31 051
Evaluatie Wet bescherming persoonsgegevens

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2010

Het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) heeft onderzoek gedaan naar de naleving van de Wet politiegegevens door de regionale politiekorpsen Rotterdam-Rijnmond en IJsselland bij de toepassing van automatische kentekenherkenning (ANPR). Het Cbp is daarbij tot het oordeel gekomen dat de registratie van zogenaamde hits naar aanleiding van de toepassing van ANPR past binnen de Wet politiegegevens (Wpg). Het huidige wettelijk kader laat echter geen ruimte voor het bewaren van passagegegevens die geen hit hebben opgeleverd.

Uw Kamer heeft ons – tijdens de regeling van werkzaamheden d.d. 28 januari 2010 – om een reactie gevraagd op de bevindingen van het Cbp. Met deze brief voldoen wij aan dat verzoek (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 48).

Wij plaatsen deze reactie in de context van het kabinetsstandpunt over het advies van de commissie Veiligheid en persoonlijke levenssfeer (commissie Brouwer-Korf)1, dat wij op 3 februari 2010 met uw Kamer zullen bespreken.

Bevindingen Cbp

De regiokorpsen Rotterdam-Rijnmond en IJsselland hebben in het kader van het onderzoek aangegeven gebruik te maken van zowel vaste als mobiele ANPR-camera’s die worden ingezet in het kader van de dagelijkse politietaak. De vaste camera’s zijn continu in bedrijf, de mobiele camera’s worden met grote regelmaat ingezet.

Het regiokorps Rotterdam bewaart de kentekens die door beide soorten camera’s worden gescand vervolgens gedurende een periode van maximaal 4 maanden. Uit het privacyreglement horende bij dit register2 blijkt dat dit gebeurt teneinde op een later tijdstip deze kentekens alsnog te kunnen vergelijken met gegevens uit andere politieregisters, voor zover dat noodzakelijk is in het kader van ernstige verstoring van de openbare orde, zeer dringende gevallen van hulpverlening of de opsporing en vervolging van strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is.

Het regiokorps IJsselland heeft aangegeven dat de door mobiele camera’s gescande kentekens direct op een hit worden gecontroleerd. De no-hits afkomstig van deze camera’s worden sinds 30 november 2009 direct vernietigd. De kentekens van de vaste camera’s worden niet direct op hits gecontroleerd. Dit gebeurt achteraf, waartoe de kentekens gedurende een periode van tien dagen worden bewaard. Gedurende deze periode worden derhalve ook no-hits bewaard.

De rechtbank Zwolle heeft op 2 juli 2009 uitspraak gedaan in een zaak waarin de inzet van ANPR een rol speelde. De rechtbank heeft in deze zaak de uitleg aanvaard dat de gescande kentekens een week lang mochten worden bewaard voor het opsporen van mobiel banditisme. Binnenkort dient deze zaak in hoger beroep.

Het Cbp stelt evenwel dat uit de geldende wettelijke normen voortvloeit dat de met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak gescande kentekens die geen hit opleveren in het vergelijkingsbestand, de no-hits, direct dienen te worden vernietigd. Het Cbp concludeert dat genoemde politiekorpsen, door no-hits voortvloeiend uit een ANPR-toepassing in het kader van de dagelijkse poltietaak gedurende 120 resp. 10 dagen te verwerken, in strijd handelen met de Wpg.

Reactie kabinet

Uit het oordeel van het Cbp over de toepassing van ANPR door de politiekorpsen leiden wij af dat het Cbp geen ruimte ziet om binnen het huidige wettelijke kader de no-hits te bewaren teneinde op een later tijdstip dan direct na de passage van het voertuig een vergelijking met het referentiebestand te maken.

Het advies van het Cbp zullen wij opvolgen. De politiekorpsen zullen hun praktijk aan de conclusies van het Cbp aanpassen.

Bij de opsporing van strafbare feiten kan het echter geboden zijn de gescande kentekengegevens een bepaalde termijn te bewaren, ook als ze niet onmiddellijk een hit opleveren. De commissie Brouwer-Korf huldigt deze mening ook in haar advies, maar vindt wel dat een meer gedegen juridisch kader vereist is dan nu voorhanden is. Het kabinet heeft in zijn standpunt over het rapport van de commissie Brouwer-Korf dit advies overgenomen.

De uitspraak van het Cbp is voor ons aanleiding geweest om nu voorrang te geven aan het opstellen van een wettelijke regeling voor het gebruik van ANPR voor de strafrechtelijke handhaving. Deze wettelijke regeling die de bewaring van de no hits gedurende beperkte tijd mogelijk moet maken zal worden toegesneden op de werkwijze zoals die door het regiokorps IJsselland werd toegepast.

In dit traject zullen nog keuzes worden gemaakt ten aanzien van de specifieke doeleinden, de te bewaren categorieën van gegevens en de te hanteren bewaartermijnen. Praktische voorzieningen zoals automatische opschoning, uniformiteit van programmatuur, autorisatieniveaus, eisen aan de integriteit van systemen en voorlichting aan het publiek inclusief de mogelijkheid tot inzage, maken onderdeel uit van het beleidskader dat thans in ontwikkeling is.

Relevant in dit verband is dat op korte termijn evaluatieonderzoeken zullen worden uitgevoerd om de effectiviteit van ANPR, juist ook in het kader van de opsporing, nader te onderzoeken.

De overige toepassingsvarianten zullen dan ook in een later stadium worden gereguleerd.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Kamerstukken II, 2009/10, 31 051, nr. 5.

XNoot
2

Staatscourant 26 april 2007, nr. 81/blz. 26.

Naar boven