31 066 Belastingdienst

Nr. 200 LIJST VAN VRAGEN

Vastgesteld 9 mei 2014

De vaste commissie voor Financiën, heeft over de 13e halfjaarsrapportage Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nr. 198) de navolgende vragen ter beantwoording aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd.

De vragen zijn op 10 april 2014 voorgelegd. Bij brief van 8 mei 2014 zijn ze door de Staatssecretaris van Financiën beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De adjunct-griffier van de commissie, Maas

1. Zijn er nieuwe mensen aangenomen bij de Belastingdienst en zo ja, op welke functies? Hoe zijn de taken van de nieuwe mensen ingevuld? Als er mensen intern zijn doorgeschoven, zijn de ontstane vacatures dan opgevuld?

Antwoord

In 2013 zijn bij Belastingen circa 1.100 medewerkers aangenomen in het kader van de intensivering van toezicht en invordering. In dit kader zijn ook bij de FIOD 50 extra medewerkers geworven. Daarnaast zijn er bij de FIOD 120 extra fte’s voor de aanpak van witwassen beschikbaar gekomen.

Voor al deze intensiveringen zijn bij het regeerakkoord extra middelen ter beschikking gesteld. De Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 20 december 2012.1 Het betreft de functies van controleurs, heffingsspecialisten, invorderaars en deurwaarders. Van de in 2013 aangenomen medewerkers is globaal de helft extern geworven en de andere helft intern doorgestroomd. Niet alle vacatures die vrijkomen door interne doorstroom, zullen worden opgevuld in verband met de taakstellingen.

2. Hoe vaak is bij de Belastingdienst door het OM in de laatste tien jaar melding gedaan van ontnemingsschikkingen? Hoeveel meldingen zijn gedaan sinds 1 augustus 2008?

Antwoord

De Belastingdienst beschikt niet over een centrale registratie. De meldingen gaan via de contactambtenaar bij de Belastingdienst naar de bevoegde inspecteur. Het betreft niet-fiscale delicten omdat ontneming bij fiscale delicten is uitgesloten.

3. Hoe groot was de groep IB-ondernemers per jaar in de afgelopen vijf jaren? Hoeveel inkomstenbelasting droeg deze groep per jaar af in de afgelopen vijf jaren?

Antwoord

De afgelopen jaren waren er circa 1,4 miljoen IB-ondernemers. De jaarlijks door deze groep betaalde Inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen ligt in de orde van € 1,5 – 2,5 miljard. Dit bedrag bestaat uit de verschuldigde belasting (en premies) over arbeid, winst en vermogen, verminderd met aftrekposten, heffingskortingen en voorheffingen.

4. In welke situaties van onregelmatigheden informeren OM en Belastingdienst elkaar, en op welke wijze? Is deze informatie-uitwisseling in alle situaties wederzijds? Zo nee, in welke situaties niet?

Antwoord

De Belastingdienst en het OM hebben regulier overleg over mogelijke strafzaken voor de rechtsgebieden belastingen, toeslagen en Douane. Dit proces is geregeld in de richtlijnen aanmelding en afhandeling fiscale delicten, douane- en toeslagendelicten (Richtlijnen AAFD)2. Zo informeert de Belastingdienst het OM allereerst over vermoedelijk commune delicten die de Belastingdienst in zijn werk tegenkomt. De contactambtenaar van de Belastingdienst doet volgens werkafspraak aangifte bij de verwervingsofficier van Justitie die vervolgens de aangifte verder uitzet. Een tweede situatie is dat de Belastingdienst informatie heeft in het geval dat een verdenking onvoldoende concreet is, maar waarvan het wenselijk wordt geacht dat Justitie daar kennis van neemt. Die gevallen worden door de Belastingdienst voorgelegd aan het Ministerie van Financiën, omdat voor die informatieverstrekking ontheffing nodig is van de Minister. Als laatste kunnen worden genoemd de vorderingen artikel 126nd Wetboek van Strafvordering3. Naar aanleiding hiervan zijn er contacten tussen de Belastingdienst en Justitie.

5. Hoe vaak doen zich bij de Belastingdienst systeemstoringen voor?

6. Hoe vaak doen zich bij de Belastingtelefoon systeemstoringen voor?

Antwoord op vragen 5 en 6

De Belastingdienst kent een groot aantal automatiseringssystemen, die met grote regelmaat werkprocessen voor de verschillende belastingen uitvoeren. Inherent hieraan is dat zich met enige regelmaat verstoringen voordoen. In 2013 deden zich circa 200 ICT-verstoringen voor met een hoge impact en hoge urgentie. De afspraak is dat dit type verstoringen binnen 4 uur worden opgelost. Veelal merken belastingplichtigen of toeslaggerechtigden niets van de verstoring door de dubbele uitvoering van systemen. Voor zover dit wel het geval is worden de verstoringen als damage vermeld in de halfjaarsrapportage.

Ook bij een dienst als de BelastingTelefoon die gebruik maakt van diverse applicaties en randapparatuur, doen zich verstoringen voor. De burger merkt hier normaal gesproken weinig tot niets van. Incidenteel doet zich de vervelende situatie voor dat de BelastingTelefoon helemaal niet bereikbaar is. Inmiddels wordt een back- up voorziening gerealiseerd, waarmee de bereikbaarheid van de BelastingTelefoon zal worden geborgd.

7. Hoe hoog is de tevredenheid onder Belastingdienstmedewerkers over de systemen waarmee zij werken?

Antwoord

Uit het medewerkerstevredenheidonderzoek (personeelsmonitor) blijkt dat de medewerkers van de Belastingdienst de vraag of zij beschikken over voldoende middelen (apparatuur en materiaal) om hun werk goed te kunnen doen, in 2013 waardeerden met een 6,0. Dit is een lichte stijging vergeleken met 2012.

8. Zijn er medewerkers van de Belastingdienst die zich, direct of indirect, bezig houden met voorlichting over het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat? Zo ja, om hoeveel fte gaat het?

Antwoord

Medewerkers van de Belastingdienst houden zich incidenteel bezig met voorlichting om bedrijven in Nederland te laten investeren. Zo organiseert bijvoorbeeld de Netherlands Foreign Investment Agency (een onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken) jaarlijks een aantal presentaties in het buitenland waar medewerkers van de Belastingdienst soms een bijdrage aan leveren. Tijdens deze presentaties komt naast de goede vestigingsplaatsfactoren ook aan de orde dat Nederland een aantrekkelijk fiscaal vestigingsklimaat voor reële economische activiteiten heeft. Deze werkzaamheden kosten nauwelijks capaciteit.

9. Door een wijziging in de Wet op de omzetbelasting is met ingang van 1 januari 2013 de vrijstelling voor de btw-heffing opgeheven voor behandelingen door artsen, werkzaam in de complementaire zorg, waaronder acupunctuur, Homeopathische geneeskunde en Natuurgeneeskunde. Het gaat om BIG-geregistreerde artsen. Volgens de Artsenvereniging voor Integrale Geneeskunde (AVIG) bestaan er problemen ronde invoering van het 21%-tarief voor behandelingen door deze artsen. Is het waar dat de Belastingdienst na vijftien maanden onderhandelingen met de AVIG nog steeds geen duidelijkheid kan verschaffen over de inhoudelijke uitvoering van deze btw-heffing?

Antwoord

Conform het beleidsbesluit van de Staatssecretaris van Financiën van 24 februari 2013 (Stcrt. nr. 2013/5691) over de reikwijdte van de (para)medische btw-vrijstelling, is het standpunt van de Belastingdienst dat per 1 januari 2013 de gezondheidskundige diensten van een BIG-erkende beroepsbeoefenaar, zoals een arts, alleen nog vrijgesteld zijn van btw als deze diensten behoren tot het deskundigheidsgebied van dat beroep en onderdeel uitmaken van de opleiding tot dat beroep. Artsen die niet-reguliere geneeskunde toepassen, onderscheiden zich van hun uitsluitend regulier werkende collega’s door de toepassing van niet-reguliere behandelmethoden en diagnostiek. Tot de niet-reguliere behandelwijzen worden onder meer gerekend acupunctuur, osteopathie, chiropractie, biologische en natuurlijke geneeskunde, neuraaltherapie en regulatietherapie. Het verrichten van deze diensten is niet van omzetbelasting vrijgesteld omdat het wezenlijke kenmerk van zijn prestatie een niet-reguliere behandelwijze is. De Belastingdienst voert op hun verzoek overleg met de AVIG over een vaststellingsovereenkomst in het kader van een proefprocedure over de btw. Dit houdt in dat overlegd wordt of en zo ja, welke rechtsvraag aan de rechter kan worden voorgelegd om zoveel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen over de btw-positie van artsen die lid zijn van de AVIG. Aansluiting bij een eventuele proefprocedure vindt plaats door middel van ondertekening van een vaststellingsovereenkomst.

10. Hoe kan worden verklaard dat de bereikbaarheid in 2013 slechts 3% lager was dan in 2012, terwijl zich eind 2013 een forse toename van het aantal telefoontjes heeft voorgedaan en de bereikbaarheid in december nog maar 51% was?

Antwoord

Het bereikbaarheidcijfer betreft een jaarpercentage, gebaseerd op de gemiddelde bereikbaarheid van januari tot en met december. In de periode januari t/m oktober 2013 bedroeg de bereikbaarheid nog 84%. Ter vergelijking: over dezelfde periode in 2012 bedroeg de bereikbaarheid 81%. Vanaf november 2013 is de bereikbaarheid onder sterke druk komen te staan, met als gevolg een bereikbaarheid van 62% in november en 51% in december. Dit resulteerde uiteindelijk in een bereikbaarheid over 2013 van 79%.

11. Welk deel van het totale personeelsbestand van de Belastingtelefoon bestond in de afgelopen vijf jaren uit uitzendkrachten?

Antwoord

Van het totaal aantal medewerkers bij de BelastingTelefoon bestaat momenteel ongeveer tweederde uit uitzendkrachten. De BelastingTelefoon werkt bewust met flexibele arbeidskrachten om de pieken en dalen in het aanbod van telefoontjes op een efficiënte wijze op te kunnen vangen. Het afgelopen jaar zijn er tijdelijk extra uitzendkrachten ingehuurd. In 2014 zal de flex/vast ratio worden teruggebracht naar de afgesproken formatieverhouding van 55/45.

12. Hoe hoog was de bereikbaarheid van de Belastingtelefoon in januari 2014?

13. Hoe hoog was de bereikbaarheid van de Belastingtelefoon in februari 2014?

Antwoord op vragen 12 en 13

De bereikbaarheid in januari 2014 was 35,1%. De bereikbaarheid in februari 2014 was 49,5%. In maart lag de bereikbaarheid op 54% en in april op 67%.

14. Het percentage afgedane bezwaarschriften ligt met 92% onder de bandbreedte van 95%–100%. Welke maatregelen worden genomen om dit te corrigeren?

15. De termijn voor de afhandeling van bezwaren is de afgelopen jaren feitelijk verruimd. Begon de afhandelingstermijn eerst te lopen vanaf de dag na indiening van het bezwaarschrift, thans begint deze te lopen de dag na het verlopen van de bezwaartermijn. Welke stappen worden nu concreet ondernomen zodat op korte termijn de uitkomsten tenminste binnen de zelf gestelde norm liggen? En wanneer zal het geheel binnen de norm vallen?

Antwoord op vragen 14 en 15

Om het percentage binnen de bandbreedte van de doelstelling te krijgen wordt gekozen voor zoveel mogelijk te bellen bij bezwaar. Verder wordt het bezwaarproces van 13 naar 4 locaties geconcentreerd om een versnelling in de behandeling te realiseren. Daarnaast wordt op piekmomenten extra capaciteit ingezet. Aan het afhandelen van dit werkaanbod is een budgettaire en praktische grens verbonden waardoor extra capaciteit niet onbeperkt kan worden ingezet. Daardoor valt op voorhand geen uitsluitsel te geven of de norm kan worden gehaald in 2014.

16. Hoeveel procent van de binnengekomen bezwaarschriften wordt inhoudelijk gecontroleerd?

17. Hoe geschiedt het proces van de beoordeling van bezwaarschriften IB?

Antwoord op vragen 16 en 17

Alle bezwaarschriften worden inhoudelijk beoordeeld.

Het proces verloopt als volgt. Na centrale registratie worden de bezwaarschriften aan de belastingkantoren overgedragen. Daar worden de bezwaarschriften door gespecialiseerde medewerkers op zwaarte beoordeeld. De bezwaren worden ingedeeld in categorieën, te weten het bezwaar kan worden gevolgd, er moeten enkele eenvoudige aspecten worden bekeken of er dient intensieve beoordeling plaats te vinden. Als het bijvoorbeeld gaat om een rechtsvraag zal het bezwaar een zwaardere behandeling krijgen dan als het gaat om een aanvulling van de aangifte, waarvan de gegevens bekend zijn bij de Belastingdienst.

18. Hoe gaat de Belastingdienst om met de in de 13e halfjaarsrapportage geconstateerde trend van meer en massaler maken van bezwaar? Betekent dit dat er meer mensen nodig zijn om de binnengekomen bezwaarschriften af te handelen?

Antwoord

Bij massale ontvangen bezwaren worden op ad hoc basis projectteams samengesteld. Deze projectteams bestaan uit kleine groepen hoog opgeleide medewerkers. Door deze projectaanpak is de overall invloed op de beschikbare capaciteit tot nu toe beperkt gebleven. Dit is uiteraard niet onbeperkt mogelijk, mocht deze trend zich doorzetten.

19. Op pagina vijf wordt gesproken over de rechtszaak over de ten onrechte betaalde dividendbelasting. Zitten andere landen in vergelijkbare situaties? Het gaat om een fors bedrag, is de kans aanwezig dat dit bedrag inderdaad moet worden terugbetaald en zo ja, op welke gronden?

Antwoord

De jurisprudentie van het Hof van Justitie EU heeft ertoe geleid dat ook in andere lidstaten verzoeken om teruggaaf van bronbelasting zijn ingediend. Ook in deze landen worden er forse bedragen geclaimd. Het EU-recht is nog onvoldoende uitgekristalliseerd om aan te kunnen geven of dit bedrag uiteindelijk moet worden uitbetaald. Er wordt op dit moment een aantal procedures gevoerd over de toepassing van het EU-recht in deze situaties. In de afgelopen periode heeft de Hoge Raad een aantal arresten gewezen. In een tweetal zaken4 is de fiscus door de Hoge Raad in het gelijk gesteld. In een drietal andere zaken heeft de Hoge Raad op 20 december 2013 prejudiciële vragen gesteld.5

20. Uit de informatie-uitwisseling met het buitenland zijn in 110 gevallen reacties uit het buitenland ontvangen. Waarom is dit niet bij alle verzoeken gebeurd? Hoe komt het dat er naar aanleiding van deze informatie slechts in een zaak een aanslag is opgelegd?

Antwoord

De reden waarom dat nog niet in alle gevallen is gebeurd, komt doordat inlichtingenverzoeken op elk moment in het jaar kunnen worden ontvangen en de behandeling van verzoeken over de jaargrens heen kan schuiven. Het behandeltraject van deze zaken kent vanwege de complexiteit een lange doorlooptijd, waardoor in een beperkte aantal gevallen een afrondende aanslag kon worden opgelegd. De nog in behandeling zijnde posten zullen naar verwachting in de loop van dit jaar leiden tot aanslagen.

21. Wat zijn de nationaliteiten van de genoemde buitenlandse aandeelhouders die circa 24.000 verzoeken hebben ingediend inzake de dividendbelasting?

Antwoord

De verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting zijn ingediend door of namens aandeelhouders die gevestigd zijn in België, Canada, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Guernsey, Ierland, Italië, Kaaimaneilanden, Luxemburg, Noorwegen, Oostenrijk, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland.

22. Thans is het mogelijk om in de Basisregistratie Personen (BRP) ook niet-ingezetenen in te schrijven. Niet-ingezetenen zijn personen die niet in Nederland wonen of hier slechts kort verblijven, maar wel relaties hebben met de Nederlandse overheid. Welke relaties hebben deze personen met de Nederlandse overheid? Zijn zij gerechtigd tot het gehele spectrum van de toeslagen en de sociale verzekeringen en voorzieningen?

Antwoord

Niet-ingezetenen kunnen uiteenlopende relaties hebben met de Nederlandse overheid. Zij kunnen een relatie hebben met de Belastingdienst om belasting te betalen of vrijstelling aan te vragen of contact hebben met een onderwijsinstelling, consultatiebureau, pensioenfonds of ziektekostenverzekering. Bij al deze contacten hebben zij een burgerservicenummer nodig. Of deze personen recht hebben op een toeslag hangt af van de individuele situatie en de voorwaarden om voor een toeslag in aanmerking te komen. Als een tijdelijk in Nederland verblijvend persoon aan alle voorwaarden voldoet, is dat mogelijk. Of niet-ingezetenen in aanmerking komen voor sociale voorzieningen hangt af van de specifieke regelgeving op dat terrein.

23. Leent de dividendkwestie zich ook voor massaal bezwaar?

Antwoord

De verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting zijn niet als bezwaarschriften aan te merken. Pas nadat de inspecteur een beslissing op het verzoek heeft genomen, kan belanghebbende in bezwaar komen tegen deze beslissing. Om de regeling van massaal bezwaar te kunnen toepassen, moet er sprake zijn van eenzelfde rechtsvraag die zich leent voor niet-individuele afdoening. Zoals in antwoord op vraag 21 is aangegeven zijn de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting uit 18 verschillende landen afkomstig. Hierbij zijn bovendien uiteenlopende geschilpunten aan de orde. De bezwaren die worden ingediend, kunnen daarom niet tot eenzelfde rechtsvraag worden teruggebracht en komen dus niet voor massaal bezwaar in de zin van artikel 25a AWR in aanmerking.

24. Op welke wijze wordt bij de compliance gebruik gemaakt van inzichten uit de gedragswetenschappen?

Antwoord

Op verschillende manieren houdt de Belastingdienst rekening met deze inzichten. In de aangiftecampagne benadrukt de Belastingdienst de sociale norm («In Nederland weten we al heel lang: de belastingaangifte hoort erbij»). Daarnaast wordt via de publieksvoorlichting van de Belastingdienst duidelijk gemaakt welk specifiek gedrag van belastingplichtigen en toeslaggerechtigden wordt gevraagd: invullen, controleren, opsturen en/of bewaren. In de berichtgeving over toezicht en fraudebestrijding laat de Belastingdienst weten dat hij erop toeziet dat iedereen zijn verplichtingen nakomt en bevestigt daarmee de sociale norm. Verder leert de ervaring dat gemak het nalevingsgedrag positief beïnvloedt. Uit de Fiscale monitor blijkt dat de meeste belastingplichtigen de vooringevulde aangifte als een groot gemak ervaren. Andere voorbeelden zijn de automatische continuering van de voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting, de automatische aanmelding van nieuwe ondernemingen bij de Belastingdienst en «Mijn Toeslagen», de persoonlijke webpagina voor toeslagen.

25. Kan worden aangenomen dat een extra intensivering van het toezicht zal leiden tot hogere belastinginkomsten?

26. Op welke wijze is de 250 miljoen euro aan extra ontvangsten door intensivering van het toezicht gerealiseerd?

27. Hoeveel van de 250 miljoen euro aan extra ontvangsten door intensivering van het toezicht is er gerealiseerd per belastingsoort?

28. Bij welke doelgroepen is het toezicht geïntensiveerd en hoeveel van de 250 miljoen euro aan extra ontvangsten door intensivering is er gerealiseerd per doelgroep?

Antwoord

Met de extra middelen die de Belastingdienst bij het regeerakkoord heeft gekregen, zet de Belastingdienst structureel 1.700 fte extra mensen in voor de intensivering van het toezicht. De extra belastingontvangsten van € 250 miljoen in 2013 zijn gerealiseerd door het opleggen van extra correcties op aangiften Inkomstenbelasting (zowel winst als niet-winst), extra controles op de aangiften omzetbelasting en extra inspanningen ten aanzien van het incasseren van openstaande vorderingen. De extra opbrengsten bedragen respectievelijk € 155 miljoen, € 80 miljoen en € 15 miljoen. De doelgroepen betreffen particulieren en ondernemingen. De verdeling van de extra belastingontvangsten van € 250 miljoen over deze doelgroepen is € 163 miljoen voor particulieren en € 87 miljoen voor ondernemingen.

29. Hoeveel praktijkcontroles heeft het Combinatieteam Aanpak Facilitators (CAF) tot nu toe uitgevoerd? Hoeveel facilitators vallen onder het toeziend oog van dit team?

Antwoord

Het doel van het CAF is om mogelijke facilitators van fraude in de actualiteit aan te pakken. Sinds de oprichting van het CAF zijn er zo’n 70 facilitators onder de loep genomen. In 30 gevallen is de behandeling door het CAF volledig afgerond. In twee van deze gevallen bleek dat er bij de gecontroleerde partijen geen onregelmatigheden waren. In 40 gevallen loopt het onderzoek door het CAF nog.

30. Welk percentage van de grote ondernemingen valt thans onder het horizontaal toezicht en welk percentage van de MKB-ondernemingen valt thans onder het horizontaal toezicht?

Antwoord

Van de grote ondernemingen valt 33% onder horizontaal toezicht en van de MKB-ondernemingen 6%.

31. Wat wordt precies verstaan onder de term «fiscaal in control»?

Antwoord

Met de term «fiscaal in control» wordt bedoeld dat een onderneming de fiscale gevolgen van de bedrijfsactiviteiten monitort en beheerst. Een onderneming die «fiscaal in control» is kent een stelsel van interne beheersing, interne controle en extern toezicht dat leidt tot een aanvaardbare aangifte. Om zicht te krijgen op de beheersing van de totale fiscaliteit van de onderneming richt een onderneming een zogenaamd tax control framework in. De inrichting van een tax control framework is maatwerk en hangt af van factoren als grootte, complexiteit en inrichting van de onderneming. Het biedt de onderneming de mogelijkheid eventuele tekortkomingen te corrigeren en dit actief te melden en eventuele interpretatievragen vooraf aan de Belastingdienst voor te leggen.

32. Hoeveel fte houdt zich binnen de Belastingdienst bezig met het voorkomen en bestrijden van georganiseerde (systeem)fraude?

33. Hoeveel fte houdt zich binnen de Belastingdienst bezig met het voorkomen en bestrijden van (systeem)fraude door individuen?

Antwoord op vragen 32 en 33

Binnen de Belastingdienst houden zich verschillende dienstonderdelen bezig met het voorkomen en bestrijden van georganiseerde of individuele (systeem)fraude. De aanpak van (systeem)fraude is niet uitsluitend een kwestie voor fraudespecialisten. Het gaat er om het zoveel mogelijk dichtzetten van alle mogelijkheden van (systeem)fraude. Dit varieert van het aanpassen van een aanvraagformulier, een computerprogramma, het aanscherpen van interne werkwijzen tot het naar de balie laten komen van mensen die een potentieel frauduleuze aanvraag doen. Maar ook de detectie van de fraudepatronen zelf en het treffen van wettelijke maatregelen, zoals de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit om fraude zoveel mogelijk aan de poort te voorkomen. De meest direct betrokken onderdelen bij fraudebestrijding zijn: FIOD, Antifraudebox, Combiteam Aanpak Facilitators, toeslagen fraudeteams, Douane HARC team en het team coördinatie fraudebestrijding. Dit betreft in totaal zo’n 875 fte.

34. Is de controle aan de poort nu mede mogelijk op basis van de Wet Basisregistratie Personen? En is hiermee het Bulgarenlek van de toeslagen gedicht?

Antwoord

De Belastingdienst is voor de toekenning van een toeslag wettelijk verplicht gebruik te maken van het adresgegeven waarop een persoon door de gemeente wordt ingeschreven. Onderdeel van de Wet BRP van het Ministerie van Binnenlandse Zaken is dat ook registratie plaatsvindt van niet-ingezetenen, waaronder arbeidsmigranten, met de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete. Dit zal leiden tot een nog meer sluitende registratie van personen die een relatie hebben met de Nederlandse overheid. In het kader van de kwaliteitsagenda GBA heeft het Ministerie van BZK het afgelopen jaar risicoprofielen ontwikkeld op woonadressen, aan de hand waarvan gemeenten gericht huisbezoeken uitvoeren. Op landelijk niveau worden in de verstrekkingsvoorziening GBA maatregelen getroffen om patronen te herkennen die een signaal zijn voor gemeenten om hun inschrijfproces verder aan te scherpen. Verbeteringen in de feitelijke registratie in de BRP leveren daarmee een bijdrage aan controle aan de poort.

35. Hoeveel boetes zijn er opgelegd naar aanleiding van de geautomatiseerd naar beneden vastgestelde toeslagen?

36. Welke bedrag is met die boetes (bij de toeslagen) gemoeid en welk bedrag is reeds ingevorderd, dus voldaan? Waarom wordt er bij het bereiken van het vierde levensjaar niet automatisch met de Kinderopvangtoeslag (KOT) gestopt? De AOW wordt toch ook (automatisch) gestopt bij een overlijden?

Antwoord op vragen 35 en 36

Bij de gecorrigeerde zorgtoeslagen zijn geen boetes opgelegd. Wel zijn er waarschuwingsbrieven verstuurd aan de groep slechte schatters. Bij herhaling hiervan wordt een boete opgelegd.

Bij het bereiken van het vierde levensjaar blijft het recht op kinderopvangtoeslag bestaan, dus het automatisch stoppen in dergelijke gevallen ligt niet in de rede. Het recht op kinderopvangtoeslag vervalt op het moment dat het kind naar het voortgezet onderwijs gaat. Het type opvang op basis waarvan kinderopvangtoeslag aangevraagd kan worden, verandert in de regel wel vanaf het vierde levensjaar van het kind. Dan wijzigt de dagopvang in buitenschoolse opvang. Ouders zijn verplicht deze wijziging zelf door te geven.

37. Welke rol spelen de WOZ-administratie en de bij elke gemeente aanwezige taxateurs in het traject van het verbeteren van de kwaliteit van adresgegevens? Meer specifiek, wordt er gebruik gemaakt van de ogen en oren van de gemeentelijke taxateurs en inventariseerders? Kan een dergelijke controle niet bij de aanvraag gedaan worden en niet pas achteraf, immers de gegevens zijn bekend op het moment van aanvraag?

Antwoord

De Basisregistratie WOZ maakt – net als bijvoorbeeld de Basisregistraties adressen en gebouwen en de Basisregistratie personen – onderdeel uit van het stelsel van basisregistraties. De controles en inventarisaties die gemeenten uitvoeren voor de (jaarlijkse) WOZ-taxaties bevorderen de kwaliteit van dit stelsel van basisregistraties. Met deze controles wordt periodiek gecontroleerd of adressen die gebruikt worden om personen in te schrijven wel bestaan. Door deze WOZ-controles wordt ook periodiek gecontroleerd wat de aard is van het bij het adres behorende gebouw (is het een woning of een ander soort gebouw, hoe groot is de woning). Voor de WOZ-taxaties spelen echter alleen de kenmerken van het gebouw een rol om de waarde te kunnen taxeren. De medewerkers die voor de gemeenten de WOZ-taxaties realiseren, voeren geen controles uit naar het aantal personen dat woont in een bepaalde woning/een bepaald gebouw of het aantal personen dat staat ingeschreven in dat gebouw.

38. Moet de daling van de nageheven bedragen bij de intracommunautaire Omzetbelasting en de daarmee gemoeide boetes gezien worden in het licht van de minder intensieve actie van het afgelopen jaar?

Antwoord

Het lagere bedrag aan naheffing en boete in 2013 ten opzichte van 2012 komt door één grote naheffing van € 30 miljoen in 2012. Daardoor is het beeld vertekend. De aanpak is onveranderd stevig.

39. Hoeveel (carrousel)fraudeurs zijn er in 2013 in vergelijking met 2012 strafrechtelijk vervolgd?

42. Hoe groot was het fiscale belang bij strafzaken intracommunautaire btw- fraude in 2013 in vergelijking met 2012?

Antwoord op vragen 39 en 42

In 2013 vonden 13 strafzaken plaats tegen carrouselfraudeurs tegenover 24 in 2012. In 2012 was het fiscaal belang circa € 25 miljoen. Voor de in 2013 aangemelde zaken is het fiscaal nadeel inmiddels berekend op ruim € 6 miljoen. In de loop van het strafrechtelijk onderzoek wordt het fiscaal belang regelmatig hoger. De cijfers van 2012 en 2013 laten zich overigens minder goed vergelijken doordat zich in 2012 één grote zaak met een heel groot fiscaal nadeel afspeelde.

40. Hoeveel waarschuwingsbrieven intracommunautaire btw-fraude zijn er uitgereikt in 2013 in vergelijking met 2012?

Antwoord

 

Totaal 2012

Totaal 2013

Aantal uitgereikte waarschuwingsbrieven op naam

8

21

Aantal uitgereikte waarschuwingsbrieven anoniem

37

18

Regel is dat een brief zonder vermelding van de namen van leveranciers wordt verstrekt. Een brief met vermelding van namen wordt alleen verstuurd als de inspecteur en FIOD overtuigd is van het bestaan van een fraudeketen met verliezen in Nederland en het bovendien niet mogelijk is gebleken de keten op een andere wijze te stoppen.

41. Welke maatregelen worden genomen om het aantal mensen dat een voorlopige teruggave (VT) heeft gehad en vervolgens moet terugbetalen, te verminderen? Kan een frequentietabel worden gegeven met daarin het aantal terugbetalers per (categorie naar orde van grootte) terug te betalen bedrag?

Antwoord

Om terugbetalingen te voorkomen worden belastingplichtigen bij wie grote verschillen zijn geconstateerd tussen de voorlopige en de definitieve aanslag, hierop per brief gewezen. Zij zijn op deze wijze in staat de actuele voorlopige aanslag aan te passen. Om terugbetalingen te beperken wordt met ingang van 2015 een nieuwe werkwijze ingevoerd. Tot op heden wordt een voorlopige teruggaaf opgelegd op basis van historische gegevens. Als een belastingplichtige zelf het bedrag van een voorlopige teruggaaf aanpast, dan wordt voor de voorlopige teruggaaf over de volgende belastingjaren van dit bedrag uitgegaan. De nieuwe werkwijze houdt in dat de voorlopige teruggaaf 2015 wordt opgelegd op basis van de gegevens uit de definitieve aanslag 2013, die in 2014 is opgelegd. Verwacht mag worden dat de voorlopige teruggaaf hierdoor beter aansluit bij de definitieve aanslag, waardoor terugbetalingen zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen.

In onderstaande tabel wordt per bedragcategorie aangegeven welk percentage van het aantal terugvorderingen daarop betrekking heeft.

Invorderingen van te hoog aangevraagde VT’s

€ 0 – € 100

9%

€ 100 – € 250

16%

€ 250 – € 500

18%

€ 500 – € 1.000

21%

€ 1.000 – € 2.500

25%

€ 2.500 – € 5.000

8%

> € 5.000

3%

43. Hoeveel informatieverzoeken zijn er via de FIOD/CLO binnengekomen en uitgegaan in 2013 in vergelijking met 2012?

Antwoord

In 2012 zijn via de FIOD/CLO 712 informatieverzoeken in het kader van heffing directe belastingen ontvangen en zijn 343 verzoeken aan het buitenland gedaan. In 2013 zijn via de FIOD/CLO 653 verzoeken ontvangen en 3.201 verzoeken verzonden aan het buitenland. Het grote aantal uitgaande verzoeken in 2013 heeft voornamelijk betrekking op het opvragen van kentekens van zware motorvoertuigen in verband met het betalen van motorrijtuigenbelasting.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat het bij de onderhavige verzoeken gaat om heffingsbijstand. Hieronder vallen niet de verzoeken m.b.t. de Bulgarenfraude; deze hebben betrekking op invorderingsbijstand.

44. In het stuk over de inkeerders staat dat de helft van de inkeerders een aanslag opgelegd hebben gekregen. Waarom is dit slechts in de helft van de gevallen gebeurd?

Antwoord

De andere helft is nog in behandeling, daarvoor moet de navorderingsaanslag nog opgelegd worden. De behandeling kost redelijk veel tijd omdat de inkeerder nog allerlei vragen moet beantwoorden met name over de herkomst van het vermogen. In dit verband moeten (oude) bankbescheiden in het buitenland worden opgevraagd.

45. Welk bedrag is gemoeid met die 1.635 inkeerders?

Antwoord

Het bedrag voor deze inkeerders kan nog niet worden gerapporteerd omdat deze zaken vrijwel allemaal nog in behandeling zijn. De praktijkervaring tot nu toe is dat de gemiddelde opbrengst aan belasting en heffingsrente ongeveer € 75.000 per inkeerder bedraagt.

46. Hoeveel kortgedingen heeft de Belastingdienst reeds gevoerd in het kader van de onbekende buitenlandse bankrekeningen?

Antwoord

In de rapportage is het aantal van 50 gevoerde kort gedingen genoemd. Inmiddels is dit aantal opgelopen tot 69 gevallen waarvoor de zitting heeft plaatsgevonden of een zittingsdatum is bepaald.

47. Er wordt gesproken van een veroordeling tot een dwangsom. Is het niet het bestuursorgaan dat een dwangsom oplegt met een mogelijke toetsing door de bestuursrechter? Welk bestuursorgaan legt de dwangsom op, is deze bevoegdheid gemandateerd?

Antwoord

De hier aan de orde zijnde kort gedingen tegen weigerachtige belastingplichtigen met een verzwegen bankrekening, zijn civiele procedures waarbij de civiele rechter de dwangsom oplegt.

48. Welke sancties (offshore leaks) kunnen met betrekking tot deze posten worden genomen en welk bedrag is er mee gemoeid?

Antwoord

Indien daartoe aanleiding is, kan naast een naheffing een boete als bestuursrechtelijke sanctie worden opgelegd. Zo nodig kunnen posten voor strafrechtelijke afdoening worden voorgedragen. Aangezien de behandeling van de posten in kwestie nog niet is afgerond, zijn nog geen sancties opgelegd.

49. Kan – bij benadering – worden aangegeven binnen welk tijdpad de behandeling van de zaken die zijn voortgekomen uit de offshore leaks zijn afgerond?

Antwoord

Op dit moment kan geen indicatie worden gegeven over de termijn waarbinnen de zaken zijn afgerond.

50. Zijn er nog landen waar er sprake is van een bankgeheim? Hoe gaat de Belastingdienst daar mee om? Hoe kan gecontroleerd worden of de bronbelasting volledig is afgedragen?

52. Hoe kan worden nagegaan of landen die geen bankgegevens verstrekken, een bronheffing inhouden op het aangehouden vermogen?

Antwoord op vragen 50 en 52

Er zijn nog diverse landen in de wereld met een bankgeheim. Dit zijn met name de landen met een bronheffing, die zijn opgenomen in tabel 5 van bijlage 2 van de halfjaarsrapportage. Met deze landen worden niet automatisch bankgegevens uitgewisseld. Soms worden wel individuele inlichtingenverzoeken verzonden, maar dan moeten concrete gegevens beschikbaar zijn om de betrokken rekeninghouder en belastingplichtige te kunnen identificeren.

De Europese Spaartegoedenrichtlijn en de met derde landen daarop gebaseerde afspraken voorzien niet in een systeem, waarmee kan worden gecontroleerd of de bronbelasting volledig is afgedragen. De betrokken landen moeten erop vertrouwen dat de correcte bedragen worden overgemaakt.

Aangezien recent diverse landen afstappen van het bankgeheim, waaronder Luxemburg, Oostenrijk en Liechtenstein, is de verwachting dat het systeem van bronheffingen op termijn zal verdwijnen. Automatische inlichtingenuitwisseling van o.a. bankgegevens wordt geleidelijk de internationale standaard. In OESO-verband wordt gewerkt aan de realisering daarvan door middel van de ontwikkeling van de zogenoemde Common Reporting Standard (CRS).

51. Wordt in de toekomst de joint audit een normaal controle-instrument om tot afstemming te komen van de belastingplicht en de belastingschuld bij multinationale ondernemingen?

Antwoord

Het instrument van de joint audit bevindt zich nog in de pilotfase. Zoals gemeld in de halfjaarsrapportage voert de Belastingdienst samen met de belastingdiensten van de Duitse deelstaten Nordrhein-Westfalen en Bayern joint audits uit naar de belastingaangifte van een vijftal zeer grote ondernemingen. Deze pilot wordt in september afgesloten en geëvalueerd.

53. Hoeveel bedragen de kosten van het gehele SEPA-traject en zijn ook de besparingen gekwantificeerd?

Antwoord

De kosten van het SEPA-traject bedroegen € 18,4 mln. Het project had als doelstelling dat de Belastingdienst in staat moest blijven om met de bij SEPA geïntroduceerde Europese betaalproducten betalingen te ontvangen en te verwerken en om uitbetalingen te doen. Daarom is voor een scenario gekozen waarbij alleen noodzakelijke aanpassingen werden gedaan aan systemen en processen. Naast het waarborgen van de continuïteit van het betalingsverkeer zijn er geen directe baten.

54. Gaat de Belastingdienst ook voor het fiscale traject gebruik maken van de berichtenbox? Zo ja, binnen welke termijn, zo nee waarom niet?

Antwoord

De Berichtenbox van MijnOverheid gaat voor alle belastingdienstprocessen worden gebruikt. Na Toeslagen komt de inkomensheffing (IH) als eerste aan de beurt. Volgens de huidige planning zal de uitnodiging tot het doen van aangifte in januari/februari 2015 het eerste IH-document zijn dat in de Berichtenbox wordt geplaatst. Deze uitnodiging zal overigens ook nog op papier worden verzonden.

55. Worden toeslaggerechtigden altijd per brief dan wel via de berichtenbox geïnformeerd over wijzigingen in de berekening van toeslagen? Worden tussentijdse berekeningen over terugbetaalschema's van teveel ontvangen toeslagen op verzoek van toeslaggerechtigden verstrekt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kan een dergelijke berekening door toeslaggerechtigden worden gevraagd?

Antwoord

Wanneer de berekening van de toeslag wijzigt, worden toeslaggerechtigden daarover geïnformeerd door middel van een beschikking. Deze wordt zowel per post als via de Berichtenbox verstuurd. Toeslaggerechtigden kunnen bij de Belastingtelefoon informatie krijgen over de openstaande bedragen. Via de BelastingTelefoon kunnen toeslaggerechtigden ook het verzoek doen een schriftelijk overzicht te krijgen van alle openstaande, betaalde en verrekende bedragen. Als er tussentijds wordt teruggevorderd, wordt er door de Belastingdienst een terugvorderingsbeschikking verstuurd met het aanbod van een standaard betalingsregeling.

56. Welke redenen kunnen eraan ten grondslag liggen om terug te betalen toeslagen buiten invordering te stellen?

Antwoord

De redenen hiervoor kunnen verschillend zijn. Allereerst betreft dit burgers met wie een betalingsregeling op maat is getroffen, waarbij is vastgesteld dat het aan voldoende financiële middelen ontbreekt om het teruggevorderde bedrag in zijn geheel terug te betalen en is vastgesteld dat geen sprake is van verwijtbaarheid aan de zijde van de burger. Op grond van de regelgeving wordt er dan van afgezien om verdere invorderingsmaatregelen te treffen. Daarnaast zijn er de gevallen van faillissement, schuldsanering of overlijden. Ten slotte zijn er de gevallen waar de Belastingdienst de burger niet kan vinden (adres onbekend of vetrokken naar het buitenland) en geen verdere verhaalsmogelijkheden kunnen worden gevonden.

57. Uit de cijfers blijkt dat in meer dan 30% van de toeslagen er te veel wordt uitbetaald. Is er een manier om dat te veel te betalen in te perken? Wat is de reden dat de invordering van de kinderopvangtoeslag zo veel slechter verloopt dan bij de overige toeslagen?

58. Uit de rapportage blijkt dat er nog forse bedragen open staan voor invordering van de toeslagen. Wat wordt er gedaan om deze bedragen in te vorderen en in de toekomst sneller in te vorderen? Zijn er plannen om te voorkomen dat er voortaan zulke bedragen ten onrechte worden uitgekeerd?

Antwoord

Het is inherent aan de wettelijke systematiek van toeslagen dat er verschillen bestaan tussen toekenningen in de voorschotfase en de definitieve toekenningen. Tijdens de voorschotfase zijn uitsluitend geschatte inkomens beschikbaar, die pas na afloop van het toeslagjaar definitief kunnen worden vastgesteld. Bij kinderopvangtoeslag is sprake van een aantal andere variabele gegevens, zoals het aantal uren opvang in relatie tot het aantal gewerkte uren. Zowel om misbruik te voorkomen als om te hoge terugvorderingen tegen te gaan, voert de Belastingdienst in de voorschotfase toezicht uit, ook voorafgaand aan de toekenning van het eerste of verhoogde voorschot. Daarnaast worden met kinderopvanginstellingen convenanten afgesloten voor de maandelijkse levering van opvanggegevens in ruil voor de rechtstreekse uitbetaling van de kinderopvangtoeslag aan de betrokken instellingen.6 Momenteel wordt door de Belastingdienst bekeken hoe aanvragers het beste kunnen worden geholpen bij het beter schatten van hun inkomen. Daarover zal in de volgende halfjaarsrapportage worden gerapporteerd.

Bij kinderopvangtoeslag gaat het vaak om hogere toekenningen dan bij de andere toeslagen. Wanneer de toeslag wordt teruggevorderd, overstijgt dit vaak de mogelijkheden voor de betrokken aanvragers om alles terug te betalen. Daarom wordt vaker een betalingsregeling op maat aangevraagd en wordt vaker een deel buiten invordering gesteld.

59. Wat is de reden dat over 2012 op dit moment nog slechts 58% van de toeslagen definitief is vastgesteld, significant minder dan in voorgaande jaren?

Antwoord

Het toeslagjaar 2012 is het eerste jaar waarbij definitief wordt toegekend met behulp van het nieuwe toeslagen systeem. Omdat het de eerste keer was heeft dat in het begin geleid tot een lagere productie in vergelijking met voorafgaande jaren. Deze lagere productie aan het begin van het definitief toekennen werkt door in de cijfers van het definitief toekennen zoals opgenomen in de voorliggende halfjaarsrapportage. Inmiddels is de achterstand ingelopen. Medio april 2014 is 75% van de huurtoeslag, 75% van het kindgebondenbudget, 58% van de kinderopvangtoeslag en 85% van de zorgtoeslag definitief vastgesteld voor het toeslagjaar 2012. Deze percentages zijn vergelijkbaar met de percentages van een jaar geleden van het definitief toekennen over 2011.

60. Hoeveel toeslagen zijn over het toeslagjaar 2013 inmiddels definitief toegekend, en bij welk aantal is sprake van terugvorderingen?

Antwoord

Op dit moment zijn er nog geen toeslagen definitief toegekend over het berekeningsjaar 2013. Het definitief toekennen over 2013 vindt plaats vanaf juni 2014. Dan zijn de meeste inkomensgegevens beschikbaar.

61. In paragraaf 3.5 zijn de productieverstoringen opgenomen. Wat wordt er aan gedaan deze verstoringen en fouten op deze schaal in de toekomst te voorkomen?

Antwoord

Bij productieverstoringen die zich voordoen is de eerste prioriteit om de gevolgen daarvan zoveel mogelijk weg te nemen. Vaste lijn is dat de Belastingdienst de gevolgen daarvan herstelt en dat de betrokkene zelf geen actie hoeft te ondernemen. Nadat de gevolgen van de verstoring zijn weggenomen volgt een evaluatie en worden maatregelen getroffen om de geconstateerde verstoring in de toekomst te voorkomen. Dit neemt niet weg dat bij een organisatie als de Belastingdienst met zijn vele en omvangrijke werkprocessen verstoringen nooit zijn uit te sluiten.

62. Wanneer is het overleg met de SBF (Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie) over de wijze van rapporteren door kleine ANBI’s afgerond? Mag worden aangenomen dat de wijze van rapporteren wordt aangepast voor deze kleine ANBI’s?

Antwoord

Met de SBF is regelmatig contact geweest over de publicatieplicht, zowel in de ontwerpfase als bij de invoering. Het is niet nodig de regeling voor de publicatieplicht aan te passen. Zoals de toenmalige Staatssecretaris in het AO Belastingdienst op 20 november 2013 heeft benadrukt, hoeft het voldoen aan de transparantie-eisen voor kleine instellingen niet ingewikkeld te zijn. Anders dan in het veld wel wordt verondersteld, is het op grond van deze regelgeving niet nodig dat er een accountantsverklaring is afgegeven voor de jaarrekening of dat er zelfs maar een adviseur aan te pas komt. De plicht tot publicatie van gegevens op internet is ingevoerd met de bedoeling meer transparantie voor het publiek te creëren en zo het publieksvertrouwen te versterken. Het is aan de instelling zelf om te kiezen in welke vorm dat het beste bij haar past. De SBF ondersteunt de publicatie online via de Kennisbank Filantropie (http://www.kennisbankfilantropie.nl). ANBI’s die geen eigen website hebben, kunnen zich gratis registreren bij de Kennisbank Filantropie en de wettelijk verplichte gegevens online invoeren in de databank van deze kennisbank. De gegevens worden, nadat zij zijn opgeslagen in de databank, overzichtelijk gepubliceerd op een eigen internetadres, gekoppeld aan de website van de Kennisbank Filantropie. ANBI’s die zich via de Kennisbank Filantropie registreren hoeven dan geen eigen website te hebben. Ook de in de SBF verenigde brancheorganisaties bieden ondersteuning.

63. Veel zeventienjarigen vragen zorgtoeslag aan per 1 januari in het jaar dat ze achttien worden en dat is te vroeg. De Belastingdienst stuurt momenteel een maand vóór de achttiende verjaardag een informatiebrief. Waarom wordt deze informatiebrief niet verstuurd ruim vóór 1 januari van het jaar waarin ze achttien worden, zodat eventuele verwarring wordt voorkomen?

Antwoord

Pas in de maand dat iemand 18 jaar wordt, bestaat er recht op zorgtoeslag. Om die reden wordt niet standaard vóór 1 januari een informatiebrief verstuurd.

Om het aanvragen van zorgtoeslag per 1 januari door 17 jarigen die daar nog geen recht op hebben te voorkomen, worden 17 jarigen bij hun aanvraag (digitaal) geholpen met het invullen van de ingangsdatum. Een datum invullen voordat er op basis van hun leeftijd recht kan zijn op zorgtoeslag is niet meer mogelijk.

64. Uit de fiscale monitor blijkt dat de door belastingplichtigen ervaren kans op ontdekking al jaren afneemt, en dat steeds minder mensen belastingontduiking onaanvaardbaar achten. Hoe kan dit worden verklaard en wat wordt hieraan gedaan?

Antwoord

Voor de daling van de pakkans is geen directe oorzaak te geven. Het cijfer geeft de individuele beleving van de ondervraagden weer. Hun mening wordt beïnvloed door de prestaties van de Belastingdienst, maar ook andere maatschappelijke, politieke en persoonlijke factoren spelen een rol. De ervaren pakkans is derhalve door de Belastingdienst slechts indirect te beïnvloeden. De pakkans is een indicatie voor de zichtbaarheid van het toezicht. Vorig jaar is de enquête afgenomen vlak nadat de Bulgarenfraude in de publiciteit was gekomen. Dit is mogelijk van invloed geweest op de antwoorden.

65. Hoe kan de daling in het aantal toegekende toeslagen worden verklaard?

Antwoord

De daling van het aantal uitbetaalde toeslagen is vooral het gevolg van de kabinetsmaatregelen die per 1 januari 2014 zijn ingegaan. Met name de aantallen voor de zorgtoeslag en de kinderopvangtoeslag liggen lager. De aantallen zoals opgenomen in tabel 1 van bijlage 1 hebben betrekking op het recht op toeslag in januari 2014. De toeslagen van januari worden altijd in december uitbetaald.

66. Wat zijn de oorzaken van het dalende aantal belastingplichtigen voor de inkomstenbelasting?

Antwoord

Deze aantallen betreffen de zgn. beschrevenen. Dit zijn de belastingplichtigen die ieder jaar door de Belastingdienst worden aangeschreven om aangifte voor de inkomstenbelasting te doen. Het aantal beschrevenen is de laatste jaren gedaald omdat belastingplichtigen die enkele jaren achter elkaar een nihilaanslag hebben gekregen en feitelijk geen aangifte zouden hoeven te doen, niet meer een aangifteverplichting krijgen opgelegd.

67. Wat was het aantal voorlopige aanslagen en het aantal voorlopige teruggaven in 2013 in vergelijking met 2012?

Antwoord

In 2013 bedroeg het aantal voorlopige aanslagen 9,2 miljoen (2012: 11,0 miljoen) en het aantal voorlopige teruggaven 2,9 miljoen (2012: 3,0 miljoen).

68. Hoe groot was de uitval door overbelasting van de Belastingtelefoon in 2013 in vergelijking met 2012?

Antwoord

Het aantal dagen dat de BelastingTelefoon de ondergrens van 80% van de bereikbaarheidsnorm niet heeft gehaald, als gevolg van verhoogd (herhaal)telefoonverkeer, bedroeg in 2012 in de periode januari t/m oktober in totaal 37 dagen. In de maanden november en december betrof het 3 dagen. In 2013 waren het er in de periode januari t/m oktober in totaal 39 dagen. In de maanden november en december waren het er 33 dagen.

69. Wat waren de aantallen aangenomen telefoontjes uitgesplitst naar particulieren, ondernemers, toeslagen en overige in 2013 in vergelijking met 2012?

Antwoord

Werkstromen

2012

2013

Verschil

%

Particulieren

5.887.992

5.887.338

– 654

0%

Toeslagen

4.104.901

4.173.226

68.325

2%

Ondernemingen

2.813.676

2.952.890

139.214

5%

Overige

1.442.033

1.536.194

94.161

7%

Totaal aangenomen

14.248.602

14.549.648

301.046

2%

70. Wat is de aard van de afgewezen APA- en ATR-verzoeken?

Antwoord

Deze verzoeken zijn afgewezen omdat ze of wel niet pasten binnen de kaders van wet, beleid en/of jurisprudentie of wel het verzoek in strijd komt met de goede trouw die verdragspartners jegens elkaar verschuldigd zijn.

71. Waardoor is er een daling van het aantal ondernemingen onder horizontaal toezicht zichtbaar?

Antwoord

De afname van het aantal grote ondernemingen onder horizontaal toezicht hangt samen met een in 2012 doorgevoerde wijziging in de classificatie van ondernemingen door de Belastingdienst. Als gevolg daarvan is een aantal ondernemingen, die voorheen onder het segment grote ondernemingen vielen, onder het segment MKB komen te vallen.

72. Waardoor is er een daling van het aantal afgehandelde rulingverzoeken zichtbaar?

Antwoord

In 2013 zijn iets minder ATR-verzoeken ontvangen dan in 2012. Het aantal afgedane ATR-verzoeken is ongeveer gelijk gebleven. Per saldo resteert dus een kleinere eindvoorraad. Daarentegen zijn er in 2013 meer APA-verzoeken ontvangen dan in 2012. Het aantal afgedane APA-verzoeken is licht gedaald. Per saldo resteert dus een iets grotere eindvoorraad.

73. Wat is het totaal aantal VAR-verklaringen in omloop? Welk percentage hiervan wordt automatisch gecontinueerd? Hoeveel VAR-verklaringen worden binnen vijf jaar na de eerste uitgifte materieel gecontroleerd?

Antwoord

In 2013 waren er ruim 504.000 VAR-verklaringen in omloop. Daarvan was circa 50% automatisch gecontinueerd. Steekproefsgewijs worden elk jaar circa 1.500 ondernemers met een VAR-verklaring gecontroleerd door middel van een boekenonderzoek.

74. Hoe wordt verklaard dat het aantal geaccepteerde zaken van fraudemeldingen fors lager ligt dan het aantal aangemelde zaken?

Antwoord

Of een aangemelde zaak ook wordt geaccepteerd voor strafrechtelijke vervolging hangt van verschillende factoren af. Fraudemeldingen geschieden op basis van de Richtlijn aanmelding en afhandeling van fiscale delicten, douane- en toeslagen delicten (Stcrt. 20 juli 2011, nr. 11782). Criteria om tot daadwerkelijke opsporing en vervolging over te gaan zijn het maatschappelijk effect dat in een concrete zaak met vervolging kan worden bereikt, de beschikbare capaciteit en de bewijsbaarheid van de zaak in kwestie. Zaken die uiteindelijk niet worden geselecteerd, worden weer in handen gesteld van de Belastingdienst voor afdoening met een boete.

75. Waaraan is de capaciteit van de FIOD besteed als het gaat om de 29% die is ingezet voor andere departementen?

Antwoord

FIU Nederland

3,3%

Curatoren

5,8%

Merkeigenaren

0,8%

Ministerie van OC&W

0,2%

Overige departementen

1,5%

Politie of andere Bijzondere opsporingsdiensten

5,2%

Openbaar Ministerie

5,9%

Agentschap NL

0,1%

Nationale samenwerking

5,25

Buitenlandse Autoriteit

0,6%

TOTAAL

28,5%

76. Welke definities worden in Tabel 42 gehanteerd voor de twee onderstaande omschrijvingen?

– «Betalingsachterstand, als percentage van de belasting- en premieontvangsten»

– «Oninbare vorderingen, als percentage van de belasting- en premieontvangsten»

Antwoord

Bij vorderingen met betalingsachterstand is de betalingstermijn verstreken en is een aanmaning of dwangbevel verstuurd en/of een betalingsregeling afgesproken. Het bedrag van de betalingsachterstand wordt gemeten bij de grootste belastingmiddelen (IB, LB, MRB, OB, VPB en ZVW) en gedeeld door de gerealiseerde ontvangsten van deze belastingmiddelen.

Bij oninbare vorderingen gaat het om vorderingen waarbij de diverse invorderingsinstrumenten niet geleid hebben tot (volledige) betaling en die daarom al dan niet definitief buiten invordering worden gesteld. Het bedrag van de oninbare vorderingen wordt gemeten bij alle belastingmiddelen en gedeeld door de totale door de Belastingdienst gerealiseerde ontvangsten van alle belastingmiddelen.

77. Hoe verhoudt het aantal verzonden verzoeken om inlichtingen in 2013 zich tot het aantal in voorgaande jaren?

Antwoord

Vanaf 2009 zijn door de Belastingdienst de volgende aantallen verzoeken om inlichtingen aan het buitenland verzonden:

Jaar

Aantal verzoeken

2009

120

2010

389

2011

276

2012

343

2013

3.201

Zoals in het antwoord op vraag 43 is opgemerkt, is het aantal uitgaande verzoeken in 2013 aanzienlijk hoger geweest dan in de afgelopen jaren. De oorzaak daarvan is van incidentele aard.

78. Kan worden geconcludeerd dat van de 617 verzonden verzoeken er 80 zijn beantwoord? Zo nee, hoeveel van de verzonden verzoeken zijn beantwoord?

Antwoord

In de tabellen 1 en 2 van bijlage 2 zijn de in 2013 feitelijk verzonden inlichtingenverzoeken aan de zogenoemde TIEA-landen opgenomen, alsmede de in dat jaar feitelijk ontvangen antwoorden op aan deze landen gedane verzoeken. Deze antwoorden hebben mede betrekking op verzoeken die in eerdere jaren zijn gedaan. De in een bepaald jaar verzonden verzoeken kunnen niet altijd in hetzelfde jaar worden beantwoord. Dat heeft o.a. te maken met het moment van verzending en de onderzoeken en procedures die in het aangezochte land moeten worden doorlopen. Een groot deel van de in 2013 naar de TIEA-landen verstuurde verzoeken is niet in dat jaar beantwoord. In een aantal gevallen heeft het buitenland om aanvullende informatie gevraagd en dat leidt tot een langere doorlooptijd.

79. Betekent het ontvangen van een antwoord dat de Belastingdienst de gegevens heeft gekregen waar deze om heeft gevraagd? Zo nee, hoeveel van de ontvangen antwoorden voldoen aan datgene waar de Belastingdienst om heeft gevraagd?

Antwoord

In vrijwel alle gevallen worden de verzoeken door het buitenland volledig en correct beantwoord. Indien dat niet het geval mocht zijn, wordt door de Belastingdienst nadere informatie gevraagd en zo nodig een verduidelijking gegeven op de gestelde vragen.

80. Wat is de oorzaak dat Nederland bijna 400 meer verzoeken om inlichtingen aan het buitenland heeft gedaan (617 in 2013 en 218 in 2012), maar minder antwoorden dan in 2012 heeft ontvangen (80 in 2013 en 96 in 2012)?

Antwoord

De aanzienlijke stijging in het aantal verzoeken is van incidentele aard. In 2013 is een reeks van verzoeken gedaan aan Zwitserland met betrekking tot een specifieke aangelegenheid. Vanwege wettelijke belemmeringen, was overleg met Zwitserland noodzakelijk. Deze belemmeringen zijn inmiddels weggenomen. Hierdoor is weliswaar een vertraging opgelopen, maar de kans op het ontvangen van de fiscaal relevante informatie is sterk vergroot. Door deze vertraging zijn er minder antwoorden in 2013 ontvangen.

Antwoord op de vraag over het weglekken van teveel betaalde toeslagen

Bij brief van 27 maart jl. heeft de vaste commissie voor Financiën om een schriftelijke reactie gevraagd op de berichtgeving in de media omtrent de stijging in het tweede halfjaar van 2013 van het bedrag aan terug te betalen toeslagen dat buiten invordering is gesteld. Tevens wil de commissie weten om welk bedrag aan toeslagen het precies gaat en hoe dit in de begroting wordt verantwoord.

Voor de goede orde wordt eerst kort het proces geschetst. In de wettelijke systematiek van toeslagen wordt na een aanvraag van een burger een voorschot uitgekeerd en vindt achteraf een definitieve toekenning van de toeslag plaats. De burger doet een aanvraag op basis van een geschat inkomen. Het is inherent aan deze systematiek van bevoorschotting dat een deel van de uitgekeerde toeslagen door de Belastingdienst moet worden teruggevorderd dan wel dat er moet worden nabetaald. In circa 25% van de gevallen wordt er extra uitbetaald en in circa 35% wordt er een bedrag teruggevorderd. Bij terugvordering van teveel uitbetaalde toeslagen kan de toeslaggerechtigde gebruik maken van een betalingsregeling. De burger krijgt standaard 24 maanden de tijd om te veel aangevraagde toeslagbedragen terug te betalen. In het overgrote deel van de gevallen, wordt de aangeboden terugbetalingsregeling nageleefd. Wanneer er niet aan de betalingsverplichting wordt voldaan, neemt de Belastingdienst invorderingsmaatregelen.

In een klein deel van de gevallen wordt de schuld buiten invordering gesteld. Wat betreft de redenen voor het buiten invordering stellen wordt verwezen naar het antwoord op vraag 56 in deze brief. Het gaat kort gezegd om burgers waarbij er geen verhaalmogelijkheden (meer) zijn of om burgers die met onbekende bestemming zijn vertrokken. Deze vorderingen blijven wel invorderbaar. In het geval geen standaard betalingsregeling dan wel een betalingsregeling op maat mogelijk is, kan binnen vijf jaar na afloop van de betalingstermijn een vordering worden verrekend met alle eenmalige en lopende uitkeringen die een schuldenaar ontvangt van de Belastingdienst. Het gaat dan om lopende toeslagvoorschotten, voorlopige teruggaven inkomstenbelasting, definitieve tegemoetkomingen en definitieve aanslagen.

Over de afgelopen jaren is er sprake van een stijging van het bedrag van de openstaande vorderingen. Doordat de doorlooptijd van betalingsregelingen meerdere jaren beslaat, neemt de gemiddelde leeftijd van de vorderingen toe. Het afgelopen jaar zijn oudere toeslagjaren (2009–2011) versneld afgedaan en dit leidt ook tot een toename in de oninbare bedragen. De bedragen waar het om gaat zijn verantwoord in de 13e halfjaarrapportage, deze betreffen de toeslagjaren 2009–2012. Daarnaast leidt het beleid om het toezicht meer naar de voorkant van het toeslagenproces te brengen tot het sneller aanpassen of eerder stoppen van te hoog aangevraagde voorschotten. Daarmee dalen overigens de verrekenmogelijkheden. Om het aantal terugvorderingen zoveel mogelijk terug te dringen worden maatregelen genomen zoals de anti-fraudemaatregelen, maar ook acties om de aanpak van slechte schatters.

Het bedrag dat in 2013 buiten invordering werd gesteld bedroeg € 123 mln. Dit bedrag wordt verantwoord in het Jaarverslag van het Ministerie van Financiën (IX) 2013.


X Noot
1

Kamerstuk 31 066, nr. 149

X Noot
3

Artikel 126nd Wetboek van Strafvordering: In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot bepaalde opgeslagen of vastgelegde gegevens, vorderen deze gegevens te verstrekken.

X Noot
4

Arrest van 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1128 (Fins Beleggingsfonds) en arrest van 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:279 (Zwitsers pensioenfonds)

X Noot
5

ECLI:NL:HR:2013:1774, ECLI:NL:HR:2013:1779, ECLI:NL:HR:2013:1800

X Noot
6

Kamerstuk 33 402, nr. 61

Naar boven