31 058
Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regeling voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht)

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 november 2009

Tijdens het wetgevingsoverleg van 26 oktober jl. (kamerstuk 31 058, nr. 11), waarin vijf wetsvoorstellen op het terrein van het vennootschapsrecht zijn besproken (kamerstukken 31 058, 31 065, 31 746, 31 763 en 31 877), zegde ik toe per brief te reageren op de amendementen die uiterlijk 30 oktober 2009 zouden zijn ingediend terzake deze wetsvoorstellen. Graag kom ik die toezegging hierbij na.

Deze brief gaat in op de amendementen die op 26 oktober zijn ingediend. Na 26 oktober is uitsluitend een amendement op wetsvoorstel 31 058 (nr. 12) ontvangen. Ook dat amendement is van een reactie voorzien.

Separaat van deze brief is na het wetgevingsoverleg een technische nota van wijziging ingediend voor de wetsvoorstellen 31 763 en 31 746. Ook voor het wetsvoorstel 31 065 ontvangt u per ommegaande een technische nota van wijziging.

Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regeling voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht) (31 058)

Stuk nr. 12

Met dit amendement van de leden Irrgang, Kalma en Weekers wordt beoogd het goedkeuringsrecht van bestuurders bij uitkeringen aan aandeelhouders weer in het wetsvoorstel op te nemen. De aanpassingen die de tweede nota van wijziging terzake uitkeringen bewerkstelligde, worden hiermee ongedaan gemaakt. Het amendement vervangt stuk nr. 9.

Het in de tweede nota van wijziging voorgestelde systeem houdt in dat bestuurders verplicht zijn tot het waarschuwen van de algemene vergadering als zij weten of behoren te weten dat de vennootschap na een uitkering niet kan blijven voortgaan met het betalen van de opeisbare schulden. De regeling in het wetsvoorstel sluit goed aan bij de bestaande bevoegdheidsverdeling tussen het bestuur en de algemene vergadering. Tegelijkertijd zie ik geen overwegende bezwaren tegen het amendement op grond waarvan bestuurders meer expliciet worden verplicht om uitkeringen te toetsen. Ik laat het oordeel over dit amendement over aan uw Kamer.

Ik wijs er nog op dat het amendement, indien wordt beoogd terug te keren naar de regeling in het oorspronkelijke wetsvoorstel, in technische zin zou moeten worden aangepast. Daartoe zou in onderdeel I van het amendement de voorgestelde eerste volzin van het zesde lid van artikel 208 moeten luiden: «Op een besluit tot vermindering van het geplaatste kapitaal met terugbetaling op aandelen zijn de leden 2 tot en met 4 van artikel 216 van overeenkomstige toepassing.»

Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijke Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk Wetboek) (31 065)

Voor dit wetsvoorstel is geen amendement ingediend.

Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen (31 763)

Stuk nr. 8

Dit amendement van het lid Kalma c.s. leidt samengevat tot de verplichting voor NV’s en BV’s om te streven naar een evenwichtige samenstelling van het bestuur en de raad van commissarissen. Een evenwichtige verdeling wordt aangenomen indien ten minste 30% van de zetels is bezet door mannen respectievelijk vrouwen. Indien een evenwichtige verdeling ontbreekt, moet daarover verantwoording worden afgelegd in het jaarverslag. Kleine NV’s en BV’s zijn van de regeling uitgesloten. De regeling vervalt op 1 januari 2016.

Dit amendement is besproken tijdens het wetgevingsoverleg. Ik heb aangegeven voorstander te zijn van diversiteit in de raad van commissarissen. Ook heb ik aangegeven dat ik de ondernemingen op dit punt graag de gelegenheid zou geven om zelf aan de slag te gaan met de gewijzigde Nederlandse corporate governance code. Anderzijds kan een streefcijfer met een verplichting om in het jaarverslag informatie te verschaffen over het aantal vrouwen en mannen in de raad van commissarissen en het bestuur leiden tot meer transparantie. Voor de uitvoerbaarheid van de regeling moet zij zijn beperkt tot commissarissen en bestuurders-natuurlijke personen; het amendement laat bestuurders-rechtspersonen terecht buiten beschouwing voor de vraag of het streefcijfer is bereikt. Ik laat het oordeel over dit amendement over aan uw Kamer, mits de horizonbepaling technisch wordt aangepast in die zin dat deze gaat verwijzen naar alle onderdelen die met het amendement worden ingevoegd.

Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van richtlijn nr. 2007/36/EG van het Europees parlement en de raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (PbEU L 184) (31 746)

Stuk nr. 9

Met dit amendement van het lid Weekers wordt voorgesteld om de reikwijdte van het wetsvoorstel te verruimen tot vennootschappen met een balanstotaal van ten minste €500 miljoen waarvan (certificaten van) aandelen zijn toegelaten tot de handel op een multilaterale handelsfaciliteit.

Multilaterale handelsfaciliteiten vallen buiten de reikwijdte van de richtlijn. Het voorstel kan worden aangemerkt als een zogenoemde nationale kop. Ook heeft het amendement tot gevolg dat niet meer wordt aangesloten bij de reikwijdte van andere voor beursvennootschappen geldende financiële toezichtwetgeving. Die wetgeving raakt veelal wel gereglementeerde markten, maar niet multilaterale handelsfaciliteiten. Multilaterale handelsplatformen vallen bijvoorbeeld buiten de reikwijdte van de transparantierichtijn (richtlijn nr. 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten). Een vergelijkbare opzet is gekozen voor andere financiële toezichtwetgeving voor beursvennootschappen, zoals de openbaarmakingsverplichtingen terzake een prospectus of een openbaar overnamebod. Het amendement leidt derhalve tot een afwijking van de eerder in Hoofdstuk 5.1a van de Wet op het financieel toezicht gemplementeerde richtlijnen.

Ik ontraad het amendement. Voorts moet rekening worden gehouden met het volgende. Het begrip «balanstotaal» dat in het amendement wordt gebruikt, komt niet voor in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat een definitie van dat begrip moet worden ingevoegd, verwezen moet worden naar een definitie in een andere wet danwel zou moeten worden aangesloten bij een bestaand begrip zoals de waarde van de activa.

Stuk nr. 10

Met dit amendement wordt door het lid Weekers voorgesteld te bepalen dat de vennootschap altijd een gespecificeerde stemuitslag van de algemene vergadering moet vaststellen.

Dit voorstel gaat verder dan waartoe de richtlijn verplicht. De richtlijn laat toe dat de lidstaten bepalen dat de vennootschap uitsluitend op verzoek van een aandeelhouder overgaat tot het vaststellen van een gespecificeerde stemuitslag. Indien zo’n verzoek ontbreekt kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat een meerderheid van de vergadering het besluit al dan niet steunt.

De verplichting om een uitgebreide stemuitslag vast te stellen voor elk besluit, ook zonder dat een aandeelhouder daarom heeft gevraagd, brengt kosten mee voor de vennootschap. Ik ontraad daarom dit amendement.

Stuk nr. 11

Met dit amendement van het lid Irrgang wordt voorgesteld de registratiedatum op grond waarvan wordt vastgesteld wie stemrecht heeft in de algemene vergadering te bepalen op de 30e dag voor de dag van die algemene vergadering.

Het wetsvoorstel gaat uit van een registratiedatum die ligt op de eenentwintigste dag voor die van de algemene vergadering. De registratietermijn geldt voor de jaarvergadering alsmede buitengewone vergaderingen. Wanneer de vennootschap een buitengewone vergadering bijeen wil roepen, kan een termijn van 30 dagen eerder klemmen dan een termijn van 21 dagen. De vennootschap kan dan minder flexibel reageren.

Met het amendement wordt beoogd het terugroepen van uitgeleende aandelen te vereenvoudigen. Voor terugroeping kan aanleiding zijn wanneer wordt opgeroepen voor een algemene vergadering. De uitlener die tijdens de algemene vergadering wil gelden als aandeelhouder van de vennootschap, dient te bewerkstelligen dat hij de aandelen voorafgaand aan de registratiedatum terug krijgt. Tussen de oproeping en de registratiedatum liggen 8 dagen. De uitlener heeft derhalve 8 dagen de tijd om opnieuw aandeelhouder te worden. Dit is niet anders wanneer de registratietermijn wordt gewijzigd van 21 dagen in 30 dagen. De terugroeping wordt niet eenvoudiger met dit amendement. Op grond van het voorgaande ontraad ik het amendement.

Stuk nr. 12

Dit amendement van het lid Irrgang houdt in dat de huidige agenderingstermijn van 60 dagen wordt verlengd tot 180 dagen. Daarnaast wordt voorgesteld de statutaire mogelijkheid om de agenderingstermijn te verkorten en de drempel voor het uitoefenen van het recht lager te stellen, te schrappen.

Thans is in artikel 2:114a BW opgenomen dat een agenderingsverzoek niet later dan op de zestigste dag voor de algemene vergadering door de vennootschap moet zijn ontvangen. Een verlenging van de agenderingstermijn tot 180 dagen voor alle onderwerpen, al dan niet strategisch van aard, is een belangrijke beperking van het agenderingsrecht. Een dergelijke agenderingstermijn wijkt sterk af van de desbetreffende termijn in omringende landen. Zo is de agenderingstermijn in het Verenigd Koninkrijk 6 weken en in Duitsland 30 dagen. Het kabinet meent dat een dergelijke regeling een negatief effect zal hebben voor het Nederlandse investeringsklimaat. Op grond van het voorgaande raad ik u de verlenging van de agenderingstermijn tot 180 dagen ten stelligste af.

In verband met de overige onderdelen van dit amendement merk ik op dat mij geen berichten hebben bereikt dat het bedrijfsleven behoefte heeft aan het schrappen van de mogelijkheid om in de statuten af te wijken van het wettelijke regime.

Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een recht voor de ondernemingsraad van naamloze vennootschappen om een standpunt kenbaar te maken ten aanzien van belangrijke bestuursbesluiten en besluiten tot benoeming, schorsing en ontslag van bestuurders en commissarissen alsmede ten aanzien van het bezoldigingsbeleid (31 877)

Stuk nr. 6

Dit amendement van het lid Weekers beperkt de reikwijdte van het wetsvoorstel tot beursvennootschappen.

Het wetsvoorstel geldt voor alle NV’s, ongeacht of zij al dan niet beursgenoteerd zijn. De besluiten waarop het wetsvoorstel ziet, zijn belangrijk voor de werknemers van zowel beurs-NV’s als niet beurs-NV’s. Het betreft onder meer besluiten over de samenstelling van het bestuur en de raad van commissarissen en het bezoldigingsbeleid. Tegelijkertijd bestaat in alle NV’s het risico dat de afstand tussen de aandeelhoudersvergadering en de werknemers zodanig groot is dat het zinvol is de algemene vergadering inzicht te verschaffen in de opinie van de werknemers ten aanzien van de betreffende besluiten. Ik ontraad het amendement.

Stuk nr. 7

Dit amendement van het lid Weekers sluit het spreekrecht van de ondernemingsraad in de algemene vergadering in verband met de eerdergenoemde besluiten uit zodra de meerderheid van de werknemers in een internationaal concern werkzaam is in het buitenland.

Het wetsvoorstel sluit het spreekrecht uit voor de Nederlandse NV die als topholding aan het hoofd staat van een internationaal concern waarvan het merendeel van de werknemers werkzaam is in het buitenland. Indien het concern echter een Nederlandse tak heeft met een NV als subholding en de meerderheid van de werknemers van die Nederlandse tak in Nederland werkzaam is, geldt het spreekrecht wel voor de ondernemingsraad van die dochter-NV. Dat is van belang omdat besluiten die op het niveau van de topholding worden genomen, door die dochter-NV moet worden uitgevoerd. Daarbij kunnen besluiten in de zin van dit wetsvoorstel aan de orde zijn. Voor een evenwichtige besluitvorming is het wenselijk dat de opinie van de werknemers in Nederland door de algemene vergadering bij de besluitvorming kan worden betrokken. Het wetsvoorstel biedt die mogelijkheid. Ik ontraad het amendement.

Stuk nr. 8

Dit amendement van het lid Weekers sluit het spreekrecht van de ondernemingsraad in de algemene vergadering uit indien een besluit tot schorsing van een bestuurder of commissaris is geagendeerd.

In het wetsvoorstel is het belang van de schorsing van een bestuurder of commissaris als ordemaatregel onderkend. Bepaald is dat de ondernemingsraad «tijdig» in de gelegenheid moet worden gesteld zijn standpunt in te nemen. Met het begrip «tijdig» kan worden ingespeeld op de omstandigheden van het geval. Indien het agendapunt de schorsing van een bestuurder of commissaris betreft, mag van de ondernemingsraad worden verwacht dat deze op korte termijn een standpunt inneemt. Ik verwacht niet dat de schorsing als ordemaatregel onbruikbaar wordt op basis van de voorgestelde regeling. Ik laat het oordeel ten aanzien van dit amendement over aan uw Kamer.

Stuk nr. 9

Dit amendement van het lid Weekers betreft het tijdstip waarop het standpunt van de ondernemingsraad ten aanzien van de goedkeuring van een belangrijk bestuursbesluit in de zin van artikel 2:107a BW voor de aandeelhoudersvergadering beschikbaar moet zijn. Op grond van het amendement kan dat tijdstip ook na de oproeping voor de algemene vergadering liggen.

Het wetsvoorstel bepaalt dat het standpunt van de ondernemingsraad tegelijk met de oproeping voor de algemene vergadering beschikbaar moet zijn. De reden daarvoor is dat de belangenafweging door aandeelhouders vaak al voorafgaand aan de algemene vergadering wordt gemaakt, bijvoorbeeld omdat zij een stemvolmacht afgeven of langs elektronische weg stemmen voorafgaand aan de vergadering. Ook in deze gevallen moet het standpunt van de ondernemingsraad bij de belangenafweging kunnen worden betrokken. Het amendement staat daaraan in de weg.

Overigens behoeft het opstellen van een standpunt door de ondernemingsraad over besluiten in de zin van artikel 2:107a BW niet veel tijd te kosten. Ten aanzien van de desbetreffende besluiten heeft de ondernemingsraad in de regel ook een adviesrecht in de zin van artikel 25 Wet op de Ondernemingsraden. Het advies dat in dat kader wordt uitgebracht, zal in veel gevallen de opmaat vormen voor het standpunt in de zin van dit wetsvoorstel. Ik ontraad het amendement.

Stuk nr. 10

Dit amendement van het lid Weekers heeft tot gevolg dat het recht van de ondernemingsraad om een standpunt in te nemen ten aanzien van de benoeming van commissarissen van een structuurvennootschap (artikel 2:158 lid 4 BW) wordt geschrapt.

Voor structuurvennootschappen bepaalt artikel 2:158 lid 4 BW dat commissarissen worden benoemd door de algemene vergadering op voordracht van de raad van commissarissen. De ondernemingsraad heeft een (versterkt) aanbevelingsrecht ten aanzien van deze voordracht (artikel 2:158 lid 5 en 6 BW). De aanbeveling wordt uitgebracht aan de raad van commissarissen en niet aan de algemene vergadering. Aldus heeft alleen de raad van commissarissen inzicht in het standpunt van de ondernemingsraad. Nu de algemene vergadering het besluit tot benoeming van een commissaris neemt, vergt een evenwichtige besluitvorming dat ook zij kennis kan nemen van het standpunt van de ondernemingsraad. Tegelijkertijd is de ondernemingsraad van een structuurvennootschap op grond van de bestaande wettelijke regeling reeds zodanig betrokken bij de benoeming van commissarissen dat ik geen zwaarwegende bezwaren heb tegen het amendement. Ik laat het oordeel over dit amendement over aan uw Kamer.

Stuk nr. 11

Dit amendement van het lid Weekers betreft het tijdstip waarop het wetsvoorstel in werking treedt. Het amendement heeft tot gevolg dat het spreekrecht van de ondernemingsraad niet geldt ten aanzien van algemene vergaderingen die binnen negentig dagen na inwerkingtreding van de wet worden gehouden.

In het wetsvoorstel is bepaald dat de inwerkingtreding plaatsvindt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Zo kan rekening worden gehouden met de omstandigheid dat de ondernemingsraad geen standpunt kan innemen over besluiten die zullen worden genomen in algemene vergaderingen waarvoor de oproeping al heeft plaatsgevonden op het moment van de inwerkingtreding. Het amendement geeft ondernemingen nog meer zekerheid dat zij voldoende tijd krijgen om de ondernemingsraad in de gelegenheid te stellen een standpunt te bepalen voordat wordt opgeroepen voor de algemene vergadering. Ik laat het oordeel over dit amendement over aan uw Kamer.

Ik stel het zeer op prijs wanneer uw Kamer de vijf genoemde wetsvoorstellen op korte termijn plenair kan afhandelen.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven