31 015 Kindermishandeling

Nr. 136 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2018

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV) en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van 4 oktober 2017, een reactie op het rapport Survivors» Survey voor het Algemeen Overleg Kinderporno en Kindermisbruik.

In het rapport zijn ervaringen van slachtoffers van meerdere landen opgenomen. In eerste instantie valt niet op te maken welke ervaringen specifiek betrekking hebben op de Nederlandse situatie. Om die reden heb ik de aanbevelingen afgewacht van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen kinderen (verder: Nationaal Rapporteur), die specifiek zien op de Nederlandse situatie. Op 6 november 2017 hebben de Minister van VWS en de Minister van JenV deze aanbevelingen van de Nationaal Rapporteur ontvangen (zie bijlage)1. Onderstaand ga ik kort in op elke beleidsaanbeveling en mijn reactie daarop.

1. Vinden en verwijderen kinderpornografie.

De Nationaal Rapporteur geeft aan dat het misbruik slachtoffers blijft achtervolgen omdat er beelden van het misbruik zijn. De Nationaal Rapporteur beveelt mij aan om zorg te dragen voor de implementatie van de webcrawler bij de politie om kinderpornografie die op het web circuleert te verwijderen.

In de brief van 7 februari jl. heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer geïnformeerd over een hernieuwde aanpak online seksueel kindermisbruik.2 In deze aanpak worden zowel publiek-private als preventieve acties toegevoegd aan de bestaande strafrechtelijke aanpak. De actielijn over publiek-private samenwerking en het introduceren van een bestuursrechtelijke aanpak is voor het vinden en verwijderen van kinderporno van belang en bestaat uit drie onderdelen.

Ten eerste wordt een rondetafelconferentie georganiseerd met een selectie van (internationale) internetondernemingen, betrokken NGO’s, politie en Openbaar Ministerie, met als doel om te komen tot een multi-stakeholdersplan om kinderporno verder te verbannen van internet. Ten tweede wil de Minister van Justitie en Veiligheid samen met internetbedrijven en technische internetorganisaties mogelijkheden verkennen om kinderporno in te dammen. Denk hierbij aan technische opties en aan acties gericht op specifieke klant(groep)en, bijvoorbeeld voorlichting of klant-blocking. Ten derde zal de Minister van Justitie en Veiligheid ten aanzien van het verwijderen van kinderporno van internet, de haalbaarheid van bestuursrechtelijke normering met handhaving gaan toetsen.

De gelimiteerde opsporingscapaciteit van de politie wordt in de aanpak van online seksueel kindermisbruik primair ingezet op het vinden van nieuwe slachtoffers en acute misbruiksituaties, bijvoorbeeld op het darkweb. Een webcrawler die is gericht op het (laten) verwijderen van bekend beeldmateriaal, kost capaciteit bij de politie die ten koste gaat van de focus op het ontzetten van slachtoffers uit actuele misbruiksituaties. In het kader van de gedeelde publiek-private verantwoordelijkheid van de genoemde actielijn uit de hernieuwde aanpak online seksueel kindermisbruik, kan tussen partijen besproken worden welke mogelijkheden de inzet van een webcrawler biedt en voor wie.

2. Seksueel misbruik zeer jonge kinderen

Uit de Survey komt naar voren dat een groot aantal respondenten aangeeft dat het misbruik vóór hun vijfde jaar begon. De Nationaal Rapporteur constateert dat de politie kinderen in deze leeftijdscategorie niet hoort. Zij beveelt aan om naar mogelijkheden te zoeken om deze kinderen bescherming te bieden.

Het uitgangspunt is dat kinderen tot 4 jaar niet worden gehoord. Deze grens is bepaald op basis van wetenschappelijk onderzoek. Het is echter wel zo dat elke melding serieus wordt genomen en dus wordt onderzocht, ook als het jonge kinderen betreft die niet gehoord kunnen worden. Daarnaast wordt in een dergelijk geval een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis, ook als het politieonderzoek niet tot resultaat leidt of als sprake is van een vermoeden van zorg. Veilig Thuis kan de Raad voor de Kinderbescherming vragen een onderzoek te doen. Dat doet Veilig Thuis wanneer de geestelijke en/of lichamelijke ontwikkeling van het kind ernstig wordt bedreigd en verplichte hulp nodig lijkt.

Slachtoffers van misbruik of mishandeling hebben effectieve hulp nodig die snel beschikbaar moet zijn en gericht is op medisch en psychologisch herstel. Hierbij is intensieve samenwerking nodig tussen Veilig Thuis, de strafrechtketen en de zorg. Belangrijk is dat als een kind slachtoffer is van mishandeling of misbruik dat beoordeeld wordt of traumahulp nodig is. Deze hulp wordt verleend door professionals die gespecialiseerd zijn in de behandeling van (jeugd)trauma’s.

De Minister van VWS en ik betrekken het bevorderen van de inzet van effectieve (trauma)hulp bij de ontwikkeling van onze aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.

3. Onderzoek naar therapie en slachtofferschap

Uit de Survey komt naar voren dat slachtoffers therapieën vaak als ontoereikend ervaren. Slachtoffers van kinderpornografie raken niet alleen getraumatiseerd door het seksueel misbruik, maar kunnen ook psychologische klachten krijgen als zij ervaren dat beelden op internet (kunnen) circuleren. Hierdoor hebben slachtoffers extra moeite het misbruik achter zich te laten. Verder geeft de Nationaal Rapporteur aan dat slachtoffers de mogelijkheid moet worden geboden om op de hoogte te worden gesteld (notificatie) wanneer hun materiaal opduikt in een strafzaak, zodat zij de mogelijkheid hebben om via de rechter een schadevergoeding te vragen.

Bij de vorige vraag is al toegelicht waar slachtoffers voor welke hulp terecht kunnen. Verder breng ik graag mijn toezegging aan uw Kamer in herinnering die ik tijdens het Algemeen Overleg op 8 november 2017 over gedetineerde Robert M. heb gedaan.3 Ik zal de komende maanden een onderzoek laten uitvoeren naar de wenselijkheid van een systeem van notificatie vanuit het perspectief van het slachtoffer, waarbij het slachtoffer ingelicht wordt wanneer de politie op een nieuwe afbeelding stuit. Daarbij zal ook worden gekeken naar de ervaringen van slachtoffers in het buitenland. Naast de wenselijkheid vanuit slachtofferperspectief laat ik ook de haalbaarheid van een dergelijk systeem onderzoeken. Bij dit onderzoek wordt ook de rechtspositie van slachtoffers van kinderporno tijdens een lopende strafzaak met een verdachte van seksueel misbruik of van het downloaden van kinderporno meegenomen. Over de uitkomsten van het onderzoek en welk vervolg ik daaraan verbind, zal ik uw Kamer uiterlijk aanstaande zomer berichten.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 31 015, nr. 135.

X Noot
3

Kamerstuk 34 775 VI, nr. 16.

Naar boven