31 066 Belastingdienst

24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 1241 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 juni 2023

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretarissen van Financiën over de brief van 23 december 2022 over Invorderingsstrategieën Belastingdienst en Toeslagen (Kamerstukken 31 066 en 24 515, nr. 1161).

De vragen en opmerkingen zijn op 15 februari 2023 aan de Staatssecretarissen van Financiën voorgelegd. Bij brief van 13 juni 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tielen

De griffier van de commissie, Schukkink

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet inzake «invorderingsstrategieën Belastingdienst en Toeslagen» en hebben enkele vragen en/of opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie kunnen zich in het algemeen vinden in de opgestelde gemeenschappelijke uitgangspunten. Deze leden vinden daarin de persoonsgerichte benadering belangrijk en het stimuleren dat burgers uit zichzelf gaan betalen. De leden van de VVD-fractie constateren dat er op dit moment een onderzoek loopt naar de mogelijkheden van een gezamenlijke betalingsregeling. Wanneer verwacht het kabinet deze resultaten met de Kamer te kunnen delen?

Tot slot willen de leden van de VVD-fractie ook apart aandacht vragen voor de positie van ondernemers. Deze leden zijn ook blij dat het kabinet dat doet. Deze leden hechten waarde aan de bijzondere situatie van ondernemers ten opzichte van «normale» werknemers. Deze leden vragen of en hoe bij de invorderingsstrategie bij ondernemers rekening wordt gehouden met het spaargeld dat als oudedagsvoorziening zal worden aangewend?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie onderschrijven de heroriëntatie die blijkt uit de beleidsstukken. In plaats van de systeemwereld van de overheid moet de geleefde ervaring van de mens centraal staan. Deze leden kijken uit naar de vertaling van de ambities in concrete maatregelen en vragen de Staatssecretarissen die voorgenomen maatregelen op een overzichtelijke manier met de Kamer te delen. Deze leden begrijpen dat afstemming met in- en externe belanghebbenden voor een diffuus tijdpad kunnen zorgen, maar vragen de Staatssecretarissen desalniettemin een verwachting uit te spreken voor wanneer de in de brief beschreven «eerste fase» afgerond kan worden.

De leden van de D66-fractie lezen dat de strategieën elkaar vinden in het beter willen beschermen van de bestaanszekerheid van burgers en onderschrijven dit doel. Op welke manier lopen de berekeningen van de betalingscapaciteit en bijvoorbeeld de beslagvrije voet nu uit elkaar bij de twee diensten? Welke kaderscheppende rol heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in dergelijke definitiekwesties? Wanneer mag de Kamer het onderzoek naar de mogelijkheden van een gezamenlijke betalingsregeling verwachten?

De leden van de D66-fractie hechten er, conform de brief van de Staatssecretarissen, veel waarde aan om periodiek op de hoogte gehouden te worden van de ontwikkelingen. Wanneer mogen deze leden de eerstvolgende stand-van-zakenbrief verwachten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de «Invorderingsstrategieën Belastingdienst en Toeslagen» en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretarissen om aan te geven met welke «externe instanties» en «externe stakeholders» er wordt samengewerkt en waaruit die samenwerking bestaat in relatie tot invorderingen?

Voorts verzoeken de leden van de PVV-fractie de Staatssecretarissen om de globale planning nader te concretiseren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het plan voor nieuwe invorderingsstrategieën voor Toeslagen en de Belastingdienst. Deze leden vinden het goed dat het kabinet nadenkt over meer persoonlijk gerichte regelingen. Allereerst zijn deze leden benieuwd of hier ook expliciet het concept van «menselijke maat» in meegenomen is en wat inwoners hiervan gaan merken. En wat, naast de strategieën, de ruimte is voor maatwerk als ook deze strategieën niet passen.

De leden van de CDA-fractie lezen bij de strategieën dat rekening wordt gehouden met een persoonsgerichte benadering van burgers als uitgangspunt met daarnaast het algemeen belang, rechtsgelijkheid en rechtvaardigheid als belangrijke kaders. Deze leden vragen of deze kaders soms ook tegenstrijdig kunnen zijn en wat dan de prioriteiten zijn die in de praktijk worden aangehouden.

Deze leden lezen verder dat wordt vastgehouden aan het beleid dat werkt en zij vragen om welk beleid dit precies gaat. Ook lezen deze leden dat rekening is gehouden met de signalen en knelpunten door medewerkers van de Belastingdienst en Toeslagen en door externe deskundigen zijn aangedragen. Hoe zijn deze verzameld? Zijn deze gericht uitgevraagd? Welke signalen zijn dit en hoe zijn deze opgepakt?

De leden van de CDA-fractie lezen dat wordt toegewerkt naar een meer integrale benadering, zoals één betalingsregeling bij een samenloop van belasting- en toeslagschulden. Dat juichen deze leden van harte toe. In de brief staat dat op dit moment een onderzoek loopt naar de mogelijkheden van een gezamenlijke betalingsregeling. Kan het kabinet aangeven wanneer de uitkomsten van dit onderzoek worden verwacht?

Voorts lezen de leden van de CDA-fractie vier punten waar de strategieën elkaar vinden, waarbij deze leden benieuwd zijn of hieraan ook ten vijfde, de inzichtelijkheid voor de burger, moet worden toegevoegd. Wanneer de burger één online overzicht heeft van alle openstaande schulden, betalingstermijnen en wanneer wat gaat worden afgeschreven, kan dat in de ogen van deze leden ook veel rust geven. Al helemaal als dat binnen één geïntegreerde betalingsregeling kan. In hoeverre wordt deze integrale benadering ook al onderzocht? Deze leden zien op de website van de Belastingdienst in ieder geval dat wordt toegewerkt naar een online portaal voor alle communicatie van de Belastingdienst, en breder nog de overheid. Wanneer wordt de optie naar verwachting beschikbaar dat alle communicatie digitaal kan worden ontvangen? Deze leden zijn ook benieuwd of nog meer integraal kan worden gekeken, als alle overheidsinformatie, ook die van gemeenten en andere publieke instellingen, binnen één digitale omgeving zichtbaar wordt en of daar ook een digitaal dashboard voor kan worden gecreëerd met een inzicht in álle openstaande overheidsschulden, maar ook betalingen. Kan het kabinet reflecteren op de mogelijkheden hiervoor?

Ten aanzien van de gebundelde betalingsregeling zijn de leden van de CDA-fractie ook benieuwd wat de invloed hiervan is op de betalingstermijnen, die voor toeslagen tot 24 maanden en 12 maanden voor de inkomstenbelasting zijn. Als één betalingsregeling wordt afgesproken, zal die dan ook 24 maanden lopen?

Ten aanzien van de ondernemer-natuurlijk persoon vragen de leden van de CDA-fractie of het voor deze personen ook de bedoeling is integraal te kijken naar persoonlijke en zakelijke Inkomstenbelastingschulden en toeslagenschulden.

De leden van de CDA-fractie lezen dat verschillende fases zijn voorgenomen in de uitwerking en implementatie van de invorderingsstrategieën. Kan het kabinet een nadere planning of tijdpad van de verschillende fases geven? Ook lezen deze leden dat pas bij een verdere uitwerking wordt gekeken naar de uitvoerbaarheid en financiële inpasbaarheid van de maatregelen. Daarbij lezen deze leden dat dit ook nog kan betekenen dat bepaalde voorstellen niet worden geïmplementeerd. Deze leden vragen of dit ook effect kan hebben op de ambities en of deze in dit stadium dan wel realistisch zijn. Ook lezen deze leden dat naar verwachting in 2024 zal worden begonnen met de eerste maatregelen en zij vragen wat dit in de tussentijd betekent voor de invordering.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretarissen van Financien van 23 december 2022.

Het lid van de BBB-fractie is blij met de gekozen uitgangspunten.

Dit betreffen de volgende gemeenschappelijke uitgangspunten:

  • een persoonsgerichte benadering;

  • stimuleren dat burgers uit zichzelf betalen;

  • voorkomen van probleemschulden;

  • waarborgen van het bestaansminimum en

  • dwanginvorderingsmaatregelen als uiterst middel.

Het lid van de BBB-fractie wijst de Staatssecretarissen erop dat het tot stand komen van één betalingsregeling bij een samenloop van belasting- en toeslagschulden vanuit deze gemeenschappelijke punten essentieel is. Een dergelijke gezamenlijke betalingsregeling is volgens de brief «... niet eenvoudig te realiseren vanwege grote juridische verschillen die voor een deel wettelijk zijn vastgelegd, onder meer ten aanzien van de rechtsbescherming. Ook zijn er uitvoeringstechnische en communicatieve belemmeringen. Het onderzoek naar de mogelijkheden van een gezamenlijke betalingsregeling loopt op dit moment.» Het lid van de BBB-fractie hoort graag van de Staatssecretarissen om welke juridische verschillen en wettelijke bepalingen dit gaat.

In een heldere strategie past in de ogen van dit lid ook een eenduidig beleid voor betalingsregelingen. Dat toeslagschulden in 24 maanden en belastingschulden in maximaal 12 maanden moeten worden voldaan, past hier niet in. Kunnen de Staatssecretarissen aangeven wat erop tegen is om in beide gevallen de burger de mogelijkheid te geven om de betaling van zijn schuld over 24 maanden uit te spreiden, ongeacht of hij in staat is de toeslagschuld ineens te betalen?

II Reactie van de Staatssecretarissen van Financiën

Inleiding

Met interesse hebben we kennisgenomen van de vragen die door de verschillende fracties zijn gesteld naar aanleiding van de brief van 23 december 2022 inzake de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen (Kamerstukken 31 066 en 24 515, nr. 1161). Onderstaand wordt bij de beantwoording de volgorde van het verslag aangehouden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-, de D66- en de CDA-fractie vragen wanneer het kabinet de resultaten van het onderzoek naar de mogelijkheden van een gezamenlijke betalingsregeling kan delen.

In de Kamerbrief van 31 oktober 2022 is de verwachting uitgesproken dat wij uw Kamer hierover in april 2023 informeren.1 In de tussentijd is ook de verkenning gestart naar deelname aan de betalingsregeling Rijk, waarin zowel Belastingdienst als Dienst Toeslagen participeren. In navolging van deze ontwikkelingen constateren wij dat er meer tijd nodig is alvorens wij uw Kamer kunnen informeren over de resultaten en mogelijkheden van een gezamenlijke betalingsregeling voor belasting- en toeslagschulden. De verwachting is dat wij uw Kamer voor de zomer nader informeren.

De leden van de VVD-fractie vragen of en hoe bij de invorderingsstrategie bij ondernemers rekening wordt gehouden met het spaargeld dat als oudedagsvoorziening zal worden aangewend.

In een generieke vrijstelling van het spaargeld waarbij het voornemen bestaat om deze als oudedagsvoorziening te gebruiken is in de huidige plannen niet voorzien. Wel is een belangrijk uitgangspunt van de invorderingsstrategie dat er voldoende ruimte is om rekening te houden met omstandigheden van burgers, inclusief ondernemers. Een onderdeel daarvan is dat het bestaansminimum wordt gewaarborgd langs de geldende normen. Dit om ervoor te zorgen dat burgers voldoende middelen overhouden om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen en onderschrijven de heroriëntatie die blijkt uit de beleidsstukken. Deze leden kijken uit naar de vertaling van de ambities in concrete maatregelen en vragen de Staatssecretarissen die voorgenomen maatregelen op een overzichtelijke manier met de Kamer te delen.

Zoals de leden van de D66-fractie hebben verzocht, zullen wij de vertaling van de ambities in concrete maatregelen op een overzichtelijke manier periodiek met uw Kamer delen.

De leden van de D66-fractie vragen een verwachting uit te spreken voor wanneer de in de brief beschreven «eerste fase», waarin de ambities die in de strategieën zijn beschreven worden uitgewerkt in concrete maatregelen, afgerond kan worden. Ook de leden van de PVV-fractie vragen om de globale planning nader te concretiseren. De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet een nadere planning of tijdpad van de verschillende fases kan geven.

Bij de uitwerking van de maatregelen moeten diverse aspecten worden beoordeeld, waaronder de financiële inpasbaarheid en de uitvoerbaarheid van de maatregelen (te denken valt aan de aanpassingen in de automatisering voor de noodzakelijke geautomatiseerde ondersteuning). Dit vergt zorgvuldigheid, waardoor het moeilijk is om hierover nu een verwachting uit te spreken. Er zijn diverse factoren, waaronder het brede veld van afstemming met zowel interdepartementale als externe stakeholders, die op de planning van invloed zijn en mogelijk tot vertraging kunnen leiden. Wij zullen uw Kamer op de hoogte houden over de voortgang via periodieke stand-van-zaken brieven, waarin wij verwachten een steeds reëler en concreter beeld van de planning te kunnen geven. De ambitie is om daar waar het kan dit zo snel mogelijk te realiseren.

De leden van de D66-fractie vragen op welke manier de berekeningen van de betalingscapaciteit en bijvoorbeeld de beslagvrije voet uit elkaar lopen bij de twee diensten.

De wijze waarop de betalingscapaciteit en de beslagvrije voet worden berekend, is respectievelijk vastgelegd in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze berekeningswijzen zijn voor de Belastingdienst en Dienst Toeslagen identiek en leiden dus voor de twee diensten tot dezelfde uitkomsten. De wijze waarop de beslagvrije voet wordt berekend, is echter anders dan de wijze waarop de betalingscapaciteit (waarbij ook rekening wordt gehouden met bepaalde kosten van de burger) wordt berekend. Het Ministerie van Sociale Zaken wil samen met de verschillende uitvoeringsorganisaties onderzoeken of het mogelijk is om de hoogte van de beslagvrije voet te gebruiken als basis voor het borgen van het bestaansminimum van burgers.

De leden van de D66-fractie vragen eveneens welke kaderscheppende rol het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in dergelijke definitiekwesties heeft.

De beslagvrije voet en de berekening ervan is geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De berekening is mede gebaseerd op de normbedragen zoals vastgesteld in artikel 21 Participatiewet waarvoor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het verantwoordelijke beleidsdepartement is.

De gedachte achter de beslagvrije voet is dat eenieder die zich in de dwanginvorderingsfase bevindt moet kunnen beschikken over middelen om in de kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien. «Mensen moeten aan hun financiële verplichtingen voldoen, maar niet ten koste van alles» is het credo van de beslagvrije voet. Door het hanteren van de beslagvrije voet wordt het bestaansminimum zoveel mogelijk geborgd.

De leden van de D66-fractie vragen wanneer zij de eerstvolgende stand-van-zakenbrief mogen verwachten.

Wij zullen uw Kamer voor de zomer informeren over de voortgang en eventuele gevolgen voor de planning in de eerste periodieke stand-van-zakenbrief voor zowel de Belastingdienst als Dienst Toeslagen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretarissen om aan te geven met welke «externe instanties» en «externe stakeholders» er wordt samengewerkt en waaruit die samenwerking bestaat in relatie tot invorderingen.

Er wordt samengewerkt met andere uitvoeringsorganisaties. Zo worden met het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) de mogelijkheden van een nauwere samenwerking in de tweede fase van de Clustering Rijksincasso (CRI) onderzocht. In deze fase onderzoeken partijen hoe zij ook in de fasen voorafgaand aan de dwangincasso meer samen kunnen werken en als één overheid op kunnen treden. De Belastingdienst en Dienst Toeslagen participeren in het onderzoek naar de ontwikkeling van een centraal overzicht voor burgers van alle openstaande vorderingen bij de grote uitvoeringsorganisaties (het Vorderingenoverzicht Rijk). Ook is het de ambitie om te komen tot één betalingsregeling voor het Rijk, waarin betalingsregelingen met diverse overheidsschuldeisers gebundeld kunnen worden. Daarnaast is er een samenwerkingsverband in het kader van de Manifestgroep. In deze werkgroep hebben zeven grote schuldeisers (Belastingdienst, Dienst Toeslagen, UWV, CAK, CJIB, SVB en DUO) zich verenigd om ervaringen uit te wisselen en samen op te trekken. Samenwerking vindt ook plaats met derden, waaronder gemeenten. De samenwerking met gemeenten om de relevante processen te optimaliseren verlopen onder andere via grote gemeenten, de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten), het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maar ook bijvoorbeeld via de NVVK (Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet), SchuldenlabNL en de Nederlandse Schuldhulproute (Geldfit). De intermediairs, die burgers helpen, ondersteunen en adviseren, zijn belangrijke samenwerkingspartners voor de Belastingdienst en Dienst Toeslagen. Intermediairs bereiken vaak burgers die de Belastingdienst of Dienst Toeslagen niet of slecht kan bereiken. Intermediairs zijn dichterbij en laagdrempeliger, komen vaak zelfs «achter de voordeur» en zijn zo in staat passende dienstverlening aan te bieden. Intermediairs zijn daarom belangrijk in het verlenen van de juiste hulp en het kennen van de juiste kanalen en instrumenten. Waar de boodschap van de Belastingdienst of Dienst Toeslagen kwetsbare burgers niet altijd bereikt, zet de Belastingdienst en Dienst Toeslagen erop in dat deze boodschap intermediairs wel bereikt. De Belastingdienst en Dienst Toeslagen ondersteunt hen in het kennen van de processen, mogelijkheden en loketten van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen. Intermediairs zijn daarnaast een belangrijke partij in het filteren, vertalen en binnenbrengen van signalen. Zij zien in hun praktijk wat werkt, wat nodig is en waar burgers tegenaan lopen en behoefte aan hebben. De Belastingdienst en Dienst Toeslagen vraagt intermediairs nadrukkelijk deze signalen te delen om de dienstverlening te kunnen verbeteren of de processen te kunnen aanpassen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen of bij het nadenken over meer persoonlijk gerichte betalingsregelingen ook expliciet het concept van «menselijke maat» is meegenomen, wat inwoners hiervan gaan merken en wat, naast de strategieën, de ruimte is voor maatwerk als ook deze strategieën niet passen.

Het creëren van voldoende ruimte om rekening te kunnen houden met de omstandigheden van mensen – waarmee recht wordt gedaan aan de «menselijke maat» – is een belangrijke ambitie van de invorderingsstrategie. De Belastingdienst streeft naar een (telkens) op de burger toegesneden behandeling. In veel gevallen kan deze behandeling worden gerealiseerd via een overwegend geautomatiseerd proces. In situaties waar dit geautomatiseerde proces voor de burger niet werkt, zal de Belastingdienst proberen maatwerk te bieden, door bijvoorbeeld de burger tijdig door te verwijzen naar het juiste loket bij probleemschulden. Specifiek bij de persoonsgerichte betalingsregelingen geldt dat de «menselijke maat» invulling krijgt – ook nu al – door het aflossingsbedrag bij een betalingsregeling af te stemmen op de individuele inkomenspositie van de burger; in die zin is er sprake van een op maat gesneden betalingsregeling. Ook voor Dienst Toeslagen is het van belang dat de burger de regeling na moet kunnen komen en zo zijn toeslagschuld terugbetaalt, maar tegelijkertijd voldoende middelen overhoudt om te kunnen voorzien in zijn levensonderhoud. Dat betekent dat elke burger de gelegenheid krijgt om de toeslagschuld uit zichzelf te betalen, waarbij indien noodzakelijk de regeling wordt aangepast aan de persoonlijke en financiële draagkracht van de burger. Ook als de burger niet van deze betalingsmogelijkheden gebruikmaakt, zal de burger in beginsel alleen met dwanginvorderingsmaatregelen te maken krijgen als blijkt dat de dwanginvordering het juiste middel is om de toeslagschuld te incasseren.

Het concept van «menselijke maat» en de ruimte voor maatwerk wordt door de Belastingdienst en Dienst Toeslagen meegenomen bij de uitwerking van de concrete verbetervoorstellen. In de stand-van-zaken-brieven waarin ook de uitwerking van de diverse verbetervoorstellen aan bod komt, wordt u nader geïnformeerd.

De leden van de CDA-fractie lezen bij de strategieën dat rekening wordt gehouden met een persoonsgerichte benadering van burgers als uitgangspunt met daarnaast het algemeen belang, rechtsgelijkheid en rechtvaardigheid als belangrijke kaders en vragen of deze kaders soms ook tegenstrijdig kunnen zijn en wat dan de prioriteiten zijn die in de praktijk worden aangehouden.

Uitgangspunt bij de invorderingsstrategieën is dat de verschillende belangen bij een rechtvaardige invordering naast elkaar bestaan en dat bij eventuele conflicterende belangen naar een goed evenwicht wordt gezocht. Het innen van belastinggelden is één van de primaire taken van de Belastingdienst. Dienst Toeslagen heeft als taak om toeslaggerechtigden een financiële bijdrage uit te keren en teveel door de burger ontvangen toeslagen terug te vorderen en indien nodig in te vorderen. Door bij de uitoefening van die taak een persoonsgerichte benadering te hanteren, wordt recht gedaan aan zowel de financiële belangen van de schatkist als aan de rechtvaardigheid en rechtsgelijkheid waar de samenleving en burgers om vragen. Bij de afweging welke invorderingsmaatregelen in het concrete geval gepast zijn, kan de aard van de betalingsproblemen en bijvoorbeeld de aanwezigheid van fraude een rol spelen.

De leden van de CDA-fractie lezen verder ook dat wordt vastgehouden aan het beleid dat werkt en zij vragen om welk beleid dit precies gaat.

De herijking van de invorderingsstrategieën is niet bedoeld om het wiel opnieuw uit te vinden; beleid dat werkt zijn wij niet voornemens om aan te passen. Eén van de voorbeelden is dat er zoveel mogelijk voorafgaand aan de toepassing van dwanginvorderingsmaatregelen rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet of het beslagvrije bedrag zodat burgers in hun levensonderhoud kunnen blijven voorzien.

Zo wordt voorafgaand aan de toepassing van een loonvordering een vooraankondiging aan de schuldenaar gestuurd. Daarin staan onder meer de gegevens vermeld waarop de vaststelling van de beslagvrije voet is gebaseerd. De schuldenaar heeft hierdoor (nogmaals) de gelegenheid zijn schuld te betalen dan wel op de vaststelling van de beslagvrije voet te reageren. Verder geldt dat een correctie kan plaatsvinden wanneer schuldenaar in de problemen is geraakt door de maatregel.

Voorts is in lijn met dit beleid onlangs beleidsmatig geregeld dat als een overheidsvordering (OVH) of betaalvordering het bedrag van de ontvangen energietoeslag raakt, dat bedrag wordt teruggegeven. Hierdoor borgen de Belastingdienst en Dienst Toeslagen dat het bedrag aan energietoeslag wordt gebruikt waarvoor deze is bedoeld, namelijk het betalen van de energierekening.

De leden van de CDA-fractie lezen dat er rekening is gehouden met de signalen en knelpunten door medewerkers van de Belastingdienst en Toeslagen en door externe deskundigen die zijn aangedragen en vragen hoe deze zijn verzameld. Ook vragen de leden of deze gericht zijn uitgevraagd, welke signalen dit zijn en hoe deze zijn opgepakt.

Deze signalen en knelpunten zijn verzameld bij de gesprekken met medewerkers over de herijking van de invorderingsstrategie en bij de rondetafelgesprekken die in dit kader met externe partijen zijn gevoerd. Ook heeft het rapport «Burgers Beter Beschermd» van de Adviescommissie praktische rechtsbescherming in belastingzaken en het rapport Weten is nog geen doen van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid inzichten verschaft. Verder nemen we de lessen uit de kinderopvangtoeslagaffaire mee en zijn signalen die gedurende het invorderingsproces zijn afgegeven, ook meegenomen in de herijking van de invorderingsstrategie.

De leden van de CDA-fractie vragen of de inzichtelijkheid voor de burger ook een punt zou moeten zijn waar de invorderingsstrategieën elkaar zouden moeten vinden. Zij wijst hierbij naar één online overzicht van alle openstaande schulden, betalingstermijnen en wanneer wat gaat worden afgeschreven en naar de geïntegreerde betalingsregeling.

De Belastingdienst en Dienst Toeslagen werken aan het Overzicht Betalen en Ontvangen dat moet voorzien in de behoefte die door de leden van de CDA-fractie worden geschetst. Ook is de verkenning gestart naar deelname aan een vorderingenoverzicht Rijk en een betalingsregeling Rijk, waarin zowel Belastingdienst als Dienst Toeslagen participeren. Op dit moment is voor burgers inzichtelijk welke bedragen zij ontvangen of moeten betalen voor de inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet. Daarnaast loopt er nu een test met de te betalen toeslagen (huur-, kinderopvang-, zorgtoeslag en kindgebonden budget). Naar verwachting komen deze te betalen bedragen in het tweede kwartaal van 2023 beschikbaar voor toeslaggerechtigden. Hierna volgt de mogelijkheid om met iDEAL de betaling te verrichten. Uiteindelijk zullen alle belasting- en toeslagensoorten een plek krijgen op het Overzicht Betalen en Ontvangen, juist omdat er vanuit zowel de burger als de ondernemer behoefte is aan een integraal overzicht. Bij de implementatie van andere belastingsoorten, bijvoorbeeld de motorrijtuigenbelasting of schenkbelasting, is door de Belastingdienst en Dienst Toeslagen gekozen voor een stapsgewijze aanpak waarbij tussentijds ook de ervaringen van de burger of ondernemer worden onderzocht om te kijken of het overzicht aansluit bij de behoefte. Voor andere functionaliteiten (afsluiten en inzien status betalingsregeling, overzicht van reeds betaalde termijnen of verrekende termijnen) is nog geen planning af te geven, ook omdat dit samenhangt met de noodzakelijke vernieuwing van het IV/ICT-landschap van de Belastingdienst voordat dit beschikbaar kan komen in een online omgeving. De stand van zaken van het onderzoek naar een gezamenlijke betalingsregeling zullen zoals hiervoor vermeld voor de zomer aan de Tweede Kamer worden verzonden.

De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de optie naar verwachting beschikbaar wordt dat alle communicatie digitaal kan worden ontvangen.

Het merendeel van de massale berichten kan nu al digitaal worden ontvangen. Een online portaal voor alle communicatie van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen vraagt een grote wijziging van de automatisering. De Belastingdienst kan niet alle opdrachten gelijktijdig oppakken, omdat de beschikbare capaciteit om wijzigingen in de automatisering aan te brengen beperkt is binnen de Belastingdienst. Momenteel werkt de Belastingdienst aan het op orde krijgen van de IV-voorzieningen voor de invoering van de keuzeregeling berichtenverkeer Belastingdienst. De oplevering van de systemen heeft vertraging opgelopen door complexiteit, diversiteit en de hoge volumes van de berichten (circa 180 miljoen berichten per jaar). Uw Kamer is hierover geïnformeerd.2 Het is nog niet mogelijk om aan te geven op welk moment het digitaal ontvangen van post mogelijk zal zijn. Uiteraard zullen wij de Kamer informeren als een invoeringsdatum bekend is.

De leden van de CDA-fractie vragen of er nog meer integraal kan worden gekeken, als alle overheidsinformatie, ook die van gemeenten en andere publieke instellingen, binnen één digitale omgeving zichtbaar wordt en of daar ook een digitaal dashboard voor kan worden gecreëerd met inzicht in álle openstaande overheidsschulden, maar ook betalingen.

In het Programma Clustering Rijksincasso (CRI)3, uitgevoerd door het CJIB in opdracht van JenV en SZW, wordt gewerkt aan het ontwikkelen van een vorderingenoverzicht Rijk en een betalingsregeling Rijk. Sinds februari 2021 neemt de Belastingdienst actief deel aan CRI. Dienst Toeslagen neemt deel sinds februari 2023. Binnen dit programma werken CJIB, CAK, DUO, RVO, UWV, de Belastingdienst en Dienst Toeslagen samen aan het ontsluiten van hun vorderingen (betalingsverplichtingen aan de overheid) via één kanaal. Gelet op de vaak grote verschillen in de ICT-landschappen betreft dit een majeure operatie. Een impactanalyse moet uitwijzen wat mogelijk is. Wanneer het overzicht voldoende omvang en daarmee waarde heeft voor burgers, zal het overzicht aan hen worden aangeboden.

De leden van de CDA-fractie vragen ook wat de invloed van de gebundelde betalingsregeling is op de betalingstermijnen, die voor toeslagen tot 24 maanden en 12 maanden voor de inkomstenbelasting zijn en of deze termijn dan ook 24 maanden zal lopen?

Dit is één van de essentiële vragen die onderdeel uitmaken van het onderzoek naar een gebundelde betalingsregeling. Bij de beantwoording daarvan zal een rol spelen dat onlangs met de Wet wijziging van de Faillissementswet de looptijd van een wettelijke schuldregeling (Wsnp-traject) als hoofdregel is verkort naar 18 maanden. In aansluiting daarop heeft de Minister van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen het streven uitgesproken om de looptijd van de Msnp ook van 36 maanden te verkorten tot 18 maanden. Met deze ontwikkeling zal bij de looptijd van de gebundelde betalingsregeling rekening worden gehouden.

De leden van de CDA-fractie vragen of het ten aanzien van de ondernemer-natuurlijk persoon ook de bedoeling is integraal te kijken naar persoonlijke en zakelijke inkomstenbelastingschulden en toeslagenschulden.

In het kader van het voorkomen van problematische schulden streeft de Belastingdienst naar een persoonsgerichte benadering. Bij een samenloop van toeslag- en belastingschulden onderzoekt de Belastingdienst naar de mogelijkheden van een gecombineerde betalingsregeling (al dan niet op maat). Voor ondernemers-natuurlijke personen ligt dit extra gecompliceerd. De Belastingdienst houdt bij de herijking van het invorderingsbeleid ook rekening met het karakter van de betreffende belastingsoorten; bij gelden die de ondernemer van derden ontvangt of bij hen inhoudt en die vervolgens direct door hem aan de Belastingdienst moeten worden afgedragen (zoals omzetbelasting en loonheffingen), is in het algemeen een strikter invorderingsbeleid op zijn plaats. Dit element zal uitdrukkelijk in het onderzoek worden meegenomen.

Bij een verdere uitwerking van de invorderingsstrategie wordt gekeken naar de uitvoerbaarheid en financiële inpasbaarheid van de maatregelen. Dit kan ook nog betekenen dat bepaalde voorstellen niet worden geïmplementeerd. De leden van de CDA-fractie vragen of dit ook effect kan hebben op de ambities en of deze in dit stadium dan wel realistisch zijn.

Bij de uitwerking van de invorderingsstrategie in concrete maatregelen moet inderdaad gekeken worden naar de uitvoerbaarheid en financiële gevolgen. De invorderingsstrategie richt zich niet alleen op de korte of middellange termijn, maar ook op de lange termijn. Het vraagstuk of een maatregel inpasbaar is kan gevolgen hebben voor de implementatietermijn en kan dus een effect hebben op de ambities. Hierover zullen wij dan transparant zijn.

De leden van de CDA-fractie lezen ook dat naar verwachting in 2024 zal worden begonnen met de eerste maatregelen en vragen wat dit in de tussentijd betekent voor de invordering.

De Belastingdienst en Dienst Toeslagen zullen, ook voordat alle ambities zijn geïmplementeerd, zoveel als mogelijk overeenkomstig de uitgangspunten van de herijkte invorderingsstrategie handelen, maar wel binnen de kaders van wet- en regelgeving. Dat houdt bijvoorbeeld in dat burgers die uit zichzelf willen betalen, daartoe binnen de bestaande mogelijkheden worden gestimuleerd en ondersteund. En ook in die gevallen waarin burgers niet uit zichzelf betalen, zal binnen de bestaande mogelijkheden worden getoetst of dwanginvordering het juiste middel is om de belasting- of toeslagschuld te voldoen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie hoort graag van de Staatssecretarissen welke juridische verschillen en wettelijke bepalingen voor een belemmering kunnen zorgen bij de realisatie van een gezamenlijke betalingsregeling.

Bij het realiseren van één gezamenlijke betalingsregeling voor belasting- en toeslagschulden moeten keuzes worden gemaakt over de voorwaarden waaronder uitstel van betaling kan worden verleend. Daarnaast zijn er juridische complicaties waarvoor geen «eenvoudige» oplossingen zijn. Zo worden beslissingen over belasting- en toeslagschulden door verschillende bestuursorganen genomen, is de rechtsbescherming tegen een uitstelbeschikking anders geregeld en is alleen voor belastingen onder voorwaarden kwijtschelding mogelijk na afloop van een betalingsregeling. De Belastingdienst en Dienst Toeslagen onderzoeken gezamenlijk of het mogelijk is om de voorwaarden zoveel mogelijk gelijkluidend te maken. Ook wordt onderzocht welke oplossingen er zijn voor de juridische verschillen waarbij dat niet lukt.

Het lid van de BBB-fractie vraagt of de Staatssecretarissen kunnen aangeven wat erop tegen is om zowel bij betalingsregelingen voor toeslagschulden als voor belastingschulden de burger de mogelijkheid te geven om de betaling van zijn schuld over 24 maanden uit te spreiden, ongeacht of hij in staat is de toeslagschuld ineens te betalen.

Op dit moment heroverweegt de Belastingdienst het beleid ten aanzien van de bestaande betalingsregelingen. Bij die beoordeling heeft de Belastingdienst oog voor het belang van eenduidig beleid, maar uitdrukkelijk ook voor de draagkracht van mensen. Een langere betalingsregeling zal niet in alle gevallen voordelig zijn, omdat uitstel van betaling kan leiden tot verlenging van schuldenproblematiek of schuldophoping.


X Noot
1

Kamerstuk 35 510, nr. 106.

X Noot
2

Kamerstuk 31 066, nr. 747.

X Noot
3

De doorontwikkeling van CRI is opgenomen in de kabinetsaanpak «Geldzorgen, Armoede en Schulden» die op 12 juli 2022 naar de TK is gestuurd, Kamerstuk 24 515, nr. 643.

Naar boven