31 066 Belastingdienst

Nr. 274 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 juni 2016

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 1 april 2016 over automatische uitwisseling van rulings (Kamerstuk 31 066, nr. 260).

De vragen en opmerkingen zijn op 28 april 2016 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 3 juni 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De griffier van de commissie, Berck

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief «automatische uitwisseling van rulings» en hebben daarover de volgende vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de implementatiewet van de administratieve samenwerkingsrichtlijn dit jaar aan de Tweede Kamer wordt voorgelegd. Kan de Staatssecretaris preciezer aangeven wanneer de implementatiewet aan de Tweede Kamer wordt voorgelegd? Kan implementatie nog op 1 januari 2017 plaatsvinden? En als dat niet het geval is, kan dan al wel worden begonnen met de automatische uitwisseling? Zo ja, waarom?

Hoe wordt in de implementatiewet van de richtlijn voorkomen dat de privacy van betrokkenen wordt geschaad en hoe wordt voorkomen dat er concurrentie en bedrijfsgevoelige en -vertrouwelijke informatie wordt gedeeld en op straat komt te liggen? Nederland hoeft als het gaat om het verstrekken van bedrijfsgeheimen geen inlichtingen te verstrekken. Hoe bepaalt de Belastingdienst dat er sprake is of kan zijn van bedrijfsgeheimen?

Er is een ondergrens voor rulings die zijn afgesloten voor 1 april 2016 voor bedrijven met een wereldwijde omzet van meer dan € 40 miljoen. Waarop is deze grens gebaseerd? En waarom is er voor rulings na 1 april 2016 geen ondergrens?

De leden van de VVD-fractie hebben de ervaring dat richtlijnen in Nederland heel strikt worden ingevoerd, maar dat in andere lidstaten er vaak een minder strikte implementatie plaatsvindt. Welke ruimte zit er in de richtlijn voor lidstaten qua interpretatie, qua lidstaatopties, etc.? Wat is de stand van zaken van de implementatie van de richtlijn in andere lidstaten?

Er is een brede en vormvrije invulling van het begrijp ruling afgesproken om zo eventuele ontwijking ervan door lidstaten te voorkomen. In hoeverre maakt zo’n brede en vormvrije invulling het juist niet extra makkelijk de richtlijn te ontwijken?

Hoe verhoudt dit besluit zich tot de aanbevelingen uit het BEPS-project van de OESO?

Hoe wordt gewaarborgd dat alle EU-lidstaten ook tegelijk beginnen met het uitwisselen van rulings? Worden ook rulings voor bedrijven met meer dan 40 miljoen omzet die in één lidstaat actief zijn uitgewisseld?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Financiën. De brief geeft aanleiding tot nog een enkele vraag.

De Staatssecretaris stelt dat de kans klein is dat bij het (automatisch) uitwisselen van rulings met andere belastingdiensten de kans klein is dat bedrijfsgeheimen worden uitgewisseld omdat de uit te wisselen informatie globaal van aard is. Dat roept de vraag op welke meerwaarde die uitwisseling van rulings dan nog heeft. Het ligt toch immers voor de hand dat rulings voor internationale bedrijven met name betrekking hebben op vraagstukken betreffende winsttoerekening, de daarbij gehanteerde transferpricing en allerlei vormen van fiscale structurering die veel gedetailleerde informatie bevat over de inrichting van bedrijfsmatige processen. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat Nederland dit soort informatie niet verstrekt? De leden van de PvdA-fractie vragen een reactie en een nadere duiding van waar de grens ligt tussen globale informatie die verstrekt wordt en bedrijfsspecifieke informatie die niet zal worden verstrekt

Tenslotte zijn de leden van de PvdA-fractie benieuwd in hoeverre de automatische uitwisseling van rulings voorziet in de behoefte van de Nederlandse Belastingdienst. Hoe vaak vraagt de Nederlandse Belastingdienst informatie over rulings in het buitenland op en hoe vaak wordt dit thans nog geweigerd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris en hebben enkele vragen over de rulingpraktijk en de uitwisseling van informatie over rulings.

De leden van de fractie van de SP hebben een vraag over het financiële belang is dat is gemoeid met de rulingpraktijk. Volgens de toenmalige Staatssecretaris van Financiën bedroeg het belang van de rulingpraktijk in 1983 (het jaar van onderzoek) ca. 150.000.000 gulden aan vennootschapsbelasting. (Kamerstuk 19 700 IXB, nr. 25) Kan de Staatssecretaris aangeven hoe groot dit belang nu is?

Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel rulings er bestaan die een onbepaalde looptijd hebben? Hoeveel rulings bestaan er die langer dan tien jaar geldig zijn?

In 1986 schreef de Staatssecretaris van Financiën een notitie over het rulingbeleid, merken de leden van de SP-fractie op. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe vaak sindsdien notities over dit rulingbeleid zijn geschreven. Is hij bereid zelf een notitie over het rulingbeleid te schrijven en om in deze notitie een vergelijking te maken met de rulingpraktijk in andere lidstaten?

Zijn rulings in andere landen ook vertrouwelijk, vragen de leden van de SP-fractie? Worden Kamerleden ook in andere landen geweigerd om in vertrouwelijkheid kennis te nemen van rulings? Bestaan er landen waar rulings niet vertrouwelijk zijn? Welke verschillen bestaan er in de lidstaten in de mate van vertrouwelijkheid van rulings?

Hoe vaak worden rulings geweigerd vanwege een tekort aan substance?

Kan worden aangegeven wat het Besluit dienstverleningslichamen en zekerheid vooraf van 2014 tot nu toe heeft opgeleverd? Is hierdoor meer informatie uitgewisseld en heeft dit tot verdere actie geleid, vragen de leden van de SP-fractie?

Over hoeveel rulings zal Nederland informatie ontvangen? Wie gaat deze informatie controleren? Staat er een verplichting opgenomen in de richtlijn om de informatie goed te bekijken? Hoeveel capaciteit is er bij de Belastingdienst beschikbaar om de ontvangen informatie ook daadwerkelijk goed te bestuderen?

Hoeveel informeel kapitaalrulings geeft Nederland jaarlijks af, vragen de leden van de SP-fractie? Valt deze rulingsoort onder de richtlijn en moet hierover dus worden uitgewisseld?

Over welke «zekerheden vooraf» hoeft geen informatie te worden uitgewisseld, vragen de leden van de SP-fractie?

Zijn of worden in Nederland rulings verstrekt die van invloed zijn op de te betalen inkomstenbelasting, vragen de leden van de SP-fractie?

Kan gegevensuitwisseling momenteel worden voorkomen door lidstaten, door te verwijzen naar gebrek van het verwachte belang van uitwisseling, vragen de leden van de SP-fractie? Kan gegevensuitwisseling op andere manieren worden voorkomen door lidstaten? Gebeurt dit in de praktijk?

Vallen rulings die als staatssteun moeten worden aangemerkt onder de richtlijn, vragen de leden van de SP-fractie? Moet hierover dus informatie worden uitgewisseld?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over de uitwisseling van rulings door de Belastingdienst.

Deze leden vragen de Staatssecretaris of hij een beeld kan geven over hoeveel rulings, die dus zijn afgesloten tussen 2012 en 1 april 2016 met een bedrijf met een wereldwijde omzet van meer dan € 40 miljoen, door de Belastingdienst moeten worden verzonden.

Deze leden verzoeken de Staatssecretaris tevens aan te geven wat de stand van zaken in het proces is. Zijn er al rulings en standpuntbepalingen uitgewisseld? Zo ja, naar welke landen? Heeft Nederland al informatie ontvangen? Zo ja, uit welke landen?

Kan de Staatssecretaris dus een precies overzicht geven per land, hoeveel rulings gevraagd zijn en hoeveel rulings geleverd zijn, beide kanten op.

De Staatssecretaris beschrijft dat de Belastingdienst allerlei typen schriftelijke uitlatingen zal moeten uitwisselen, namelijk alle uitlatingen die een uitstralende werking hebben richting de toekomst en een grensoverschrijdend effect hebben. Vallen er onder de desbetreffende schriftelijke uitlatingen ook standpuntbepalingen vooraf, standpuntbepalingen in het kader van een belastingcontrole, gedragslijnen die gegrond zijn op een bewuste standpuntbepaling, vaststellingsovereenkomsten, fiscale compromissen, akkoordverklaringen en fiscale toezeggingen?

Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie dit keer een antwoord per categorie. Zijn er nog meer rechtsverhoudingen die door de Belastingdienst moeten worden uitgewisseld, zo vragen deze leden bovendien.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het antwoord dat de uitvoeringskosten lastig in kaart zijn te brengen. Juist omdat de initiële uitvoeringskosten fors zullen zijn, vragen deze leden de Staatssecretaris toch een indicatie te geven in welke orde deze uitvoeringskosten zullen liggen en op welke wijze deze bekostigd zullen worden.

De Staatssecretaris geeft aan dat belastingplichtigen niet ingelicht zullen worden als informatie over hen wordt uitgewisseld. De Nederlandse Belastingdienst hoeft op grond van de richtlijn geen inlichtingen te verstrekken die zouden leiden tot het verstrekken van bedrijfsgeheimen. De leden van de CDA-fractie kunnen in deze antwoorden geen garantie lezen dat de Belastingdienst dat dan ook niet gaat doen. Kan de Staatssecretaris deze garantie alsnog geven? En als belastingplichtigen niet worden ingelicht, kunnen zij dan wel op eigen initiatief nagaan of de verstrekking van informatie door de Belastingdienst leidt tot het verstrekken van bedrijfsgeheimen? Graag ontvangen deze leden een precieze beschrijving van de waarborgen om geen bedrijfsgeheimen uit te wisselen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de automatische uitwisseling van rulings. Deze leden constateren dat de implementatiewetgeving nog dit jaar naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd. Op dat moment zal het wetsvoorstel uitvoerig worden behandeld. Niettemin hebben deze leden hieraan voorafgaand enkele vragen, naar aanleiding van de antwoorden in de ontvangen brief.

De leden van de D66-fractie lezen in de brief dat de informatie die in eerste instantie zal worden uitgewisseld globaal van aard is en dat een lidstaat zelfs die basisinformatie mag weigeren te verstrekken indien de informatie raakt aan bedrijfsgeheimen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris dit nader kan toelichten. In de brief wordt aangegeven dat dit uitzonderlijke gevallen zou betreffen. Hoe is dit afgebakend en hoe kan worden gecontroleerd of een eventuele weigering om inlichtingen te verstrekken gerechtvaardigd is? Biedt dit niet te veel ruimte aan lidstaten die gevoelige rulings liever niet uitwisselen?

De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris in de memorie van toelichting bij de implementatiewetgeving expliciet en uitgebreid in wil gaan op de reikwijdte van de informatie die moet worden uitgewisseld en of, en zo ja hoe, er op zal worden toegezien dat lidstaten de afspraken ook nakomen. Deze leden onderschrijven het belang van een zogenaamde principle based benadering in tegenstelling tot een rule based benadering, aangezien het laatste makkelijker te omzeilen is. Deze leden zijn benieuwd naar de uitwerking en toepassing hiervan.

Nederland heeft vooruitlopend op de automatische uitwisseling van rulings in de EU al stappen gezet om rulings uit te wisselen tussen Nederland en Duitsland. Kan de Staatssecretaris een update geven van de stand van zaken van de uitvoering van deze overeenkomst? Heeft Nederland inmiddels al Duitse rulings ontvangen? Vallen ook de rulings van de Länder onder de overeenkomst met Duitsland? Tot slot vragen de leden van de D66-fractie of er ook lidstaten zijn waarbij de rulingpraktijk, of een andere vorm waarbij vooraf fiscale zekerheid gegeven wordt, openbare informatie is. Zo ja, welke landen zijn dit?

Vragen en opmerkingen van de heer Van Vliet

De Staatssecretaris stelt dat «de richtlijn een brede en vormvrije invulling van het begrip ruling hanteert, om zo eventuele ontwijking ervan door lidstaten te voorkomen». De heer Van Vliet kan deze argumentatie volgen maar het geeft ook aan dat rulings geen lidstaat overschrijdende standaardopzet hebben. Ook de reikwijdte van rulings zal dan per lidstaat en per ruling flink afwijken, waardoor zelfs bij een juiste interpretatie van de informatie, nog steeds subjectieve meningsverschillen kunnen ontstaan over de gemaakte afspraken.

Is het een overweging geweest om de informatie over alle rulings, vanaf een bepaalde ondergrens, te koppelen in een voor de betrokken lidstaten toegankelijke database? In dat geval hoeven de belastingdiensten niet actief bevraagd te worden en kunnen ze de rulings beter overzien dan wanneer men op specifieke onderdelen geacht wordt zélf alle juiste vragen te stellen. Een gezamenlijke database is mogelijk ook goedkoper dan het opzetten van een «afdeling informatie-uitwisseling» per lidstaat.

Wordt er in de genoemde verbanden ook gesproken over gestandaardiseerde opzet van rulings, teneinde de vergelijkbaarheid (op langere termijn) te verbeteren?

Wordt er in de genoemde verbanden ook gesproken over het beperken van de reikwijdte van rulings, zodat een ruling in elke lidstaat min of meer hetzelfde betekent.

Kan de Staatssecretaris toelichten of en zo ja op welke wijze de uitwisseling van informatie kan leiden tot aanpassingen van reeds vastgelegde rulings?

Kan de Staatssecretaris toelichten of en zo ja op welke wijze de uitwisseling van informatie gevolgen heeft voor de rechtszekerheid van de betrokken belastingplichtigen, vooral ook in relatie tot het antwoord op de voorgaande vraag.

Is er bij alle andere betrokken lidstaten ook een separate afdeling binnen de belastingdienst die specifiek verantwoordelijk is voor rulings?

II Reactie van de Staatssecretaris

De leden van de fractie van de VVD vragen of preciezer kan worden weergegeven wanneer de implementatiewet aan de Tweede Kamer wordt voorgelegd en of de implementatie nog op 1 januari 2017 kan plaatsvinden. Verder vragen de leden zich af of, mocht de implementatie niet voor die datum mogelijk zijn, er dan wel begonnen kan worden met de automatische uitwisseling.

Op 8 december 2015 heeft de Europese Raad Richtlijn 2015/2376 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied1 vastgesteld. Deze richtlijn regelt de automatische uitwisseling van inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken tussen lidstaten en in beperkte mate de Europese Commissie. De richtlijn moet met ingang van 1 januari 2017 in nationale wetgeving zijn geïmplementeerd en in werking treden. Het implementatietraject is kort, maar het kabinet streeft naar indiening van het implementatiewetsvoorstel rond de zomer van dit jaar. Automatische uitwisseling van inlichtingen over rulings tussen lidstaten van de Europese Unie kan niet plaatsvinden voordat het implementatiewetsvoorstel in werking is getreden omdat anders een wettelijke grondslag tot uitwisseling ontbreekt.

Ten aanzien van de implementatie vragen de leden van de fractie van D66 of in de memorie van toelichting van de implementatie expliciet en uitgebreid zal worden ingegaan op de reikwijdte van de informatie die moet worden uitgewisseld. In de memorie van toelichting zal dit verzoek worden meegenomen.

De leden van de fractie van de VVD vragen hoe de privacy van burgers en bedrijfsgevoelige informatie door het implementatiewetsvoorstel worden beschermd. Er worden geen gegevens over natuurlijke personen worden uitgewisseld. Verder schrijft de richtlijn voor dat de inlichtingenuitwisseling niet mag leiden tot de onthulling van een commercieel, industrieel of beroepsgeheim.

Verder zijn de leden van de VVD benieuwd naar de implementatie van andere lidstaten en hoe wordt gewaarborgd dat alle EU lidstaten tegelijk beginnen met uitwisselen van rulings. Ook de leden van de D66 vragen zich af hoe er op wordt toegezien dat de lidstaten hun afspraken nakomen.

De andere lidstaten hebben net als Nederland zich verplicht om de richtlijn voorafgaand 1 januari 2017 te implementeren en zijn net als Nederland gehouden om rulings uit te wisselen binnen de in de richtlijn gestelde deadlines. Het is aan de Commissie om toezicht te houden op de uitwisseling van rulings en vast te stellen of lidstaten niet voldoen aan deze verplichtingen. De Commissie kan niet meewerkende lidstaten in gebreke stellen.

De leden van de fractie van de VVD vragen in hoeverre de EU uitwisseling van rulings zich verhoudt met de OESO minimumstandaard over uitwisseling van rulings. Het principe achter beide initiatieven is hetzelfde maar werkt wel verschillend uit. Zo is de definitie van de EU uitwisseling heel breed gesteld om zo te voorkomen dat er «zwarte gaten» ontstaan. Dit betekent dat elke verleende zekerheid vooraf waarop de belastingplichtige mocht vertrouwen en deze zekerheid heeft grensoverschrijdende gevolgen dan dient de zekerheid worden uitgewisseld. Onder de OESO worden de volgende categorieën uitgewisseld: APA’s, en afspraken die zien op het hebben van een vaste inrichting, informele kapitaalstorting, innovatiebox en tonnageregimes. Verder wordt op basis van de OESO versie informatie over de rulings alleen uitgewisseld aan de relevante landen. De EU-versie stelt dat de informatie over rulings naar een algemene database wordt gestuurd die toegankelijk is voor alle Belastingdiensten van de lidstaten. Alleen relevante lidstaten kunnen vervolgens verdere informatie over deze ruling op verzoek opvragen.

De leden van de fractie van de VVD merken op dat de richtlijn een brede en vormvrije invulling van het begrip ruling is afgesproken. De leden vragen zich af of hierdoor het juist voor lidstaten gemakkelijker wordt om de informatie niet uit te wisselen. Ook vragen de leden zich af of er in de richtlijn opties of keuzes aan de lidstaten worden overgelaten. Tot slot vragen de leden van de SP-fractie zich af over welke «zekerheden vooraf» geen informatie te worden uitgewisseld.

Het idee achter deze richtlijn is dat daadwerkelijk over alle rulings informatie wordt uitgewisseld. Om deze reden is de richtlijn juist zo breed opgesteld om te voorkomen dat lidstaten bepaalde zekerheid vooraf buiten de informatie uitwisseling zou houden. Verder zijn er geen opties (met uitzondering van een MKB drempel voor het verleden) voor lidstaten in de richtlijn opgenomen. Als de zekerheden vooraf geen grensoverschrijdende gevolgen hebben hoeft de informatie niet te worden uitgewisseld.

De leden van de fractie van de VVD willen weten waar de ondergrens van € 40 miljoen is gebaseerd. En verder vragen deze leden waarom 1 april 2016 als peildatum is gebruikt. Tot slot vragen de leden zich af of bedrijven met een omzet meer dan € 40 miljoen die slechts in één lidstaat actief zijn ook rulings moeten uitwisselen?

Het omzet criterium van € 40 miljoen is gebaseerd op de Europese definiëring van het MKB. Bedrijven met een omzet minder dan dit genoemde bedrag worden gekwalificeerd als MKB. Zoals aangegeven in het BNC fiche over de automatische uitwisseling van rulings wilde Nederland met oog op administratieve lasten, voorkomen dat tav rulings die in het verleden zijn uitgegeven ook MKB rulings zouden moeten worden uitgewisseld. De datum van 1 april 2016 is de uitkomst van de onderhandelingen. Uiteraard geldt ook voor MKB-bedrijven dat er geen informatie over hoeft te worden uitgewisseld wanneer eventuele rulings die zij hebben afgesloten, geen grensoverschrijdende gevolgen hebben.

De leden van de fracties van de VVD, de PvdA, het CDA en D66 hebben enkele vragen over de verstrekking van bedrijfsgeheimen. Ik kan deze leden als volgt informeren. De richtlijn schrijft voor dat de automatische verstrekking van inlichtingen niet mag leiden tot de onthulling van een commercieel, industrieel of een beroepsgeheim. Er is sprake van een discretionaire bevoegdheid van een staat om een eigen afweging te maken ten aanzien van het argument dat sprake is van een bedrijfsgeheim. Hieronder wordt verstaan bedrijfsspecifieke kennis die slechts in een kleine groep bekend is en die de bezitter daarvan een aanzienlijk voordeel geeft boven anderen en die bij verstrekking ernstige schade zou kunnen veroorzaken voor de belastingplichtige. Bij de inlichtingenverstrekking over rulings op grond van de richtlijn zal niet zo snel sprake zijn van de onthulling van een bedrijfsgeheim, omdat de inlichtingen die automatisch worden verstrekt slechts een basisset aan gegevens betreft. Wanneer een lidstaat naar aanleiding van die inlichtingen een inlichtingenverzoek doet om meer informatie over bijvoorbeeld een ruling te verkrijgen, kan dit worden geweigerd in het geval de verstrekking van die informatie zal leiden tot de onthulling van een commercieel, industrieel of beroepsgeheim. Of er sprake is van een bedrijfsgeheim kan de Belastingdienst alleen vaststellen door de contacten die zij heeft met het bedrijf waarmee de ruling is afgesloten. De Belastingdienst zal dus in dialoog met de belastingplichtige beoordelen of het verstrekken van de informatie van de ruling die zij afsluiten zou kunnen leiden tot het verstrekken van bedrijfsgeheimen. De belastingplichtige hoeft dus niet te worden ingelicht maar is betrokken. Voor de verstrekking van reeds afgesloten rulings zal de Belastingdienst bij twijfel of er sprake is van verstrekking van een bedrijfsgeheim alsnog contact opnemen met de belastingplichtige.

De leden van de fractie van de SP vragen naar het financiële belang dat gemoeid is met de rulingpraktijk. De rulingpraktijk is in 2001 omgevormd tot de APA/ATR-praktijk in Rotterdam. Het APA-/ATR team is landelijk competent voor het geven van zekerheid vooraf voor de onderwerpen die genoemd zijn in de APA/ATR-besluiten2. Dit betekent dat lokale inspecteur het verzoek van een belastingplichtige tot afgifte van een APA of ATR voor bindend advies moet voorleggen aan het APA-/ATR-team. De belastingplichtige zal dit verwerken in zijn aangifte waarna de aanslag door de inspecteur wordt vastgesteld. Of aan een aanslag een APA of ATR ten grondslag ligt wordt niet systematisch bijgehouden. Het financiële belang dat gemoeid is met de APA-/ATR-praktijk is om die reden niet aan te geven.

Verder vragen de leden van de fractie van de SP hoeveel rulings er bestaan met een onbepaalde looptijd en hoeveel rulings er bestaan die langer dan tien jaar geldig zijn. Een APA of ATR heeft de geldigheidsduur die in de vaststellingsovereenkomst is vastgelegd. In het APA-besluit en in het ATR-besluit is aangegeven dat in beginsel wordt uitgegaan van een looptijd voor APA’s en ATR’s van vier tot vijf jaar. Uitzonderingen zijn denkbaar bij langlopende contracten. APA's en ATR's met een onbepaalde looptijd komen voorzover mij bekend niet en met een looptijd van langer dan 10 jaar nauwelijks voor. Een APA of ATR vervalt bij een relevante wetswijziging of als de aan de APA of ATR ten grondslag liggende feiten en omstandigheden een wezenlijke wijziging ondergaan. Indien een langere periode wordt overeengekomen zal bovendien een tussentijds toetsmoment worden overeengekomen. Er zal dan worden getoetst of de feiten en omstandigheden welke ten grondslag liggen aan de APA of ATR gelijk zijn en of de gehanteerde verrekenprijs nog steeds resulteert in een arm’s length uitkomst.

De leden van de SP-fractie vragen mij of ik bereid ben een notitie over het rulingbeleid te schrijven en om in deze notitie een vergelijking te maken met de rulingpraktijk in andere lidstaten. Mij is geen adequate informatie voorhanden over het rulingbeleid in andere lidstaten. Wel heb ik de indruk dat in zijn algemeenheid de Nederlandse belastingdienst in vergelijking met belastingdiensten in andere lidstaten meer benaderbaar en toegankelijk is.

De leden van de SP-fractie vragen of rulings in andere landen ook vertrouwelijk zijn en of in andere landen Kamerleden ook geweigerd wordt om in vertrouwelijkheid kennis te nemen van rulings. Ook vragen zij of er landen bestaan waar rulings niet vertrouwelijk zijn en welke verschillen er bestaan in de mate van vertrouwelijkheid van rulings. in dat kader vragen de leden van de D66-fractie of er ook lidstaten zijn waarbij de rulingpraktijk, of een andere vorm waarbij fiscale zekerheid gegeven wordt, openbare informatie is.

Helaas beschik ik niet over informatie over de vertrouwelijkheid/openbaarheid van rulings in andere lidstaten/landen. Wel lijkt het mij zeer plausibel dat ook in andere lidstaten/landen een ruling een vertrouwelijk karakter heeft. Niet alleen voor andere belastingplichtigen, maar ook voor Kamerleden. Rulings zien immers op de belastingpositie van belastingplichtigen en kunnen beschrijvingen van allerlei fiscale gegevens bevatten. Deze gegevens zijn in de regel vertrouwelijk.

De leden van de SP fractie vragen hoe vaak rulings worden geweigerd vanwege een gebrek aan substance. Daarnaast vragen zij wat het Besluit dienstverleningslichamen en zekerheid vooraf van 2014 tot nu toe heeft opgeleverd, of hierdoor meer informatie is uitgewisseld en of dit tot verdere actie heeft geleid. Voor verzoeken voor advance pricing agreements (APA’s) en advance tax rulings (ATR’s) geldt dat deze alleen in behandeling worden genomen indien wordt voldaan aan de daarvoor geldende minimum substance eisen. Het aantal APA/ATR-verzoeken dat om deze reden niet in behandeling wordt genomen wordt niet apart geadministreerd maar in een situatie dat men niet voldoet aan de substance-eisen zal in de meeste gevallen geen ATR-verzoek worden ingediend. De substance-vereisten hebben in dit opzicht dus vooral een preventieve werking. Dit geldt ook voor de aanpassingen in het Besluit dienstverleningslichamen en zekerheid vooraf. Op grond van dat besluit wordt informatie over een APA spontaan uitgewisseld met de belastingdienst van het betrokken land of de betrokken landen als het concern waartoe het dienstverleningslichaam behoort, in Nederland niet méér activiteiten ontplooit dan die horen bij de minimale substance eisen. Deze gevallen hebben zich in de praktijk niet voorgedaan. Daarom is er tot op heden geen informatie over APA’s uitgewisseld alleen op die grond. Wel is informatie uitgewisseld met Duitsland over APA’s die zien op dienstverleningslichamen op basis van onder het op 14 juli 2015 tussen de Ministers van Financiën van Duitsland en Nederland gesloten Memorandum van Overeenstemming (MvO). Daarnaast is richting diverse landen informatie uitgewisseld op grond van het feit dat dienstverleningslichamen niet voldoen aan de minimale substance eisen.

Verder vragen de leden van de fractie van de SP hoeveel rulings Nederland informatie zal ontvangen, wie deze informatie gaat controleren en hoeveel capaciteit er bij de Belastingdienst beschikbaar is om de ontvangen informatie ook daadwerkelijk goed te bestuderen. Daarnaast willen de leden van de SP weten of er een verplichting bestaat om informatie goed te bekijken. In dat kader willen de leden van de fractie van het CDA een eerste indicatie ontvangen van de uitvoeringskosten en de wijze van bekostiging.

Omdat mij geen adequate informatie voorhanden is over het rulingbeleid in andere lidstaten, is het aantal rulings waarover Nederland informatie zal ontvangen moeilijk in te schatten. De implementatie van de richtlijn zal leiden tot aanpassing van de Wet op de internationale bijstandsverlening. In het kader daarvan zal er door de Belastingdienst een uitvoeringstoets worden opgesteld. Die uitvoeringstoets is nog niet afgerond en daarom kan de omvang van de benodigde capaciteit nog niet worden gemeld. De verwachting is wel dat de impact fors zal zijn. Uitgangspunt is dat voldoende capaciteit zal worden vrijgemaakt (zowel kwantitatief als kwalitatief) om te zorgen voor het op juiste wijze uitwisselen van de gegevens over de relevante rulings alsmede op het analyseren en behandelen van binnenkomende signalen. In de richtlijn is geen verplichting opgenomen om de informatie door te nemen, maar het spreekt voor zich dat lidstaten de informatie zorgvuldig zullen doornemen.

De leden van de fractie van de SP vragen hoeveel informeel kapitaalrulings Nederland jaarlijks af geeft en of deze ook onder de richtlijn moeten worden uitgewisseld. In mijn brief van 29 april j.l.3 ben ik ingegaan op informeel kapitaalrulings. In die brief heb ik aangegeven dat het aantal situaties van informeel kapitaal (met en zonder ruling) niet systematisch wordt bijgehouden. Een informeel kapitaalruling is een ruling over de toepassing van het arm’s length beginsel. Ook een informeel kapitaalruling wordt afgegeven in de vorm van een Advance Pricing Agreement (APA). APA’s vallen onder de werking van de richtlijn. Informeel kapitaalrulings zullen dus ook worden uitgewisseld. Daarnaast is in OESO-verband binnen het BEPS-project afgesproken dat ook informatie over informeel kapitaalsituaties zonder ruling zal worden uitgewisseld. Dat past binnen de doelstelling van het BEPS-project en de ambities van Nederland om transparantie te vergroten en mismatches tegen te gaan. Om deze gevallen te kunnen detecteren zal in de aangifte vennootschapsbelasting een separate vraag worden opgenomen.

Verder wil de fractie van de SP weten of er in Nederland rulings worden verstrekt die van invloed zijn op de te betalen inkomstenbelasting. Allereerst wil ik opmerken dat een ruling, voor welk belastingmiddel dan ook, geen invloed heeft op de te betalen belasting. Bij dezelfde feiten en omstandigheden verschilt de te betalen belasting niet in situaties met en zonder ruling. Een ruling geeft wel zekerheid vooraf over de toepassing van het recht in een specifieke geval. Zulke zekerheid vooraf is ook in de sfeer van de inkomstenbelasting mogelijk en komt dus ook voor.

Daarnaast vragen de leden van de SP fractie of gegevensuitwisseling momenteel kan worden voorkomen door lidstaten, door te verwijzen naar gebrek van het verwachte belang van uitwisseling. Verder willen de leden weten of gegevensuitwisseling op andere manieren kan worden voorkomen door lidstaten, en of dit gebeurt in de praktijk.

In de internationale inlichtingenuitwisseling speelt het interstatelijke vertrouwen een belangrijke rol. Bij een verzoek om inlichtingen mag de aangezochte lidstaat erop vertrouwen dat de verzoekende lidstaat aan alle voorwaarden voor de inlichtingenuitwisseling heeft voldaan. Één van de voorwaarden om informatie op te mogen vragen is dat er een fiscaal heffingsbelang moet zijn. Lidstaten onderkennen dat het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten van groot belang is voor een effectieve en efficiënte uitwisseling. Het voorkomen van inlichtingenuitwisseling (niet verstrekken) op dergelijke formele gronden komt in de praktijk niet voor. Daarbij kan nog worden opgemerkt dat de inlichtingenuitwisseling voor directe belastingen geen financiële drempel kent. Een aangezochte lidstaat kan inlichtingenuitwisseling dus niet weigeren, omdat het naar de mening van deze lidstaat een (te) gering belang betreft.

Tot slot vragen de leden van de SP-fractie zich af of rulings die als staatssteun moeten worden aangemerkt onder de richtlijn vallen en of informatie over deze rulings dus dient te worden uitgewisseld. Alle rulings vallen onder de reikwijdte van de richtlijn. Dit betekent dat ook deze informatie door de lidstaten dient te worden uitgewisseld.

De leden van de fractie van het CDA vragen naar de hoeveelheid rulings van vóór 1 april 2016 waarvan de informatie moet worden uitgewisseld. Binnen de Belastingdienst wordt momenteel in kaart gebracht om welke aantallen dit gaat. Ten tijde van het afsluiten van dergelijke rulings waren de criteria die nu gehanteerd worden nog niet bekend. Deze rulings zijn daarom niet systematisch opgeslagen. Het is dus niet mogelijk om «met één druk op de knop» het aantal rulings boven water te halen. Een eerste globale inschatting leert dat het om duizenden rulings zou kunnen gaan waarover informatie moet worden uitgewisseld.

Verder vragen de leden van de fractie van het CDA of er al rulings zijn uitgewisseld, zo ja aan welke landen en of al informatie is ontvangen, zo ja uit welke landen. Hieronder een overzicht van de uitgewisselde informatie over rulings vooruit lopend op de implementatie van de richtlijn per 1 januari 2017:

Door Nederland verstrekt aan lidstaten

 

Door Nederland ontvangen uit andere lidstaten

 

Duitsland

74

België

32

Frankrijk

1

Luxemburg

14

Italië

1

Hongarije

1

Spanje

1

Portugal

1

Zweden

1

   

De leden van de fractie van D66 vragen naar een update van de stand van zaken van de uitvoering van de overeenkomst tussen Nederland en Duitsland over het uitwisselen van rulings. Zij vragen tevens of Nederland al Duitse rulings heeft ontvangen en of ook rulings van de Länder onder de overeenkomst vallen. Op basis van het op 14 juli 2015 tussen de Ministers van Financiën van Duitsland en Nederland gesloten MvO vallen ook de rulings van de Länder, met een potentieel grensoverschrijdend effect onder de afspraak. In totaal is er onder het MvO informatie over 74 rulings door Nederland uitgewisseld. Tot op heden zijn nog geen rulings ontvangen uit Duitsland. Ik heb over dit onderwerp zeer onlangs gesproken met de Minister van Financiën van de deelstaat Nordrhein-Westfalen. Wij zullen bij Duitsland blijven aandringen op deze transparantie.

De leden van de fractie van de PvdA vragen hoe vaak de Nederlandse Belastingdienst informatie over rulings in het buitenland heeft opgevraagd en hoe vaak dat wordt geweigerd. In de afgelopen jaren is door de Nederlandse Belastingdienst incidenteel informatie over rulings opgevraagd in het buitenland. Het incidentele karakter wordt met name veroorzaakt door het feit dat de Nederlandse Belastingdienst om informatie over rulings op te kunnen vragen, aanwijzingen moet hebben dat zich in het buitenland een situatie voordoet waarin mogelijk een ruling is afgesloten. Door de automatisch uitwisseling van informatie over rulings, krijgt de Nederlandse belastingdienst meer inzicht in de situaties waarin het buitenland rulings heeft afgesloten. Als de belastingdienst een belang onderkent voor de Nederlandse belastingheffing, dan kan het buitenland verzocht worden om onderliggende informatie. In die gevallen waarin tot op heden is verzocht om informatie over rulings, is door het buitenland de gevraagde informatie verstrekt.

De leden van het CDA vragen of onder de schriftelijke uitlatingen waarover volgens de richtlijn inlichtingen moeten worden uitgewisseld, ook standpuntbepalingen vooraf, standpuntbepalingen in het kader van een belastingcontrole, gedragslijnen die gegrond zijn op een bewuste standpuntbepaling, vaststellingsovereenkomsten, fiscale compromissen, akkoordverklaringen en fiscale toezeggingen vallen. Al deze categorieën uitlatingen kunnen – mits ook aan de overige voorwaarden is voldaan – voor uitwisseling in aanmerking komen. Overige voorwaarden zijn bijvoorbeeld dat de uitlating betrekking moet hebben op grensoverschrijdende transacties of op de vraag of gelet op de activiteiten van een persoon in een ander rechtsgebied al dan niet sprake is van een vaste inrichting, dat de uitlating is gedaan voorafgaand aan de transactie, dat het de interpretatie of toepassing betreft van een bepaling uit de nationale wetgeving en dat de uitlating is gedaan ten aanzien van een persoon of groep van personen.

De leden van de fractie van het CDA vragen voorts of er nog meer rechtsverhoudingen zijn die moeten worden uitgewisseld. De definitie is bewust breed gehouden, zodat alle uitlatingen die voldoen aan de bovengenoemde voorwaarden in beginsel er onder kunnen worden geschaard. De door de leden van de fractie van het CDA gegeven opsomming geeft al een vrij compleet beeld.

Het lid van Vliet vraagt zich of het een overweging is geweest om de informatie te koppelen aan een voor de betrokken lidstaten toegankelijke database. Dat is inderdaad het geval. De lidstaten sturen de informatie over de rulings naar een centrale database die voor alle lidstaten toegankelijk is.

Verder vraag het lid van Vliet zich af of er ook gesproken is over gestandaardiseerde rulings. In dat kader vraag lid van Vliet ook af of een beperking van de reikwijdte van de rulings een optie zou zijn om de rulings beter te standaardiseren. Een standaardisatie van de rulings zou een beperking van de soevereiniteit van de lidstaten betekenen op het gebied van het sluiten van afspraken. Wel is het zo dat er in de gedragscodegroep gesproken wordt over bepaalde minimum standaard waar een ruling aan moet voldoen. Hierin staat ook dat een ruling een overzichtelijke looptijd van 4 à 5 jaar moet hebben.

Het lid Van Vliet vraagt of de uitwisseling van informatie kan leiden tot aanpassing van reeds vastgelegde rulings en of de uitwisseling gevolgen heeft voor de rechtszekerheid van de betrokken belastingplichtigen. Rulings worden afgegeven binnen de kaders van geldende wet, beleid en jurisprudentie. Zolang er geen sprake is van een relevante wetswijziging, blijft de ruling gedurende de overeengekomen looptijd van kracht. Dit uiteraard behoudens bijvoorbeeld een relevante wijziging van feiten en omstandigheden waarop de ruling is gebaseerd. De uitwisseling van informatie zie ik niet als relevante wijziging van feiten en omstandigheden waarop de ruling is gebaseerd en de in te voeren wetgeving op dat vlak zie ik niet als relevante wetswijziging waardoor de ruling komt te vervallen. De uitwisseling van informatie zal dus niet leiden tot aanpassing van reeds vastgelegde rulings en heeft dus ook geen gevolgen voor de rechtszekerheid van de betrokken belastingplichtigen.

Verder wil het lid van Vliet weten of bij alle andere lidstaten ook een separate afdeling binnen de belastingdienst is die verantwoordelijk is voor rulings. Mij is geen adequate informatie voorhanden over het rulingproces in andere lidstaten. In Nederland is het APA/ATR-team in Rotterdam voor een groot gedeelte verantwoordelijk voor het afgeven van rulings. Echter, de definitie van zekerheid vooraf in de richtlijn is breder dan hetgeen waar het APA/ATR-team verantwoordelijk voor is. In het buitenland kunnen ook lokale belastingdiensten afspraken maken die zekerheid vooraf geven met internationale consequenties. Een centraal onderdeel heeft het voordeel dat inderdaad dat gedeelte efficiënter kan worden uitgewisseld. Het zal dus voor alle lidstaten een opgave worden om alle afspraken met zekerheid vooraf uit te wisselen.


X Noot
1

PbEU 2015, L 332/1.

X Noot
2

APA-Besluit, 12 juni 2014 DGB 2014/3098, ATR-besluit 12 juni 2014 DGB 2014 3099.

X Noot
3

Antwoorden op vragen van de commissie over het fiche: Pakket anti-belastingontwijking – Kamerstuk 22 112/34 418, nr. 2126.

Naar boven