigerde telefoongesprekken door een te hoog piekaanbod. Over 2017 ging het om circa 0,6% van het totale aantal belpogingen.

2013

2014

2015

2016

2017

392.000

2.814.000

413.000

108.000

77.000

44.

Veertien procent van de bezwaarschriften zijn niet binnen de Algemene wet bestuursrecht (Awb)-termijn afgehandeld. Welk aantal is dit?

Antwoord

Van de 543.000 in 2017 afgehandelde bezwaarschriften zijn er 75.000 niet binnen de Awb-termijn afgehandeld.

45.

Welk bedrag aan toeslagen moest in 2017 worden terugbetaald? Welk percentage van het geheel aan uitgekeerde toeslagen is dat?

51.

Waardoor moest voor toeslagjaar een groter percentage van het totaal aan uitgekeerde toeslagen worden terugbetaald? Wat is de ontwikkeling van dit percentage langjarig?

Antwoord

Het is inherent aan de wettelijke voorschotsystematiek bij toeslagen dat er sprake zal zijn van terugvorderingen en nabetalingen. Een belangrijke oorzaak van de terugvorderingen is een te lage schatting van het inkomen in de voorschotfase. De Belastingdienst hanteert sinds 2016 een andere systematiek waarbij gebruik wordt gemaakt van bij de Belastingdienst bekende inkomensgegevens. Daardoor wijkt het geschatte inkomen minder af van het vastgestelde inkomen en hoeven minder grote bedragen teruggevorderd te worden. Ook fraudemaatregelen en het uitvoeren van controles moeten eraan bijdragen dat het terug te vorderen bedrag afneemt. De Belastingdienst streeft ernaar om terugvorderingen zoveel mogelijk te beperken tot een bedrag lager dan € 500 (en voor de kinderopvangtoeslag € 1.000). De Belastingdienst slaagt hier steeds beter in. In 2017 voldeed 92,2% van de in dat jaar definitief toegekende toeslagen aan deze doelstelling, in 2016 was dat 91,6%.

In 2017 is € 1.715 miljoen aan uitgekeerde toeslagen teruggevorderd. Dit is ruim 12% van het in 2017 aan toeslagen uitgekeerde bedrag van € 13,6 miljard. In 2016 was het teruggevorderde bedrag € 2.028 miljoen. In 2017 hoefde dus ruim € 300 miljoen minder teruggevorderd te worden.

De ontwikkeling van het percentage terugvorderingen over de toeslagjaren 2012 tot en met 2016 was 31,4%, 27,2%, 25,8%, 24,8% en 28,9%. Over toeslagjaar 2016 zijn weliswaar relatief meer terugvorderingen ingesteld dan over toeslagjaar 2015 maar de toename betreft met name kleine terugvorderingen van minder dan € 500. Het aantal hoge terugvorderingen (boven de € 500) is gedaald.

46.

Waarom is het bedrag aan «Brutocorrectie opbrengsten boekenonderzoeken MKB» lager dan in 2016?

47.

Hoe heeft het aantal boekenonderzoeken zich ontwikkeld van 2016 op 2017?

Antwoord

Als gevolg van de verminderde capaciteit door uitstroom van personeel is er minder capaciteit beschikbaar voor het uitoefenen van «toezicht buiten». Deze ontwikkeling heeft geleid tot een afname van het aantal uitgevoerde boekenonderzoeken MKB van 27.000 in 2016 naar 23.600 onderzoeken in 2017. Ondanks een lichte stijging van de gemiddelde bruto correctieopbrengst per boekenonderzoek MKB zijn de totale bruto correctieopbrengsten boekenonderzoeken MKB in 2017 gedaald ten opzichte van 2016.

48.

De achterstand invordering bedroeg in 2017 2,7%. Kan de ontwikkeling van dit percentage worden weergegeven voor de afgelopen vijf jaar? Wat is het bedrag aan achterstallige invordering dat nog openstaat?

Antwoord

De onderstaande tabel laat de meerjarige ontwikkeling zien van de indicator achterstand invordering.

2013

2014

2015

2016

2017

2,4%

2,3%

2,2%

2,6%

2,7%

Het bedrag aan achterstallige invordering van de betalingsachterstand van burgers en bedrijven dat per eind 2017 openstaat betreft € 3.366 miljoen.

49.

Hoe wordt gezorgd dat de 10% verhoging van de doelstelling in de omgevingsgerichte strafonderzoeken dit jaar niet te ambitieus blijkt?

Antwoord

De gehanteerde norm van 10%-punt toename per jaar is voor 2017 -zoals aangegeven- te ambitieus gebleken. Om die reden is voor 2018 de streefwaarde niet verhoogd en is wederom het percentage van 2017 (40%) als streefwaarde vastgesteld. De FIOD zet nadrukkelijk in op de verdere ontwikkeling van de verbinding met de ketenpartners (zoals de politie en het Openbaar Ministerie, lokale en provinciale overheden en andere handhavingsorganisaties) en zal tevens onderzoeken of de kaders van deze betrekkelijk nieuwe werkwijze voor alle betrokkenen voldoende duidelijk is.

52.

Hoeveel mensen werken in totaal bij het Advance Pricing Agreements (APA)/Advance Tax Rulings (ATR)-team, zowel bij het ministerie, in het team zelf en op locaties elders?

Antwoord

Een APA- of ATR-verzoek wordt ingediend bij de lokale inspecteur. Deze dient het verzoek voor bindend advies door te sturen aan het APA/ATR-team. Gedurende het proces blijft de lokale inspecteur betrokken bij het afgifte-proces.

Ultimo 2017 was de bezetting van het APA/ATR-team in Rotterdam 69,8 fte. Niet alle medewerkers van het APA/ATR-team houden zich bezig met het geven van zekerheid vooraf. Het APA/ATR-team is ook verantwoordelijk voor de gehele fiscale behandeling van circa 10.000 belastingplichtigen. Dat wil zeggen de heffing, controle en inning van alle belastingmiddelen. Dit werk wordt verricht door ongeveer 40 fte. Circa 20 fte houdt zich bezig met het verlenen van zekerheid vooraf in de vorm van APA’s en ATR’s. Daarnaast houden zich in Amsterdam nog 3 personen incidenteel bezig met de afgifte van APA’s (samen 0,6 fte). De overige 10 fte zijn belast met de overige werkzaamheden, waaronder administratieve ondersteuning en management.8 Het APA/ATR-team stemt beleidsmatige aspecten van APA’s en ATR’s af met relevante kennisgroepen en coördinatiegroepen en met medewerkers op het Ministerie van Financiën. Deze personen houden zich niet bezig met de daadwerkelijke afgifte van individuele APA’s en ATR’s.

53.

Welke looptijd hebben rulings normaliter? Hoeveel rulings hebben een langere looptijd? Hoeveel rulings hebben een looptijd tussen de vijf en tien jaar? Hoeveel rulings hebben een looptijd tussen de tien en twintig jaar? Zijn er ook rulings met een looptijd die langer dan twintig jaar is afgesloten? Zijn er ook rulings voor onbepaalde tijd afgesloten?

Antwoord

De looptijd van een APA of ATR bedraagt in beginsel vier tot vijf jaar. In het APA- en ATR-besluit is vastgelegd dat uitzonderingen mogelijk zijn, bijvoorbeeld bij langlopende contracten.9 Indien de feiten en omstandigheden dit rechtvaardigen, bijvoorbeeld bij een langdurige investering waarbij ook langlopende contracten worden aangegaan, wordt soms een langere looptijd overeengekomen, bijvoorbeeld tien jaar. In die gevallen wordt in zijn algemeenheid een evaluatie halverwege die langere termijn opgenomen om te beoordelen of de feiten en omstandigheden gelijk zijn gebleven. Hoeveel rulings een langere looptijd hebben dan vier tot vijf jaar is niet precies te zeggen. Een APA/ATR heeft altijd een vaste looptijd. Er zijn geen APA’s of ATR’s voor onbepaalde tijd afgesloten.

54.

Wie heeft de eenendertig rulings geselecteerd?

Antwoord

De onderzoekscommissie heeft het onderzoek zelf opgezet. De onderzoeksopzet is afgestemd met de Auditdienst Rijk. Binnen deze opzet hebben de twee externe leden de rulings geselecteerd. Naast de eenendertig te onderzoeken APA’s of ATR’s, zijn nog twee zogenoemde informeelkapitaalrulings toegevoegd. Dit vanwege de belangstelling daarvoor in uw Kamer. In totaal zijn dus 33 rulings in het onderzoek betrokken. Blijkens de rapportage heeft de onderzoekscommissie bij de selectie van de te onderzoeken APA’s en ATR’s een evenwicht gezocht tussen enerzijds een zo aselect mogelijke trekking en anderzijds het bereiken van een redelijke spreiding van de te onderzoeken APA’s en ATR’s over de verschillende soorten. Binnen elke soort zijn de te onderzoeken rulings aselect gekozen.

55.

Volgens de toenmalige Staatssecretaris van Financiën bedroeg het belang van de rulingpraktijk in 1983 ca. 150.000.000 gulden aan vennootschapsbelasting. (Kamerstuk 19 700 IXB, nr. 25) Kunt u aangeven hoe groot dit belang nu is?

Antwoord

Een ruling wordt afgegeven binnen de kaders van wet- en regelgeving, beleid en jurisprudentie. Hierdoor maakt het voor de hoogte van de aanslag geen verschil of hier wel of geen ruling aan ten grondslag ligt.

56.

Bent u bereid de kosten van de APA/ATR-praktijk te berekenen?

Antwoord

Het APA/ATR-team maakt integraal onderdeel uit van de gehele Belastingdienst. Het geven van zekerheid vooraf is naast de heffing, controle en innig onderdeel van het gehele toezichtspalet. Daarnaast is, zo blijkt ook uit antwoord op vraag 52, ook de lokale inspecteur en bijvoorbeeld kennisgroepen betrokken bij het geven van zekerheid vooraf in de vorm van een APA of ATR. Op basis van hetgeen hiervoor is aangehaald, is het niet mogelijk de kosten van de APA/ATR-praktijk als geheel in kaart te brengen.

57.

Kunt u enige toelichting geven op de passage over de afronding in APA’s? Kunt u uitleggen waardoor een afronding plaatsvindt en de uitkomst onder de mediaan komt te liggen?

Antwoord

Het betreft hier het bepalen van een zakelijke verrekenprijs in APA’s. De onderzoekscommissie schrijft hierover dat in enkele beoordeelde APA’s de benchmark zorgvuldig en zo nauwkeurig mogelijk is bepaald, en dat er vervolgens op kwalitatieve gronden een afronding plaatsvindt, bijvoorbeeld een afslag vanwege de afwezigheid van financieringslasten. De commissie geeft aan dat de uitkomst hiermee onder de mediaan kan komen te liggen. De onderzoekscommissie concludeert dat er in die gevallen goede redenen bestonden maar de onderzoekscommissie heeft op basis van het dossier niet goed kunnen vaststellen of de hoogte van de afronding in overeenstemming is met het belang van de reden. Hierbij benadrukt de commissie dat de APA’s nog wel binnen de te accepteren bandbreedte vallen (wat betekent dat een aangifte gedaan met deze verrekenprijzen – (ook) zonder APA – niet door de inspecteur zou kunnen worden gecorrigeerd).

De bepaling van verrekenprijzen is geen exacte wetenschap. Daarom zal de toepassing van de gehanteerde verrekenprijsmethode veelal leiden tot een «range» van waarden waarbinnen de te hanteren verrekenprijs zich kan bevinden. Vooropgesteld moet worden dat de gehele «range» die wordt bepaald een zakelijke verrekenprijs is en dus overeenkomt met het zakelijkheidsbeginsel zoals opgenomen in artikel 8b van de Wet Vennootschapsbelasting 1969 en de OESO guidelines voor verrekenprijzen. Er kunnen diverse redenen zijn om te kiezen voor een punt in de range dat afwijkt van de mediaan. Dit kan zowel een afwijking naar boven, als naar beneden zijn. Een reden kan bijvoorbeeld zijn dat er een beter passende waarneming in de range voorhanden is dan de mediaan. Soms verzoekt een bedrijf om een kleine afwijking ten opzichte van de mediaan bijvoorbeeld om redenen van consistentie tussen de diverse landen.10


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Op dit moment is nog niet precies duidelijk hoeveel douaniers die in 2019 regulier (non-Brexit) geworven worden ook hun opleiding in dat jaar starten. Het genoemde aantal van ca. 70 fte voor 2019 is op basis van de huidige inschattingen de ondergrens.

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen 2017/18, nr. 1841.

X Noot
4

Kamerstuk 31 066, nr. 371.

X Noot
5

Kamerstuk 34 391, nr. 24.

X Noot
6

Kamerstuk 34 391, nr. 29.

X Noot
7

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
8

Zie hiervoor ook het jaarverslag van het APA/ATR-team paragraaf 3 onderdeel C opgenomen als bijlage bij Kamerstuk 25 087 nr. 187

X Noot
9

Besluit DGB 2014/3098, paragraaf 4 en Besluit DGB 2014/3099, paragraaf 5.

X Noot
10

Het gebruik van een range is verder uitgewerkt in het verrekenprijsbesluit van 22 mei 2018, nr. 2018–6865.

Naar boven