31 066 Belastingdienst

Nr. 384 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 oktober 2017

Bij brief van 14 september jl. heeft de vaste commissie voor Financiën mij gevraagd op welke wijze alsnog invulling wordt gegeven aan de motie van de leden Groot en Omtzigt1.

Deze motie verzocht de regering om een verkenning van de juridische mogelijkheden voor een compensatieregeling voor ondernemers die in de jaren 2014 tot en met 2016 nadeel hebben ondervonden van het probleem van het «papieren inkomen» (door de gemeente verstrekte leenbijstand die was omgezet in een gift die doorwerkt in het inkomen). Met deze brief reageer ik mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW) op dit verzoek.

Met mijn brief van 4 juli jl.2 heb ik invulling gegeven aan de hiervoor genoemde motie. Een verkenning van de juridische mogelijkheden heeft voor mijn ambtgenoot van SZW en mij de conclusie opgeleverd dat een compensatieregeling die zich uitstrekt over de jaren 2014, 2015 en 2016 juridisch gezien alleen stand zal kunnen houden als deze een wettelijke basis krijgt en goed gemotiveerd kan worden waarom voor deze drie jaar gekozen wordt. Ook dan zijn er geen garanties te geven dat er geen nadelige effecten kunnen ontstaan, zoals precedentwerking en risico’s op nieuwe bezwaar- en beroepsprocedures. In die brief is tevens aangegeven dat er binnen de begrotingen van de toeslagendepartementen en Financiën geen dekking aanwezig is voor de ruim € 17 miljoen die een compensatieregeling voor deze drie jaren zou kosten. Vanwege de juridisch kwetsbaarheid van het afbakenen van de compensatieregeling tot drie jaar is er mogelijk dekking nodig oplopend tot € 57 miljoen. Mede gelet op de demissionaire status van het huidige kabinet wordt de besluitvorming daarover overgelaten aan het nieuwe kabinet. U kunt het nieuwe kabinet ter wille zijn door aan te geven hoe u in de beoogde dekking wilt voorzien.

Er zijn geen nieuwe inzichten die leiden tot een andere conclusie dan die wij in de brief van 4 juli aan Uw kamer hebben gemeld.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

Kamerstuk 31 066, nr. 346

X Noot
2

Kamerstuk 31 066, nr. 370

Naar boven