31 015 Kindermishandeling

31 839 Jeugdzorg

Nr. 204 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 oktober 2020

Kinderen in Nederland moeten kunnen rekenen op een veilige omgeving om in op te groeien. Als de thuissituatie die niet kan bieden en kinderen onder verantwoordelijkheid van de overheid worden geplaatst in een pleeggezin, gezinshuis of een instelling, moeten zij daar een veilige omgeving vinden. Het onderzoek van Commissie De Winter heeft aangetoond dat van een veilige omgeving lang niet altijd sprake is geweest. Geweld van diverse aard heeft zich voorgedaan – seksueel, fysiek en psychisch; verschillende factoren tezamen bepaalden of geweld zich daadwerkelijk voordeed. Het geweld veranderde door de jaren heen. Waar er tot aan de jaren ’70 vooral sprake was van verticaal geweld vond de laatste decennia geweld met name plaats tussen pupillen onderling, waar niet altijd adequaat op gereageerd werd. Wij zijn doordrongen van de ernst van de bevindingen en voelen de urgentie om hier stevig op in te zetten.

Voor een passende reactie op deze pijnlijke bevindingen hebben wij een proces ingericht waarbij belanghebbenden – slachtoffers en de sector zelf – nadrukkelijk worden betrokken. In onze beleidsreactie van 21 februari jl.1 hebben wij acties aangekondigd als antwoord op de aanbevelingen die de Commissie De Winter (hierna: de Commissie) deed in haar eindrapport van 12 juni 2019 «Onvoldoende Beschermd». In deze brief informeren wij u over de voortgang op de ingezette acties.

  • Deze acties zien op erkennen, voorkomen en leren van geweld in de jeugdzorg.2

  • De aanbevelingen gericht op erkennen zijn omgezet in concrete activiteiten (waaronder een digitaal monument, een financiële regeling) en leren (zoals het congres in november) die snel zichtbaar zijn. We streven ernaar de erkenningsmaatregelen in Q1 van 2021 af te ronden.

  • De aanbevelingen gericht op voorkomen en leren zijn enerzijds omgezet in concrete acties. Er is dit jaar en vorig jaar in totaal bijna € 1,5 miljoen extra geïnvesteerd in vertrouwenswerk. Kinderen in een gesloten setting zien nu minimaal eens per week een vertrouwenspersoon. Er is € 33,5 miljoen beschikbaar gesteld in 2020 om de vastgoedtransitie in de gesloten jeugdhulp naar kleinschaligheid te realiseren. En gericht op het behoud van personeel is een financiële bijdrage van € 2,4 miljoen beschikbaar gesteld voor de arbeidsmarkttafel jeugd om arbeidsmarktknelpunten aan te pakken.

  • De aanpak op voorkomen van geweld en leren richt zich anderzijds op inhoudelijke zorgvernieuwing, verbeteren van de randvoorwaarden van het jeugdstelsel en het versterken van het lerend vermogen van de sector, onder andere via het programma Zorg voor de Jeugd. Als voorbeelden van actieplannen kunnen worden genoemd het actieplan «De best passende zorg voor kwetsbare jongeren», de beweging StroomOp en het actieonderzoeksproject «Ik laat je niet alleen». Het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen» beoogt de randvoorwaarden van het jeugdstelsel te verbeteren. En vanuit het programma Werken in de Zorg wordt gewerkt aan het terugdringen van de personeelstekorten.

    In haar eindrapport geeft de Commissie zelf al aan dat veel van haar inhoudelijke aanbevelingen een kwestie van lange adem zijn en dat de meeste van deze aanbevelingen in lijn zijn met de beleidsontwikkelingen in de jeugdzorg.

Met deze brief doen wij de toezegging gestand uit het Algemeen Overleg Jeugd van 23 juni 2020.

Erkennen, voorkomen en blijvend leren

Sinds het verschijnen van de beleidsreactie op het rapport van de Commissie op 21 februari jl. is de implementatie van de verschillende erkenningsmaatregelen gestart. Dit hebben wij projectmatig opgepakt om focus, aandacht en tijdsinvestering te garanderen. Een interdepartementaal projectteam werkt hieraan in nauwe samenwerking met lotgenoten- en brancheorganisaties. Dit jaar wordt een deel van de erkenningsmaatregelen gerealiseerd. In de eerste maanden van 2021 ronden wij de overige erkenningsmaatregelen af, waarmee dit deel afgerond zal zijn. Deze maatregelen worden toegelicht in hoofdstuk 1.

In hoofdstuk 2 staat de voortgang van de acties om geweld in de jeugdzorg te voorkomen centraal. Onze inspanningen om de jeugdzorg veiliger te maken en geweld te voorkomen, richten zich op het continue verbeteren van de jeugdzorg. Er wordt gewerkt aan inhoudelijke zorgvernieuwing om de transformatiedoelen van de Jeugdwet, die ook bijdragen aan het verminderen van geweld, te bereiken. Zo zijn er acties genomen om te zorgen dat kinderen «zo thuis mogelijk» kunnen opgroeien, er voldoende goed opgeleide jeugdprofessionals zijn en de eigen kracht van cliënten wordt versterkt door ondersteuning van steunfiguren.3 Daarnaast willen wij met het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen» de randvoorwaarden van het jeugdstelsel versterken om er zo voor te zorgen dat de nodige zorg voor jeugdigen tijdig beschikbaar is.

Ook werken we toe naar een effectievere jeugdbeschermingsketen die eenvoudiger is ingericht. De huidige jeugdbeschermingsketen is complex georganiseerd. De werkwijze van betrokken organisaties sluit niet goed op elkaar aan. Mede daardoor moeten kinderen en gezinnen vaak te lang op hulp wachten. Die situatie kunnen en willen wij niet voort laten bestaan. Eind 2020 wordt hierover een advies verwacht, inclusief (organisatorische) consequenties en tijdpad voor realisatie. Hierover hebben de Minister van VWS en Minister voor Rechtsbescherming u eerder geïnformeerd in de brief over Perspectief voor de Jeugd d.d. 20 maart 2020. Dit zijn omvangrijke verandertrajecten, die ook een cultuurverandering beogen. Dit zijn, zoals gezegd, processen van de lange adem.

Hoofdstuk 3 geeft de activiteiten weer die bijdragen aan het blijvend leren. Met het organiseren van rondetafelbijeenkomsten, een congres voor hulpverleners en een veiligheidsbelevingsonderzoek onder kinderen willen wij het lerend vermogen van de sector versterken. Inzicht krijgen in huidige ervaringen en daarvan leren draagt bij aan het voorkomen van geweld in de jeugdzorg. En het bewaren van de opbrengst van de Commissie draagt daar ook aan bij.

In gesprek met slachtoffers en Commissie over de voortgang

Wij vinden het van belang om de slachtoffers – de mensen die een melding hebben gedaan bij de Commissie en lotgenotenorganisaties – ook op de hoogte te brengen van de voortgang op de acties. Het interdepartementale projectteam informeert hen periodiek over de voortgang met een nieuwsbrief en heeft regelmatig contact met de vertegenwoordigers van de lotgenotenorganisaties. Speciaal voor deze doelgroep wordt een infographic ontwikkeld die aansluit bij hun informatiebehoefte, die in een online bijeenkomst zal worden toegelicht.

Ook is er gesproken met de voorzitter en met een lid van de voormalige Commissie over de inspanningen die wij verrichten naar aanleiding van de aanbevelingen die zij hebben gedaan.

1. Erkennen en ondersteunen

In onze brief van 21 februari jl.4 hebben wij een breed pakket aan erkenningsmaatregelen aangekondigd. Zowel bij het onderzoek naar seksueel misbruik en geweld in de katholieke kerk door commissie Deetman, alsook bij het onderzoek naar seksueel misbruik in de jeugdzorg door commissie Samson, konden slachtoffers gebruik maken van een individuele erkenningsmaatregel in de vorm van een financiële regeling. Uit de gesprekken met lotgenoten(organisaties) kwam naar voren dat een financiële tegemoetkoming voor veel slachtoffers belangrijk is, maar dat alleen een regeling voor hen niet als afdoende wordt ervaren. De enquête onder de melders van de Commissie bevestigde dit beeld. Bij het vormgeven van een breed erkenningspakket hebben wij, zoals ook de Commissie dat heeft gedaan, gekeken naar de literatuur over Transitional Justice. Daarin wordt geadviseerd in te zetten op een combinatie van individuele en collectieve erkenningsmaatregelen, en van materiële maatregelen en symbolische gebaren.5 Ook hebben wij geïnvesteerd in een zorgvuldig proces waarin de slachtoffers zelf worden betrokken.

Daarbij willen wij opmerken dat wij niet te maken hebben met een homogene groep slachtoffers, maar juist veel verschillende personen, met elk een eigen verhaal, dat varieert naar omstandigheden en achtergrond; met sterk wisselende behoeften aan en gedachten over erkenning en ondersteuning.

Momenteel wordt, eveneens in samenwerking met slachtofferorganisaties en branches, dit brede pakket erkenningsmaatregelen uitgevoerd. Het is zowel van individueel als algemeen belang dat bekend wordt wat er is gebeurd, dat verhalen worden bewaard en gedeeld. Ter erkenning van de slachtoffers, omdat wij niet mogen vergeten en als samenleving moeten weten wat er is gebeurd, en om hiervan te leren voor de toekomst.

Excuses

Erkenning bieden begint met onderzoeken wat is gebeurd. Dat is het onderzoek van de Commissie geweest, alsmede het onderzoek naar dwangarbeid, waarvan het onderzoeksrapport «Gedwongen arbeid bij de Goede Herder» aan uw Kamer is aangeboden. Daarvan is aangegeven dat erkenning voor slachtoffers van ongeoorloofde dwangarbeid in de instellingen van de Goede Herder ook wordt betrokken bij de uitwerking van de erkenningsmaatregelen in de opvolging van de aanbevelingen uit het rapport van de Commissie.6 Een volgende stap is dat de verantwoordelijken zich uitspreken over de resultaten van dat onderzoek.

Door ons en vanuit de branches (Jeugdzorg Nederland, Nederlandse GGZ, VGN, VOBC en Nidos) zijn op meerdere momenten excuses gemaakt op grond van de conclusies van de Commissie, omdat het onderzoek heeft laten zien dat destijds te weinig is gedaan om geweld te voorkomen en te doen ophouden. Excuses zijn door ons gemaakt in de Kamerbrief van 12 juni 2019 naar aanleiding van de publicatie van het rapport van de Commissie.7 De branches hebben in eigen berichtgeving excuses gemaakt.

Op 21 februari 2020 vond de lotgenotenbijeenkomst plaats van de melders van de Commissie. Tijdens deze bijeenkomst zijn door de Minister voor Rechtsbescherming en namens de Minister van VWS persoonlijk de excuses nogmaals overgebracht. In de Kamerbrief van 21 februari stonden deze excuses toegelicht. Ook door een van de bestuurders zijn namens de branches van de jeugdzorg wederom excuses uitgesproken op de lotgenotenbijeenkomst van 21 februari.

Door de Minister voor Rechtsbescherming is in zijn brief aan uw Kamer van 19 december 2019, met de beleidsreactie op de vervolganalyse naar de werkwijze in de instellingen van kloosterorde De Goede Herder, excuses gemaakt aan de slachtoffers van dwangarbeid in deze instellingen. 8 Op 25 augustus jl. vond de lotgenotenbijeenkomst van de «meisjes van de Goede Herder» plaats. De Minister voor Rechtsbescherming was aanwezig om excuses in eigen persoon over te brengen en met de aanwezige vrouwen persoonlijk te spreken.

Met al deze momenten is deze aanbeveling van de Commissie tot uitvoering gebracht. In de gesprekken met individuele slachtoffers op de verschillende bijeenkomsten, kregen wij telkens te horen hoe belangrijk het voor hen is dat wij deze excuses maken, dat wij deze in persoon uitspreken en dat er wordt geluisterd naar hun verhalen. Deze erkenning is voor velen van groot belang, omdat zij niet altijd werden geloofd, niet altijd durfden vertellen en omdat de gevolgen in hun latere leven in veel gevallen negatief zijn geweest. Het horen uitspreken van excuses is voor velen van belang om het verleden een plek te geven.

Website en documentaire

De realisatie van een website en documentaire werd in de enquête onder slachtoffers aangegeven als een voor hen belangrijk element van erkenning. Daarbij werd genoemd: het belang dat de verhalen bekend worden, dat erover gesproken mag worden, dat het uit de taboesfeer komt, dat er gedeeld kan worden en dat er van de verhalen geleerd kan worden.

Wij hebben aangegeven dit te willen financieren en realiseren, met als doel een digitaal monument te maken voor de slachtoffers, wat tevens een vorm van mondelinge geschiedenis («oral history») is. Bij het uitwerken van deze maatregelen onderzoeken wij nu of het meerwaarde heeft deze instrumenten samen te voegen tot één samengesteld geheel: een interactieve webdocumentaire, een website waar lotgenoten informatie kunnen vinden, en de persoonlijke verhalen van andere lotgenoten kunnen lezen of bekijken. Wij hebben een opzet voor ogen waarin de individuele verhalen gekoppeld worden aan doorverwijzingen naar hulpinstanties en lotgenotenorganisaties. Ook andere relevante informatie, zoals de onderzoeksrapporten van de Commissie, zullen op deze site geplaatst worden. Naast erkennen gaat het daarmee ook om herinneren.

Het is daarnaast mogelijk om de individuele verhalen eventueel in een later stadium samen te voegen tot een geheel, zodat er een documentaire van gemaakt kan worden. Een klankbordgroep van lotgenoten denkt mee en adviseert over de inhoud. Wij verwachten in de eerste maanden van 2021 de eerste versie gereed te hebben.

Financiële regeling

De contouren van de regeling zijn reeds geschetst in de brief van 21 februari 2020. Deze contouren vormden het uitgangspunt voor het opstellen van een juridische regeling. Bij het opstellen van de regeling zijn punten ingebracht vanuit lotgenotenorganisaties. Deze zijn meegenomen in de uitwerking. Ook is gekeken naar de ervaringen opgedaan bij de uitvoering van de eerdere financiële regelingen (Samson en Deetman).

De regeling is in concept gereed en ter advisering voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Ook is de regeling ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). De ATR constateert dat de regeling niet leidt tot extra gevolgen voor de regeldruk.

De regeling wordt dit najaar gepubliceerd in de Staatscourant en zal per 1 januari 2021 in werking treden. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven, die de regeling gaat uitvoeren, is al gestart met de voorbereiding van de uitvoering en betrekt hierin lotgenoten(organisaties).

Verbeteren van het hulpaanbod aan slachtoffers van geweld in de jeugdzorg

De Commissie concludeerde dat het hulpaanbod aan slachtoffers van geweld in de jeugdzorg op enkele punten kan worden verbeterd. Hierbij wijst de Commissie met name op aandacht en erkenning voor wat de slachtoffers als kind is overkomen. De Commissie geeft aan er dat hulp geboden dient te kunnen worden op verschillende niveaus: van preventie en nuldelijnszorg waar slachtoffers hun verhaal kunnen vertellen tot en met gespecialiseerde derdelijns zorg. Daarnaast vraagt de commissie aandacht voor deskundigheidsbevordering van professionals en het continueren van de aanpak van de wachtlijsten in de GGZ.

De aanpak van de wachttijden in de volwassen-GGZ wordt doorgezet. Deze aanpak richt zich op verschillende onderdelen, zoals het landelijk beschikbaar stellen van meer opleidingsplekken, een gerichte aanpak op specifieke diagnosegroepen met lange wachttijden en het verbeteren van samenwerking in regio’s. Ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hebben de aanpak van wachttijden opgenomen in hun toezicht. In de brief van 1 juli jl.9 heeft ondergetekende samen met de landelijke stuurgroep wachttijden een verbeterde aanpak aangekondigd. Op 13 oktober is de actuele stand van zaken per brief aan uw Kamer gemeld.10

Om de verbetering van het hulpaanbod voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg verder vorm te geven wijzen we één centraal informatie- en expertisepunt voor deze doelgroep aan. Door het Trimbos-instituut worden voorbereidingen getroffen voor de inrichting daarvan. Aankomend voorjaar zal het informatie- en expertisepunt operationeel zijn. De slachtoffers kunnen hier dan terecht met hun vragen. Ook vindt via het informatie- en expertisepunt indien nodig, begeleiding naar hulp of zorg plaats. Wanneer een slachtoffer daar prijs op stelt, kan deze worden begeleid door een triage-medewerker die als vast aanspreekpunt betrokken blijft tot het slachtoffer in de zorg terecht kan. Op deze wijze wordt een sluitende keten georganiseerd.

Het informatie- en expertisepunt biedt eveneens huisartsen, praktijkondersteuners huisarts ggz, psychologen, psychotherapeuten, bedrijfsartsen, sociaal werkers en verpleegkundigen in de eerste lijn informatie over wat hun cliënten (mogelijk) hebben meegemaakt aan misstanden binnen de jeugdzorg en over wat dat heeft betekend in het verdere leven van hun cliënten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van casuïstiek en ervaringsverhalen van slachtoffers van geweld in de jeugdzorg. Verder biedt de informatie handvatten voor de professionals om signalen te herkennen van mogelijk sprake van beleefd geweld in de jeugdzorg, handvatten om hierover het gesprek met de cliënt aan te gaan en wat zij als hulpverlener kunnen doen om deze slachtoffers beter te helpen.

Financiële ondersteuning lotgenotencontact

Een andere, aanvullende, vorm van ondersteuning is er een die lotgenoten elkaar onderling kunnen bieden. Het lotgenotencontact wordt als een belangrijke vorm van ondersteuning en van grote waarde ervaren. Juist het feit dat mensen hetzelfde hebben meegemaakt en dezelfde ervaringen delen, geeft begrip en herkenning die anderen niet kunnen bieden. Wij hebben daarom aangegeven het lotgenotencontact financieel te willen ondersteunen.

De brancheorganisaties van de jeugdzorg hebben in 2019/2020 via de lotgenotenorganisatie SKIP gezamenlijk € 100.000 ter beschikking gesteld. Dit geld is bedoeld voor het lotgenotencontact dat al die lotgenotenorganisaties organiseren die zich bezighouden met de doelgroep De Winter. Daarnaast is de lotgenotenbijeenkomst van de Goede Herder op 25 augustus jl. gefinancierd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV).

Het rapport van de Commissie wees op het initiatief van het Koershuis, een samenwerkingsverband van diverse lotgenotenorganisaties. Op uitdrukkelijk verzoek van de oprichtende partijen zelf wachten wij op de vorming van deze nieuwe rechtspersoon als subsidiabele entiteit. De rechtspersoon is nog geen feit en een subsidieverzoek is dan ook nog niet ingediend. Mocht deze rechtspersoon niet (op korte termijn) tot stand komen, dan zal er naar een alternatief worden gezocht om het lotgenotencontact voor de doelgroep De Winter ook voor de komende drie jaar financieel te ondersteunen.

Monument

Een digitaal monument wordt door ons geïnitieerd, zoals hiervoor beschreven bij «website en documentaire». Daarnaast heeft een groep burgers het initiatief ontplooid om te komen tot een fysiek monument. Dit kan een mooie aanvulling zijn. Wij hebben aangegeven hier welwillend tegenover te staan, mits dit op breder draagvlak kan rekenen. De initiatiefnemers hebben een voorlopig ontwerp opgesteld en zijn hierover in gesprek met de verschillende lotgenoten(organisaties) om het draagvlak voor het initiatief en het ontwerp te toetsen. Het subsidieverzoek hiertoe hebben wij inmiddels ontvangen.

Blijvend vertellen

In het kader van de Samsonregeling was de hulplijn «Verbreek de Stilte» opgericht. Voor de melders van commissie De Winter zijn deze hulplijn en de bijbehorende website, die door Slachtofferhulp Nederland (SHN) worden beheerd, ook beschikbaar gehouden. Deze hulplijn en site worden in ieder geval tot het einde van het jaar beheerd door Slachtofferhulp Nederland.

Sinds 19 juni 2019 hebben zich 169 slachtoffers tot deze hulplijn gericht, en zijn van 46 slachtoffers de levensverhalen opgetekend. Een aantal van hen heeft gevraagd of hun verhaal toegevoegd kan worden bij het archief van de Commissie, omdat zij het belangrijk vinden dat de verhalen kenbaar blijven en beschikbaar zijn voor onderzoek. Het archief van de Commissie is inmiddels overgedragen aan het (gesloten) deel van het archief van JenV. De verhalen die zijn opgetekend door SHN kunnen op verzoek van het slachtoffer aan het archief worden toegevoegd. Voor een goed beheer van het archief van de Commissie is inmiddels een reglement opgesteld naar analogie van het archief van de Commissie Samson. Op termijn zal dit archief worden overgedragen aan het Nationaal Archief. Slachtoffers hebben toegang tot hun eigen verhaal in het archief, nu en in de toekomst.

Ook voor de toekomst zijn er middelen beschikbaar om het voor slachtoffers mogelijk te maken om hun verhaal te doen, deze mensen een luisterend oor te bieden en de verhalen te bewaren. Dat kan via de eerder genoemde website die voor en met slachtoffers «De Winter» wordt ontwikkeld en via het lotgenotencontact, dat wij mede financieren.

2. Voorkomen van geweld

Het onderzoek door de Commissie heeft inzicht geboden in de diversiteit aan factoren die bijdragen aan het stoppen, indammen of voorkomen van geweld in de jeugdzorg. Geweld uitbannen is het streven, maar zal nooit helemaal lukken; ook de Commissie heeft oog voor deze realiteit. Wanneer kinderen in de jeugdzorg toch te maken krijgen met geweld, is het van groot belang dat dit snel wordt gesignaleerd en dat kinderen terecht kunnen bij een luisterend oor. Op de verschillende terreinen zijn stappen gezet om de jeugdzorg veiliger te maken en te voorkomen dat kwetsbare kinderen nu en in de toekomst blootgesteld worden aan geweld. In dit hoofdstuk lichten wij dit toe.

Plaatsing in (gesloten) instellingen zoveel mogelijk voorkomen

Het voorkomen van plaatsingen in gesloten jeugdhulp is een belangrijke ambitie in het actieplan «De best passende zorg voor kwetsbare jongeren». De gehele sector heeft zich hieraan gecommitteerd. De daling van gesloten plaatsingen die in 2018 is gestart, zette zich in 2019 voorzichtig voort; in 2019 vonden 2% minder gesloten plaatsingen plaats dan in 2018. Onder de beweging StroomOp blijft de sector zich via diverse initiatieven inzetten om het terugdringen van gesloten plaatsingen voort te zetten. Zo startte StroomOp medio 2020 het project «Van JeugdzorgPlus naar Jeugdhulp Plus Thuis». Dit project wil op basis van werkzame bestanddelen van verschillende systeem- en gezinsgerichte interventies komen tot een kader dat helpt om de instroom van kinderen in de gesloten jeugdhulp op effectieve wijze af te buigen.

Inmiddels zijn er diverse lokale initiatieven die ook bijdragen aan de doelstelling om gesloten plaatsingen zo veel mogelijk terug te dringen. Jeugdhulpaanbieder Horizon biedt een «hybride vorm» van residentiele zorg aan, waarbij opname en ambulante hulpverlening rondom de hele leefomgeving en het gezin worden aangeboden. Een ander voorbeeld is aanbieder Curess die intensieve systeembegeleiding inzet die 40% van de uithuisplaatsingen kan voorkomen. Ook diverse jeugd-ggz aanbieders bieden met ketenpartners intensief ambulante vormen van jeugdhulp, zoals FACT en Intensive Home Treatment. Als opname toch nodig is, bijvoorbeeld op een high intensive care unit (HIC), worden ouders intensief betrokken en is het streven deze opname zo kort mogelijk te laten zijn. Verder financiert het Ministerie van VWS de pilot «High Intensive Care en High Safety», die jeugdzorgaanbieders Fier, Levvel en Sterk Huis van maart 2020 tot maart 2022 uitvoeren om alternatieven voor gesloten plaatsingen te ontwikkelingen. De pilot onderzoekt onder andere de inzet van de-escalatiemedewerkers en één-op-één-begeleiding als alternatief voor een gesloten plaatsing en gedwongen afzondering.

Afgelopen juni heeft Jeugdzorg Nederland de rapportage van het tweede deel van het onderzoekproject «Ik laat je niet alleen» afgerond, dat als doel heeft gedwongen afzonderingen terug te dringen. 11 Het tweede deel van dit onderzoeksproject laat de uitkomsten zien van het maandelijks meten van gedwongen afzonderen binnen instellingen. Dit heeft geresulteerd in meer inzicht in de praktijk van gedwongen afzonderen. Daarnaast heeft dit geleid tot initiatieven om samen met jongeren en ervaringsdeskundigen gedwongen afzonderen terug te dringen en hiervoor alternatieven te ontwikkelen. Het derde deel van «Ik laat je niet alleen» geeft hier een vervolg aan. De werkzame elementen van de alternatieven voor gedwongen afzonderen zullen onder meer worden onderzocht. Verder werken wij aan het wetsvoorstel «Rechtspositie gesloten jeugdinstellingen», dat de rechtspositie van jongeren in gesloten instellingen moet verbeteren en harmoniseren en de ontwikkeling naar kleinschaligheid en minder vrijheidsbeperking ondersteunt. Dit wetsvoorstel hebben wij in juli 2020 ter consultatie aangeboden aan partijen. De planning is om het wetsvoorstel in het voorjaar van 2021 in te dienen.

De Minister voor Rechtsbescherming wil het stelsel van de gesloten justitiële jeugdzorg veranderen door onder meer te investeren in een duurzaam stelsel van vrijheidsbeneming. Naast een kleinschalige voorziening in Amsterdam is een nieuwe kleinschalige voorziening van start gegaan in Cadier en Keer op 1 april 2020. Ook wordt gewerkt aan de doorontwikkeling van justitiële jeugdinrichtingen naar forensische centra jeugd. Meer achtergrond over kleinschalige voorzieningen en forensische centra jeugd vindt u in de brief die de Minister voor Rechtsbescherming 9 juli jl. aan uw Kamer heeft gestuurd.12 Recentelijk is een rapport opgeleverd met de uitkomsten van de leef-leer-en werkklimaat onderzoeken over 2019. De metingen hebben plaatsgevonden van september 2018 tot en met januari 2020. Uit de resultaten blijkt dat het leefklimaat in de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s) nog steeds van goed niveau is en op een aantal punten zelfs iets gestegen is ten opzichte van het voorafgaande jaar.

Groepsgrootte verkleinen

De Commissie wijst in haar aanbevelingen op het gegeven dat tegenwoordig vooral oudere kinderen met ernstige gedragsproblemen in instellingen worden geplaatst en dat deze kinderen elkaar sterk in negatieve zin (kunnen) beïnvloeden, wat kan zorgen voor onderlinge spanningen, onderling geweld en geweld tegen groepsleiding. Het verbeteren van de veiligheid op de leefgroep is daarom van belang. De Commissie wijst hierbij op de factor van groepsgrootte en bepleit het verkleinen van de leefgroepen.

De ontwikkeling van leefgroepen in grootschalige wooncomplexen naar meer kleinschalige woonvormen past in de ambitie om jongeren ook als ze uit huis zijn geplaatst zo thuis mogelijk op te laten groeien. Kleinschalige, gezinsgerichte voorzieningen versterken het contact, vertrouwen en verbondenheid tussen jeugdigen onderling en tussen jeugdigen en professionals.

Daarnaast zijn kleinschalige (gezinsgerichte) voorzieningen vaak beter in staat om individueel maatwerk te bieden en kunnen jeugdigen daardoor effectiever worden ondersteund, begeleid en behandeld. Diverse aanbieders bieden deze kleinschalige woonvoorzieningen al aan. Het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) en StroomOP bouwen aan een breed kennisdossier met als doel om de kennis over kleinschaligheid (inhoudelijk, organisatorisch en financieel) voor het gehele jeugdhulpveld (residentiele, gesloten en justitiële voorzieningen) toegankelijk te maken voor stakeholders. Het consortium kleinschaligheid JeugdzorgPlus ontwikkelt met het veld van gesloten jeugdhulpinstellingen en onderzoekers een definitie van een kleinschalige voorziening en ontwikkelt en deelt hier (praktijk)kennis over. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar groepsgrootte, maar ook naar onder andere de groepssamenstelling, de rol van ouders en de veiligheid van jeugdigen en medewerkers.

Daarnaast vormt het huidige vastgoed nog vaak een belemmering voor gesloten jeugdhulpinstellingen om de transformatie naar kleinschaligheid te realiseren. Daarom heeft het kabinet in 2020 eenmalig € 33,5 mln. beschikbaar gesteld voor de vastgoedtransitie in de gesloten jeugdhulp. Deze middelen voor de gesloten jeugdhulp worden dit jaar uitgekeerd aan de 11 coördinerende gemeenten.

Pedagogische continuïteit

De arbeidsmarktsituatie en het hoge personeelsverloop in de jeugdsector vragen om een actiegerichte aanpak voor de lange termijn. Veel wisselende gezichten, tijdelijke krachten en onervaren personeel kunnen in stresssituaties tot handelingsverlegenheid of zelfs verkeerd optreden leiden waardoor geweld in de hand kan worden gewerkt. In samenwerking met gemeenten, aanbieders, beroeps- en vakorganisaties nemen wij actie om het werken in de jeugdsector aantrekkelijk te maken en te houden. Vanuit de arbeidsmarkttafel jeugd pakken wij samen met FNV, CNV en Jeugdzorg Nederland tot eind 2022 arbeidsmarktknelpunten die specifiek in de jeugdsector spelen aan, gericht op behoud van personeel. De thema’s uit de arbeidsmarktagenda voor de komende periode zijn inwerken en begeleiden van nieuwe medewerkers, een landelijke voorziening met loopbaanpaden en vacatures, modern werkgeverschap en het aanpakken van agressie in de jeugdzorg. Dit doen we door aanjagen, stimuleren, kennisdelen, verbinden en vermeerderen van wat in de huidige praktijk goed werkt. Er wordt bijvoorbeeld opgehaald waarom bepaalde manieren van inwerken en begeleiden aantoonbaar bijdragen aan het behoud van medewerkers. De drie meest effectieve voorbeelden worden uitgewerkt en met een businesscase onderbouwd. In het eerste kwartaal van 2021 zullen deze inzichten voor de hele sector beschikbaar komen en gedeeld worden via de diverse online kanalen. We zullen werkgevers faciliteren om deze inzichten en oplossingen toe te passen.Er is veel enthousiasme bij werkgevers en professionals om mee te doen aan de projecten uit de arbeidsmarktagenda. Tot eind 2022 heeft het Ministerie van VWS hiervoor een financiële bijdrage van 2,4 miljoen euro beschikbaar gesteld. De activiteiten van de arbeidsmarkttafel jeugd zijn aanvullend op de programma’s Werken in de Zorg en Ontregel de Zorg.

Vanuit het programma Werken in de Zorg wordt zorgbreed gewerkt aan het terugdringen van de personeelstekorten in de zorg, zoals die in de jeugdbranche.

Met de brief van de Minister van VWS van 15 september jl. is uw Kamer geïnformeerd over de voortzetting en intensivering van de brede aanpak van de arbeidsmarktknelpunten.13 Deze aanpak richt zich onder meer op de waardering en zeggenschap van professionals, het verminderen van werkdruk en administratieve lasten.

Wij willen dat jeugdprofessionals minder regeldruk ervaren in hun dagelijks werk, zodat ze meer tijd aan cliënten kunnen besteden en hun werkplezier toeneemt. Om de regeldruk voor professionals te verlagen in de jeugdzorg is afgelopen juni een convenant getekend. In het convenant hebben gemeenten, Jeugdzorg Nederland, VWS en de vakbonden afgesproken dat in nieuwe contracten en de CAO jeugdzorg (2021) geen verplichting tot «vermijdbaar» tijdschrijven meer wordt opgenomen. Verder gaat een aantal gemeenten en aanbieders nog dit jaar aan de slag met het in praktijk brengen van de afspraken, zodat goede voorbeelden van stoppen met tijdschrijven gedeeld kunnen worden. Het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen» zal naar verwachting ook gaan bijdragen aan minder administratieve lasten bij jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en professionals, met name wanneer zij nu te maken hebben met veel verschillende contracten en verantwoordingseisen in een jeugdregio.

Meer samenwerken met ouders en familie

Betrokkenheid van ouders kan bijdragen aan het slagen van behandelingen, het bekorten van uithuisplaatsingen en het vergroot de kans dat als kinderen geweld meemaken ze dit vertellen aan hun ouders. In de sector zijn goede initiatieven die dit beogen. Een voorbeeld is ThuisBest, een zorgtraject voor jongeren met forse gedragsproblemen thuis, op straat en op school bij wie eerdere hulptrajecten niet hebben gewerkt. In het zorgtraject wordt residentiële jeugdzorg gecombineerd met multisysteemtherapie. De jongere verblijft kort in een jeugdzorgplusinstelling en vanaf de start van dit traject werkt het hele gezin mee om de jongere snel weer naar huis te laten gaan; 73% van de jongeren die in het ThuisBest traject is behandeld woont weer thuis. Het betrekken van ouders en gezinsgericht werken is een ambitie in het actieplan «De best passende zorg voor kwetsbare jongeren». Het eerder in deze brief besproken project «Van JeugdzorgPlus naar Jeugdhulp Plus Thuis» streeft ernaar een goed fundament onder gezinsgericht werken te leggen.

Ook in het werkveld met minderjarige vreemdelingen wordt ingezet op meer samenwerken met ouders en familie. Nidos heeft de werkwijze «cross-bordernetworking» ontwikkeld. Dit is een methodiek die jeugdbeschermers helpt om de familie en het netwerk – hier in Nederland en in het land van herkomst – te betrekken bij de begeleiding van de jongere. Bij een OTS van een alleenstaande minderjarige vreemdeling wordt cross-bordernetworking ook ingezet bij het maken van een familieplan.

Het verbeteren van de onderlinge samenwerking van professionals met ouders en kinderen maakt onderdeel uit van het Actieplan Verbetering Feitenonderzoek in de Jeugdbeschermingsketen. Een goede samenwerkingsrelatie, en dus respectvol contact tussen kinderen en ouders en professionals binnen de jeugdbeschermingsketen, is namelijk een belangrijke succesfactor voor hulpverlening in het gedwongen kader. Daar valt winst te behalen, zoals ook uit het onderzoek van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) «Samen werken aan feitenonderzoek jeugdbescherming» blijkt.14 In het kader van het Actieplan worden verschillende activiteiten ingezet om de samenwerkingsrelatie te verbeteren. Zo worden er op verschillende plekken in het land gesprekken georganiseerd om de dialoog tussen kinderen, ouders en professionals te bevorderen. Daarnaast zijn er in samenwerking met Veilig Thuis (VT), Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), Gecertificeerde Instellingen (GI) en de Stichting Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) praatplaten ontwikkeld om kinderen en ouders te informeren over de procesgang in de jeugdbeschermingsketen, cliëntondersteuning, vertrouwenswerk en klachtenprocedures. Het actieplan loopt tot eind 2021.

Verbeteren van ondersteuning voor pleegouders

Screening, matching en training van pleegouders vermindert het risico op een mismatch en daarmee het risico op geweld. De campagne «openjewereld.nu» is 30 oktober 2019 van start gegaan. Deze campagne zet zich in voor het werven van meer pleegouders. Uit de meest recente cijfers van Jeugdzorg Nederland blijkt dat in 2019 in totaal 2.778 nieuwe pleegouders zijn opgenomen in het bestand, wat een stijging is ten opzichte van 2018 (2.566 pleegouders).15 Ook hebben in 2019 meer belangstellenden informatie aangevraagd ten opzichte van 2018 (10.214 in 2019 en 9.119 in 2018). Daarnaast wordt er met het project versterken van de kracht van pleegouders momenteel hard gewerkt aan een online platform voor pleegouders, dat naar verwachting in het voorjaar van 2021 gereed is. Op dit platform komt alles samen om pleegouders beter te kunnen ondersteunen, zoals een community, leeromgeving en bibliotheek. Bovendien zet het project in op de doorontwikkeling van de train-de-trainer methode, waarbij pleegouders opgeleid worden om als ervaringsdeskundigen nieuwe pleegouders te trainen.

Er loopt momenteel een actieonderzoek om uitval van pleegouders en vroegtijdige beëindiging van pleegzorgplaatsingen te voorkomen. Uit de eerste resultaten blijkt dat ongeveer de helft van de pleegouders die stopt dit doet vanwege natuurlijke omstandigheden (leeftijd, verhuizingen, etc.) en de andere helft vanwege ongewenste omstandigheden, zoals een moeizame relatie met de biologische ouders, de pleegzorgaanbieder of GI. Dit onderzoek benadrukt het belang om de ondersteuning van pleegouders te verbeteren. Mede daarom werken tien pleegzorgaanbieders in het actieonderzoek aan de thema’s samenwerken in zorgteams, nazorg en relatiebeheer pleegouders, (extra) ondersteuning voor pleegouders en pleegkinderen en vroeg signaleren van risico’s op breakdown. Ook zorgen zij voor uitwisseling met elkaar en met de andere pleegzorgaanbieders om van elkaar te leren.

Verder is begin 2020 een projectgroep, bestaande uit het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd, de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen, een aantal pleegzorgaanbieders, KennisBureau ter Meulen en Stichting Kinderpostzegels een verkenning gestart naar de toegevoegde waarde van het (van oorsprong Amerikaanse) Mockingbird Family Model voor de Nederlandse jeugdsector. Het doel van het model is om de stabiliteit van pleegzorgplaatsingen te vergroten en de relaties en ondersteuning te versterken tussen pleegouders, pleegkinderen, biologische families en de pleegzorgorganisaties. Dit wordt gedaan door zes tot tien pleeggezinnen te koppelen aan een «hub home» (ervaren oud-pleeggezin). Vanuit dit hub-home wordt in samenwerking met een betrokken pleegzorgaanbieder een netwerk gevormd tussen pleeggezinnen door het organiseren van gezamenlijke activiteiten (onder meer sociale activiteiten, korte time-outs en onderlinge steun).

Betere uitoefening van de rol van de gezinsvoogd

Alleen met genoeg gezinsvoogden en pedagogische continuïteit kan voldoende aandacht gegeven worden aan de kinderen en gezinnen en kunnen nieuwe medewerkers goed worden voorbereid op hun taak. De eerdergenoemde arbeidsmarkttafel jeugd zet zich in voor continuïteit en stabiliteit op de arbeidsmarkt. Daarnaast is uw Kamer in de voortgangsbrief Jeugd van 17 juni jl. geïnformeerd over de plannen van aanpak die de accounthoudende regio’s samen met de gecertificeerde instellingen hebben opgesteld voor de verbetering van de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen (en jeugdreclassering) naar aanleiding van de door de inspecties geconstateerde knelpunten.16 De plannen bevatten diverse maatregelen om tot een toereikende uitvoering van de jeugdbescherming (en jeugdreclassering) te komen, waaronder maatregelen in het kader van werving en behoud van personeel en maatregelen ter verlaging van de werkdruk. Daardoor kan meer tijd en aandacht worden besteed aan kinderen en gezinnen. Op 15 oktober jl. is uw Kamer geïnformeerd over de voortgangsrapportage van de inspecties.17 De inspecties hebben geconstateerd dat gemeenten en gecertificeerde instellingen significante stappen hebben gezet met het opstellen en uitvoeren van verbeterplannen, maar dat er nog onvoldoende is bereikt voor de situatie op de korte termijn. Wij hebben samen met de VNG, BGZJ en Jeugdzorg Nederland afspraken gemaakt over een doorbraakaanpak. Eén van de gemaakte afspraken is dat binnen een termijn van vier maanden een vaste jeugdbeschermer beschikbaar is voor 90% van de gezinnen. Vanuit het Rijk wordt de aanpak in samenwerking met alle betrokkenen zorgvuldig maandelijks gemonitord. De inspecties toetsen na vier maanden het effect van deze doorbraakaanpak.

Bij voogdij betere invulling van de uithuisplaatsing

De Commissie concludeerde dat de rechtspositie van voogdijkinderen verbetering behoeft. Naar aanleiding daarvan is de Minister voor Rechtsbescherming in gesprek gegaan met voogdijkinderen. Deze gesprekken hebben waardevolle input opgeleverd. Jeugdigen (met een ondertoezichtstelling of een voogdijmaatregel) hebben aangegeven dat het goed zou zijn als zij een conflict over een beslissing zouden kunnen voorleggen aan een onafhankelijke partij.

Jeugdigen of ouders kunnen op dit moment een klacht indienen bij de klachtcommissie over de begeleiding van Veilig Thuis (VT), Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) of Gecertificeerde instelling (GI). De praktijk laat zien dat gezinnen beter kunnen worden geïnformeerd over het bestaan van deze mogelijkheid en dat de klachtenprocedures toegankelijker kunnen worden ingericht. In dat kader doet AKJ-onderzoek naar de wijze waarop de klachtenprocedures van VT, RvdK en GI’s kunnen worden verbeterd. In verband met corona heeft het onderzoek enige vertraging opgelopen, maar naar verwachting wordt het onderzoek eind 2020 afgerond. Volgend jaar vindt de tweede fase plaats, te weten de implementatie van de verbetermaatregelen die uit het onderzoek voortkomen.

Naast de mogelijkheid voor jeugdigen om een klacht in te dienen bestaat de mogelijkheid om geschillen over de uitvoering van de ondertoezichtstelling voor te leggen aan de kinderrechter. Deze mogelijkheid is er niet voor voogdijkinderen en hun ouders. In de eindevaluatie van de herziene kinderbeschermingswetgeving wordt meegenomen in hoeverre het wenselijk is om de geschillenregeling ook open te stellen voor voogdijkinderen. Hiervoor is een aanpassing van de wet nodig. De eindevaluatie van de herziene kinderbeschermingswetgeving gaat naar verwachting november dit jaar van start.

Tot slot heeft het WODC onderzoek gedaan naar het hoorrecht en de procespositie van minderjarigen in familie- en jeugdzaken.18 In dit onderzoek zijn enkele aanbevelingen gedaan die betrekking hebben op het verbeteren van de rechtspositie van kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel (waaronder voogdijkinderen), bijvoorbeeld de introductie van een (in)formele rechtsingang. De beleidsreactie op dit onderzoek volgt naar verwachting dit najaar.

Een proactief, sterker en onafhankelijk toezicht organiseren

De IGJ vindt het belangrijk dat jeugdigen zich veilig en gezond kunnen ontwikkelen. «Elk kind een veilig thuis en een gezonde ontwikkeling» is dan ook de missie van het domein Jeugd van IGJ. Kinderen waarvoor dit geen vanzelfsprekendheid is en daardoor afhankelijk zijn van de jeugdhulp, zijn per definitie extra kwetsbaar. De inspectie vindt het schrijnend dat uit de bevindingen van de commissie blijkt dat juist deze kinderen die uit onveilige situaties kwamen, terecht zijn gekomen in een situatie waarin zij zich niet veilig voelden of met geweld te maken kregen. De inspectie vindt het belangrijk om als toezichthouder bij te dragen aan het voorkomen en aanpakken van geweld in de jeugdzorg. De aanbeveling van de Commissie past bij de missie van de IGJ en de ontwikkeling die is ingezet.

Toezicht op oorzaken van geweld

Geweld heeft een oorzaak. Een werkomgeving waarin aandacht is voor de professionaliteit van de medewerkers, zij de ruimte krijgen voor reflectie, intervisie en scholing draagt bij aan een open cultuur waarin professionals en jeugdigen elkaar kunnen aanspreken en onveiligheid minder kans krijgt. In het toezicht ziet IGJ dat geweld plaatsvindt als jongeren geen passende hulp (kunnen) krijgen, professionals deskundigheid missen om met de complexiteit van de problematiek van jeugdigen om te gaan, als professionals niet ontwikkelingsgericht werken en als vrijheidsbeperkende maatregelen veelvuldig worden toegepast. Om die reden richt IGJ haar toezicht op deze achterliggende thema’s. Zo heeft ze in 2019 aanbieders van Jeugdzorgplus, de orthopedagogische

behandelcentra en de kinder- en jeugdpsychiatrie bezocht waarbij de terugdringing van vrijheidsbeperkende maatregelen centraal stond.19

De gedachte is dat doordat IGJ zich in het toezicht op deze achterliggende thema’s richt, zij de randvoorwaarden voor het verlenen van goede hulp versterkt en daarmee ook bijdraagt aan het verminderen van geweld. De meldplicht voor (nieuwe) instellingen zoals opgenomen in Wet toetreding zorgaanbieders, en die op 1 juli 2021 ingevoerd wordt, ondersteunt dit. Instellingen komen hiermee eerder in het vizier van de IGJ en zijn gelijk onderdeel van het toezicht dat de IGJ uitoefent.

Daarnaast is de IGJ scherp op meldingen over situaties waarin jeugdigen onveilig zijn. IGJ en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) werken samen binnen de Commissie Meldingen Jeugd (CMJ) in de beoordeling van incidentmeldingen uit het jeugddomein. Deze meldingen en signalen gebruikt de IGJ samen met informatie uit andere bronnen, zoals vertrouwenspersonen van het AKJ, eerdere toezichtbezoeken en databronnen, om te bepalen welke aanbieders zij – eventueel met prioriteit – bezoekt en welke thema’s daarbij centraal staan. De IGJ legt in het jeugddomein ongeveer 380 bezoeken per jaar af.

Om nog scherper zicht te krijgen op de oorzaken en factoren die samengaan met geweld, en er in het toezicht op te kunnen anticiperen, zal de IGJ een analyse maken van de meldingen, signalen en rapporten die zij uitbracht in 2019 en 2020. Aan de analyse worden conclusies verbonden die de IGJ vervolgens gebruikt bij de verdere inrichting van haar toezicht, in de selectie van aanbieders die zij gaat bezoeken en in de thema’s waaraan in het toezicht aandacht wordt besteed. De analyse wordt naar verwachting halverwege 2021 gepubliceerd en kan na een periode van bijvoorbeeld twee jaar herhaald worden. Hierdoor en door het onderzoek naar veiligheid, zoals later in deze brief beschreven, kan inzicht verkregen worden hoe geweld in de jeugdzorg zich ontwikkelt.

Rol interne toezichthouder

Bij haar toezicht besteedt de IGJ aandacht aan de rol van de interne toezichthouder die verantwoordelijk is voor het interne toezicht op kwaliteit en veiligheid en dus ook het bewaken dat geweld niet voorkomt. Zij spreekt deze erop aan wanneer zij die verantwoordelijkheid onvoldoende neemt. In het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen» zijn wij voornemens een verplichting op te nemen tot het aanstellen van een intern toezichthouder voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen.

Spreken met en betrekken van jeugdigen

Inspecteurs gaan als zij op toezicht zijn bij een jeugdhulpaanbieder met verblijf altijd vrijuit in gesprek met kinderen, zonder dat er anderen bij zijn, tenzij dat echt niet lukt. Ook vormen inspecteurs zich tijdens bezoeken op andere manieren een beeld van de leefsituatie van jeugdigen, bijvoorbeeld via een rondleiding of door mee te lunchen op de groepen. Tijdens de lockdown heeft de IGJ telefonisch contact gehad met jeugdigen en hebben jeugdigen op verzoek van de inspectie bijvoorbeeld filmpjes gestuurd, omdat bezoeken niet mogelijk waren. De inspectie evalueert deze werkwijze met het oog op vaker gebruik hiervan.

De IGJ werkt nader uit hoe zij de ervaringen van jeugdigen nog meer in het toezicht kan betrekken. Samen met een jeugdige die heeft ervaren wat jeugdhulp ontvangen betekent, wordt gewerkt aan passende instrumenten en werkwijzen om jeugdigen beter te bereiken en uit te nodigen om meer te vertellen. Verder heeft IGJ regelmatig contact met jongeren- en cliëntorganisaties, zoals het Jeugdwelzijnsberaad. De IGJ ontwikkelt daarnaast mogelijkheden om via social media of een app in gesprek met jongeren te komen, wat de drempel voor signalen en meldingen moet verlagen. De IGJ betrekt bij de ontwikkeling hiervan ook jongeren zelf. Dit zijn vervolgstappen op het advies van de door IGJ vorig jaar geraadpleegde Raad van Kinderen.20

In jeugdzorg geweld bespreken met kinderen

Om geweld in de jeugdzorg te stoppen en de schade zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat signalen van geweld vroegtijdig worden herkend, geweld bespreekbaar wordt gemaakt en er adequaat wordt gereageerd. Het AKJ zorgt voor het aanbieden en uitvoeren van het vertrouwenswerk voor iedereen die te maken heeft met jeugdzorg. Een belangrijk onderdeel van het vertrouwenswerk is het afleggen van groepsbezoeken. Tijdens deze groepsbezoeken kunnen kinderen vragen stellen en problemen en klachten bespreken met de vertrouwenspersoon. Daarnaast signaleren vertrouwenspersonen mogelijke onveilige situaties, misstanden of situaties die de rechtspositie van de jeugdige schaden. De Minister van VWS heeft in 2019 en 2020 in totaal bijna 1,5 miljoen euro extra subsidie beschikbaar gesteld voor intensivering van de groepsbezoeken die de vertrouwenspersonen afleggen in de residentiele jeugdzorg. Kinderen in een gesloten setting zien minimaal eens per week een vertrouwenspersoon en kinderen in open setting zien de vertrouwenspersoon minimaal eens per twee weken. De vertrouwenspersonen van het AKJ zijn gekoppeld aan instellingen om zo voor continuïteit te kunnen zorgen en vormen daarmee een bekend gezicht. Ze maken actief kennis met de jeugdigen, bouwen een band op en zijn gemakkelijk benaderbaar bij eventuele problemen. Tevens zet AKJ dit jaar meer in op vindbaarheid van vertrouwenspersonen onder jeugdigen in gezinsgerichte kleinschalige voorzieningen, pleegzorg en ambulante jeugd-GGZ.

Naast vertrouwenspersonen kunnen ook steunfiguren ((jong)volwassenen uit het eigen netwerk die een steun in de rug bieden) kinderen helpen om geweldssituaties bespreekbaar te maken. De Brancheorganisaties Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ) organiseren een kwalitatieve uitvraag onder haar achterban naar de ontwikkelingen, goede voorbeelden en belemmeringen bij de inzet van steunfiguren. De uitkomsten van deze uitvraag worden in oktober verwacht. Daarnaast is een uitvraag gedaan door Deloitte, als onderdeel van het onderzoek toekomstgericht werken, over de inzet van steunfiguren voor uit huis geplaatste jongeren (16–27 jaar). De resultaten van beide uitvragen worden benut om te verkennen of en wat aanvullend nodig is en hoe er gezamenlijk geleerd kan worden over een effectieve inzet van steunfiguren.

Jeugdzorg Nederland heeft acht landelijke dialoogsessies en acht dialoogsessies bij jeugdzorgorganisaties georganiseerd waarin jongeren, ouders, professionals en bestuurders samen praten over geweld in de jeugdzorg. Op basis van de gevoerde dialogen heeft Jeugdzorg Nederland een handreiking en een filmpje ontwikkeld voor jeugdzorgorganisaties om intern, in de driehoek cliënt – professional – bestuurder, blijvend in gesprek te gaan over het thema. Uit de dialogen is gebleken dat het voor cliënten fijn is om deel te nemen aan de dialoog. Er wordt aandachtig naar hen geluisterd. Voor bestuurders is het waardevol om de perspectieven van de cliënten en de professionals te horen. Het zorgt vaak ook voor meer begrip tussen professionals en cliënten en is aanleiding om de dialoog structureel te gaan voeren en soms om direct aan concrete verbeteringen te werken. Hiernaast wordt er één keer per jaar een landelijke bijeenkomst tussen jeugdzorgorganisaties georganiseerd. In het voorjaar van 2021 wordt tijdens de landelijke bijeenkomst(en) het thema relationeel begrenzen uitgediept.

3. Blijvend leren

In dit hoofdstuk staan de activiteiten beschreven die worden ingezet om blijvend met elkaar te leren. De activiteiten dragen bij aan het doorbreken van het taboe dat rust op spreken over geweld in de jeugdzorg, de ruimte te geven aan jongeren, professionals en bestuurders om elkaar beter te begrijpen en te leren van de inzichten die dialogen opleveren. Blijvend leren draagt bij aan het voorkomen van geweld in de jeugdzorg.

Zorg dragen voor goed geschoold personeel

De kwaliteit van de jeugdsector staat of valt met de kwaliteit van de jeugdprofessionals. Het versterken van het vakmanschap van jeugdprofessionals en het creëren van een lerende omgeving krijgen in de eerste plaats op de werkvloer zelf vorm. Als onderdeel van de beroepsontwikkeling reflecteren jeugdprofessionals regelmatig met collega’s tijdens reflectiebijeenkomsten op hun eigen handelen in de dagelijkse praktijk. Dit draagt eraan bij dat ze naar hun eigen overtuigingen en gedrag kijken. Het is belangrijk dat jeugdprofessionals met elkaar en met jeugdigen in gesprek zijn over geweld en nadenken hoe ze het veiliger kunnen maken voor jeugdigen. Zoals eerder in de brief beschreven zijn er door Jeugdzorg Nederland dialoogsessies georganiseerd waarin jongeren, ouders, professionals en bestuurders samen praten over geweld.

Dit voorjaar is het Samenwerkingsplatform Vakmanschap Jeugdprofessionals gestart om het leren van elkaar verder te ondersteunen. Het samenwerkingsplatform faciliteert kennisuitwisseling en -toepassing tussen jeugdprofessionals en organisaties, over functies en vakdisciplines heen. In gesprek met het samenwerkingsplatform wordt bekeken op welke wijze het platform kan bijdragen aan het voorkomen van geweld en escalatie in de jeugdsector. Hierbij worden hogescholen betrokken.

Congres voor professionals in de jeugdzorg

Voortbordurend op de dialoogsessies organiseren wij samen met de brancheorganisaties een congres onder de noemer «Een jaar na «De Winter»- Voorkomen van geweld in de jeugdzorg.» Oorspronkelijk stond dit congres als fysieke bijeenkomst gepland voor juni. Vanwege de coronamaatregelen is dit uitgesteld en wordt het nu een online congres dat plaatsvindt van 9–13 november. Het online congres is bedoeld voor zorgprofessionals en bestuurders, waarbij ook voormalige slachtoffers en huidige cliënten en hun ervaringen worden betrokken in het programma. Verspreid over verschillende dagdelen wordt aandacht besteed aan de thema’s veiligheid en voorkomen van geweld, handelingsperspectief

wanneer geweld zich voordoet en leren van ervaringsdeskundigen. De plenaire gedeeltes van het online congres worden opgenomen, zodat bestuurders en medewerkers dit na afloop van het congres kunnen inzetten op de eigen locatie(s), om zo het thema levend te houden en verder te brengen.

Rondetafelbijeenkomsten

Rondetafelbijeenkomsten van lotgenotenorganisaties, branches en ministeries worden tweemaal per jaar georganiseerd, zodat we blijvend met elkaar in gesprek zijn over het onderwerp «voorkomen van geweld», elkaar informeren over wat loopt en over aanvullende initiatieven. Op 19 juni 2020 heeft de eerste rondetafelbijeenkomst plaats gevonden met het projectteam, branches en lotgenotenorganisaties. Er bleek een grote behoefte bij de lotgenoten aan meer informatie over wat er gedaan wordt in de jeugdzorg om verbeteringen te realiseren. Dit najaar volgen een tweede bijeenkomst, waarbij het projectteam meer zal vertellen over wat er gebeurt aan de hand van een infographic, die speciaal wordt ontwikkeld om met de doelgroep te communiceren.

Een derde bijeenkomst wordt door de branches in samenwerking met StroomOp voorbereid over een aantal inhoudelijke thema’s, waaronder verkleinen van de groepsgrootte, suïcide-preventie en het verminderen van gedwongen afzonderingen. Ook komend jaar zullen bijeenkomsten worden georganiseerd op basis van de informatiebehoefte van de doelgroep.

Onderzoek naar veiligheid in de huidige jeugdzorg

De Commissie beveelt aan metingen te doen en periodiek te herhalen om te zien of het geweld toe- of afneemt in de jeugdzorg, en of er wijzigingen plaatsvinden in de wijze waarop geweld zich manifesteert. Ook de nader gewijzigde motie van het lid Van Nispen van 19 juni 2018 vraagt om kwantitatief onderzoek dat herhaald wordt (Kamerstuk 34 843, nr. 32).

Wij vinden dit een belangrijke aanbeveling, omdat het van groot belang is te weten of hetgeen wordt ingezet effect sorteert. Wij starten daarom een onderzoek waarin kwantitatieve en kwalitatieve gegevens worden gecombineerd, met als doel inzicht te krijgen in de mate waarin incidenten voorkomen, in combinatie met de veiligheidsbeleving van kinderen in de residentiële jeugdzorg en pleegzorg. Hierin worden de meldingen van geweldsincidenten meegenomen die instellingen en pleegzorgaanbieders registreren en melden bij de inspectie. We vinden het belangrijk inzicht te krijgen in welke zaken het veiligheidsgevoel van jongeren in jeugdhulp positief en negatief beïnvloeden en wat jongeren nodig hebben om zich veiliger te voelen. Door ook een stem te geven aan de jongeren zelf, legt het onderzoek ook een verbinding met een van de andere aanbevelingen van de Commissie. Ook zullen activiteiten en onderzoeken die al worden uitgevoerd, waarin de veiligheid en veiligheidsbeleving van jeugdigen centraal staat, worden betrokken. We beogen met het onderzoek handvatten te bieden voor het handelingsperspectief voor de professionals in de zorg om situaties van onveiligheid sneller te kunnen signaleren en adequaat op te reageren; en handvatten te bieden voor bestuurders die de voorwaarden moeten creëren voor veilige zorg. Op deze manier kan men leren en verbeteren ter preventie en aanpak van geweld in jeugdzorg.

Thans loopt de fase van opdrachtformulering en -verlening waarna begin 2021 het onderzoek feitelijk gestart kan worden. De eerste resultaten van het onderzoek worden in de loop van 2021 verwacht. Het is onze bedoeling dat dit onderzoek in 2023 wordt herhaald. Zo kunnen we weten of de maatregelen hebben bijgedragen aan het verminderen van geweld. Indien nodig wordt de onderzoeksmethodiek ook bijgesteld, om ook de jaren erna op zinvolle wijze te kunnen monitoren hoe het gesteld is met de ontwikkeling van geweld in de jeugdzorg.

Archieven van de Commissie toegankelijk houden

De Commissie heeft geadviseerd de verhalen die zijn verzameld in het kader van het onderzoek te bewaren en toegankelijk te houden, omdat deze van grote betekenis zijn voor de maatschappelijke erkenning van slachtoffers en ook voor nieuw wetenschappelijk onderzoek.

Het archief van de Commissie is inmiddels overgedragen naar het afgesloten deel van het archief van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en is op dit moment niet toegankelijk voor derden. De verhalen van slachtoffers zijn op dit moment alleen door henzelf opvraagbaar. Hierover zijn zij geïnformeerd door de nieuwsbrief van het interdepartementale projectteam. Indien gewenst kan het door de Commissie opgetekende verhaal worden ingebracht in de procedure voor een financiële tegemoetkoming. Na afronding van de financiële regeling zal het archief van de Commissie worden overgedragen aan het Nationaal Archief. Het archief is dan, in lijn met de vigerende privacy voorschriften, raadpleegbaar voor onderzoek.

Ook heeft de Commissie gepleit voor het wijzigen van de archiefwet. Als aangegeven in onze brief van 21 februari jl. stellen wij een ad hoc commissie in die een zwaarwegend advies zal uitbrengen over de bewaartermijn van cliëntdossiers in de jeugdzorg, waarin de verschillende perspectieven, belangen en mogelijkheden worden gewogen. Er is immers sprake van verschillende systemen van regelgeving en uitvoeringsaspecten van Rijk en particuliere instellingen die in ogenschouw genomen moeten worden. Deze ad hoc commissie is qua bemensing bijna rond. De verwachting is dat deze commissie medio 2021 een advies zal uitbrengen.

Tot slot

Wij hebben in deze brief de stand van zaken weergegeven van de ingezette acties op erkennen, voorkomen en leren van geweld in de jeugdzorg. Wij blijven inzetten op het verder implementeren van deze acties met betrokken partijen. Met deze aanpak willen wij slachtoffers uit het verleden ondersteunen en bijdragen aan het creëren van een veilige omgeving voor kinderen in de jeugdzorg nu en in de toekomst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstukken 31 015 en 31 839, nr. 191.

X Noot
2

Waar in deze brief kortheidshalve wordt gesproken over «jeugdzorg», wordt bedoeld: alle kinderen die onder verantwoordelijkheid van de overheid zijn geplaatst in instellingen en tehuizen, de residentiële jeugdzorg, de pleegzorg, in de Jeugd-GGZ en vroeger zelfs enkele malen in de (volwassenen) psychiatrie, de LVB-sector, blinden- en doveninstituten, gesloten (justitiële) jeugdzorg en opvanglocaties voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Het betreft derhalve kinderen in meerdere sectoren binnen het jeugddomein, onder meer de jeugdhulp en jeugdbescherming.

X Noot
3

Hiermee wordt bedoeld dat wanneer een kind opgroeit in een setting buiten het eigen gezin, de gezinssituatie zo dicht als mogelijk wordt benaderd.

X Noot
4

Kamerstukken 31 015 en 31 839, nr. 174.

X Noot
5

Daarbinnen worden als voorbeeld van symbolische gebaren of maatregelen genoemd: het uitspreken van verontschuldigingen, herdenken of een monument.

X Noot
6

Kamerstukken 31 015 en 31 839, nr. 181.

X Noot
7

Kamerstukken 31 015 en 31 839, nr. 174.

X Noot
8

Kamerstukken 31 015 en 31 839, nr. 181.

X Noot
9

Kamerstuk 25 424, nr. 546.

X Noot
10

Kamerstuk 25 424, nr. 555.

X Noot
12

Kamerstuk 28 741, nr. 77.

X Noot
13

Kamerstuk 29 282, nr. 411.

X Noot
16

Kamerstuk 31 839, nr. 730.

X Noot
17

Kamerstuk 31 839, nr. 749.

X Noot
18

Kind in proces: van communicatie naar effectieve participatie. Het hoorrecht en de procespositie van minderjarigen in familie- en jeugdzaken. WODC, 2020.

Naar boven