31 015 Kindermishandeling

31 839 Jeugdzorg

Nr. 224 BRIEF VAN DE RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 maart 2021

Op 15 januari 2021 heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming een brief doorgestuurd, met het verzoek de daarin gestelde vragen te beantwoorden. Het betreft een brief van een burger die vragen heeft gesteld naar aanleiding van het debat van 16 december 2020 (Handelingen II 2020/21, nr. 38, debat over het onderzoek naar geweld in de jeugdzorg) over het eindrapport van de Commissie De Winter (Kamerstukken 31 015 en 31 839, nr. 174). Mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport reageer ik met deze brief op dit verzoek.

De vragen gaan over het samenstellen van het pakket aan maatregelen (en het proces daarvan), de vorm en hoogte van de tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg en de mate van communicatie over de regeling en maatregelen met slachtoffers.

Ik hecht eraan om aan te geven dat het een lang proces is geweest om tot het pakket aan erkenningsmaatregelen te komen voor deze slachtoffers. Hierbij zijn zij zo goed mogelijk betrokken, maar ik realiseer mij dat we niet aan ieders wensen kunnen voldoen. Hieronder ga ik in op de specifieke vragen.

De financiële tegemoetkoming (vragen 1, 2, 5, 8, 9)

Deze tegemoetkoming is niet bedoeld als compensatie voor het leed dat is ondervonden. Het is bedoeld als een erkenning van het geweld dat slachtoffers is aangedaan en het feit dat de overheid tekort is geschoten in het toezicht. De financiële tegemoetkoming is een maatregel binnen een breder pakket.

Bij de enquête die is uitgevoerd onder de bij het projectteam bekende slachtoffers gaf 85% aan enige vorm van financiële tegemoetkoming te wensen binnen het totale pakket, hierbij gaf 51% aan de voorkeur te hebben voor één vast bedrag.1

Over de hoogte van de regeling is veel en lang gesproken. Uiteindelijk is de mate van te leveren bewijslast doorslaggevend geweest in de keuze van het bedrag. Uit eerdere, vergelijkbare regelingen, zoals die naar aanleiding van de Commissie Samson en Deetman, is geleerd dat, hoe hoger het bedrag, des te meer bewijslast er nodig is. Met veel bewijslast neemt het risico op secundaire victimisatie toe, omdat slachtoffers bijvoorbeeld stress ervaren omdat hun leed gewogen wordt. Met één vast bedrag zorgen we voor een eenvoudige procedure en kan de bewijslast laag worden gehouden.

Wij hebben voor het bedrag van € 5.000 gekozen na een vergelijking met bedragen van vergelijkbare regelingen. Zo is er enerzijds gekeken naar de hoogste categorie van uitkering van geweld in de Rooms-Katholieke Kerk (RKK) (Commissie Deetman II). Dit varieerde van € 1.000 tot € 5.000 voor de zwaarste categorie. Het gemiddeld uitgekeerde bedrag was € 2.900. En anderzijds is nagegaan welke letselcategorie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven (Schadefonds), op basis van de reguliere wet schadefonds geweldsmisdrijven, het meest vergelijkbaar is. Dat is categorie 3, die hoort bij psychisch letsel door stelselmatig huiselijk geweld waarbij sprake is van ernstig geweld, zeer lange duur of hoge frequentie. Dit bedrag is ook € 5.000. Ook is gekeken naar het gemiddeld uitgekeerde bedrag van het Schadefonds, op basis van de reguliere wet schadefonds geweldsmisdrijven, dat in 2019 € 3.993 was. Alles afwegende vinden we een bedrag van € 5.000 in het licht van het voorgaande een redelijk bedrag voor een tegemoetkoming als erkenning van leed. Overigens is deze regeling bedoeld als een aanvulling op de eerdere Samson-regelingen voor slachtoffers van seksueel misbruik in de jeugdzorg. Zoals de regeling naar aanleiding van de Commissie Deetman II voor slachtoffers van geweld een aanvulling was op de eerste regeling Deetman voor slachtoffers van seksueel misbruik.

Totstandkoming maatregelen (vraag 4)

Na het uitbrengen van het rapport van de Commissie De Winter hebben wij een interdepartementaal projectteam aangesteld om een zorgvuldig proces in te richten waarbij ook slachtoffers zijn betrokken. In speciale werkgroepen zijn, samen met de brancheorganisaties in de jeugdzorg en een aantal lotgenotenorganisaties, de eerste wensen en suggesties opgehaald. Deze zijn vervolgens getoetst in een bredere lotgenotenbijeenkomst, in verschillende sessies met lotgenoten en via een enquête. In de begeleidingscommissie van deze enquête waren lotgenotenorganisaties vertegenwoordigd.

Ieder slachtoffer heeft een eigen verhaal. De behoefte aan en gedachten over erkenning blijken sterk te variëren. Uit gesprekken met lotgenotenorganisaties kwam naar voren dat een financiële tegemoetkoming voor veel slachtoffers belangrijk is. Daarnaast bleek ook dat alléén een regeling voor hen niet als afdoende zou worden ervaren. Wij hebben daarom ingezet op een breed erkenningspakket (zie ook de infographic met de voortgang van de maatregelen in november 2020), waar de financiële regeling onderdeel van is:2

  • verhalen bewaren in archief;

  • financieel ondersteunen van lotgenotencontact via Slachtofferhulp Nederland;

  • faciliteren van toeleiding tot zorg via het Centraal Informatie- en Expertisepunt;

  • financiële tegemoetkoming via het Schadefonds Geweldsmisdrijven;

  • financiële ondersteuning voor het monument aan Stichting Monument Geweld in de Jeugdzorg;

  • website en documentaire (vraag 5) om maatschappelijke aandacht voor dit onderwerp te vergroten;

Over de documentaire en de totstandkoming daarvan is in de brief aan de Tweede Kamer van 27 oktober 2020 (Kamerstukken 31 015 en 31 839, nr. 204) een update gegeven, alsmede in verschillende nieuwbrieven die door het projectteam verstuurd zijn. Samen met een klankbordgroep van lotgenoten wordt op dit moment gewerkt aan de documentaire en een website. Samen vormen zij een digitaal monument voor slachtoffers. Beide zijn naar verwachting eind maart klaar.

Dit pakket is breder dan de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van andere onderzoeksrapporten van andere Commissies, zoals bijvoorbeeld de Commissie Samson.

Mate van communicatie met slachtoffers over de maatregelen (vraag 3)

Het afgelopen jaar hebben we op verschillende manieren en momenten berichten uitgebracht en bijeenkomsten georganiseerd om aandacht te creëren voor de maatregelen naar aanleiding van het rapport van de Commissie De Winter. Zo is in februari 2020 rond de aankondiging van de maatregelen een bijeenkomst met lotgenoten georganiseerd en is in verschillende media-aandacht geweest voor de maatregelen. Het projectteam, Slachtofferhulp Nederland en het Schadefonds communiceren regelmatig via nieuwsbrieven, website en social media-kanalen over de voortgang van de maatregelen en, met name de laatste weken, over de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen bij het Schadefonds. Naast deze nieuwsbrieven zijn de Kamerbrieven van februari en oktober 2020 meegezonden met de door het projectteam verstuurde nieuwsbrieven. Ook is er een infographic met een versimpelde weergave van de maatregelen meegezonden aan de slachtoffers die zich hebben aangemeld voor de nieuwsbrief. Wanneer slachtoffers niet of met «nee» hebben gereageerd op de vraag of zij de nieuwsbrief wilden ontvangen, hebben zij de Kamerbrieven en infographic niet via deze weg ontvangen.

Daarnaast zijn de afgelopen anderhalf jaar met diverse lotgenoten(organisaties) regelmatig gesprekken en bijeenkomsten geweest over de voortgang van implementatie van de maatregelen. De totstandkoming van de maatregelen heb ik eerder in deze brief toegelicht. Het Schadefonds heeft met lotgenoten gekeken naar het aanvraagproces en het aanvraagformulier.

Vanaf afgelopen zomer konden slachtoffers hun gegevens achterlaten zodat zij tijdig op de hoogte gesteld zouden worden wanneer de regeling in werking zou treden. Nadat de regeling in de Staatscourant is gepubliceerd zijn slachtoffers via het projectteam en het Schadefonds per mail geïnformeerd. De financiële regeling blijft beschikbaar tot eind december 2022. Hierdoor hebben alle slachtoffers die dit willen ruime gelegenheid om zich te melden bij het Schadefonds. Tijdens het plenaire debat met de Tweede Kamer op 16 december 2020 zijn alle maatregelen toegelicht en besproken. Over het moment van het debat zijn lotgenoten(organisaties) geïnformeerd.

Advies over het installeren van onafhankelijk toezicht is genegeerd (vraag 6)

Ik ben het zeer eens met de commissie dat we proactief, sterk en onafhankelijk toezicht nodig hebben. Het toezicht in de jeugdzorg wordt georganiseerd door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). De missie van de IGJ op het gebied van Jeugd luidt «Elk kind een veilig thuis en gezonde ontwikkeling». De gezonde en veilig ontwikkeling van jeugdigen staat daarmee bovenaan. De IGJ heeft als toezichthouder de taak en verantwoordelijkheid bij te dragen aan het voorkomen en terugdringen van geweld in de jeugdzorg. In haar toezicht toetst de inspectie ook of er onafhankelijke vertrouwenspersonen voor de jeugdigen zijn. De jaarrapportage van de vertrouwenspersoon wordt bij de instelling opgevraagd. Daarnaast is de IGJ scherp op meldingen over situaties waarin jeugdigen onveilig zijn. IGJ en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) werken samen binnen de Commissie Meldingen Jeugd (CMJ) in de beoordeling van incidentmeldingen uit het jeugddomein. Deze meldingen en signalen gebruikt de IGJ samen met informatie uit andere bronnen, zoals vertrouwenspersonen van het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ), eerdere toezichtbezoeken en databronnen, om te bepalen welke aanbieders zij – eventueel met prioriteit – bezoekt en welke thema’s daarbij centraal staan. Tot slot zal er naar aanleiding van het debat van 16 december worden gekeken hoe het jongerenperspectief tijdens inspectiebezoeken meegenomen kan worden.

Slachtoffers kunnen altijd nog naar de (straf)rechter of civiele rechtbank (vraag 7)

Tijdens het onderzoek heeft de Commissie De Winter, net als de Commissie Samson destijds, contact gehad met het Openbaar Ministerie (OM) over zaken waarin het strafrecht mogelijk nog kon worden ingeschakeld. Het OM heeft deze zaken bestudeerd. Maar helaas moest bij alle voorgelegde zaken geconstateerd worden dat de zaak al verjaard was of dat er onvoldoende bewijs was om tot vervolging over te gaan.

Voor zaken uit een recenter verleden is dit anders. Als het misdrijf niet is verjaard en slachtoffers dat willen, dan kunnen zij aangifte doen. Het onderzoek van de Commissie de Winter heeft overigens wel aangetoond dat de aard van het geweld door de tijd heen is veranderd. Was er tot de jaren ’70 vooral sprake van verticaal geweld (van begeleiders naar pupillen), de laatste decennia is meer sprake van horizontaal geweld. Het gaat dus vooral om geweld tussen kinderen onderling. In dergelijke gevallen ligt het doen van aangifte niet altijd in de rede. Wel is ingrijpen en adequaat handelen hier op zijn plaats. Omdat aangifte doen voor veel slachtoffers een drempel kan zijn, zijn vertrouwenspersonen zo belangrijk. Geweldsincidenten moeten altijd worden opgenomen in de incidentenregistratie van de organisatie. En in ernstige gevallen worden gemeld bij de Inspectie. Er kan in overleg met en toestemming van de cliënt aangifte worden gedaan. Nazorg door de instelling aan de cliënt is natuurlijk van belang. Daar kan een vertrouwenspersonen en/of steunfiguren ook een rol in spelen. Instellingen hebben ook eigen beleid voor incidenten. Daarin zal naast bovenstaande ook aandacht zijn voor het omgaan met de dader en voor het leren van incidenten.

De vertrouwenspersonen van het AKJ zullen altijd vanuit hun informatie- en advies kerntaak de jeugdigen wijzen op de mogelijkheid tot het doen van aangifte als zij aangeven dat zij te maken hebben gehad met geweld of een ander strafbaar feit. Het AKJ kan hen vervolgens verder helpen bij het eventueel doen van aangifte en samen bekijken wat (daarnaast) mogelijk en wenselijk is.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Bij het meldpunt van de commissie De Winter zijn 699 meldingen binnengekomen die onder de doelgroep vielen. Hiervan hebben 409 melders aangegeven de nieuwsbrieven van het projectteam te willen ontvangen en zij zijn ook aangeschreven voor de enquête. Hierbij was de respons 70%.

Naar boven