30 995 Aanpak Wijken

Nr. 98 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 maart 2020

De Minister van BZK heeft in haar brief van 28 oktober 20191 aangekondigd u vóór 1 april 2020 te informeren over de voortgang van het programma Leefbaarheid en Veiligheid. Met deze brief kom ik deze toezegging na.

Programma Leefbaarheid en Veiligheid

Uit recente onderzoeken (Leefbaarheid in Nederland 20182 en Veerkracht in het corporatiebezit3) komt naar voren dat het over het algemeen goed gaat met de leefbaarheid en veiligheid in ons land, maar dat het tegelijkertijd met een aantal gebieden de verkeerde kant op dreigt te gaan. Het gaat om gebieden waar sprake is van een – overigens per gebied uiteenlopende – combinatie en cumulatie van opgaven op het gebied van onderwijs, werk/armoede/inclusie, veiligheid/ondermijning, wonen en gezondheid.

De uitkomsten van deze onderzoeken onderstrepen – nog afgezien van de mogelijke gevolgen van de coronacrisis – het belang en de urgentie van een integrale, langjarige maatwerkaanpak per gebied. Omdat elk van deze «stedelijke vernieuwingsgebieden» specifieke karakteristieken en opgaven kent, gaat het daarbij om een aanpak die begint bij bewoners, ondernemers en professionals in het gebied. Samen met de gemeente weten zij het best wat in een gebied nodig is en wat werkt. In veel van deze stedelijke vernieuwingsgebieden is overigens al langer sprake van initiatieven, gericht op een integrale verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, maar een extra inspanning is vereist.

Tegen deze achtergrond ben ik in samenwerking met betrokken gemeenten en mijn collega's van J&V, OCW, SZW en VWS het interbestuurlijk programma Leefbaarheid en Veiligheid gestart. Met het oog op de verbetering van de leefbaarheid en veiligheid in de gebieden waar deze het meest onder druk staan, is dit programma toegespitst op een verkenning van nut, noodzaak en mogelijkheden in een meerjarige rijksinzet ten behoeve van een integrale maatwerkaanpak van deze stedelijke vernieuwingsgebieden. Waar nodig en mogelijk wordt ook al een concrete invulling gegeven aan die rijksinzet. Ik sluit hierbij ook aan bij (de contouren van) het «Offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit», waarover mijn collega van J&V u met zijn brief van 18 oktober 2019 heeft geïnformeerd4 en u naar verwachting vóór de zomer van dit jaar nader zal informeren.

Het programma Leefbaarheid en Veiligheid wordt inmiddels uitgewerkt langs twee samenhangende sporen. Het eerste spoor betreft een verkenning en – waar nodig en mogelijk – benutting van integrale ontwikkelingsmogelijkheden in 16 grotere stedelijke vernieuwingsgebieden. Het tweede spoor betreft een nadere verkenning en beproeving van gebiedsgerichte handelingsperspectieven. Daarbij wordt de aandacht nadrukkelijk niet beperkt tot de in spoor 1 centraal gestelde stedelijke vernieuwingsgebieden. Hierna schets ik de voortgang van het programma Leefbaarheid en Veiligheid langs de lijn van deze twee sporen.

Spoor 1: Integrale aanpak van 16 stedelijke vernieuwingsgebieden

In het kader van de voorbereiding en uitvoering van de woondeals zijn met de zes woondealregio's maatwerkafspraken gemaakt over de aanpak van het woningtekort. Ook zijn hierbij afspraken gemaakt over een verkenning van nut, noodzaak en mogelijkheden van (een rijksinzet ten behoeve van) een integrale aanpak van in totaal 12, door de woondealregio's zelf aangedragen stedelijke vernieuwingsgebieden in deze regio’s, waar de leefbaarheid en veiligheid het sterkst onder druk staan.

Naar aanleiding van de uitkomsten van de hiervoor genoemde onderzoeken en met oog voor regionale spreiding en gebiedsomvang heb ik, in overleg met de desbetreffende gemeenten, aan deze 12 gebieden vier gebieden in vier steden buiten de woondealregio's toegevoegd. Deze in totaal 16 stedelijke vernieuwingsgebieden omvatten het merendeel van de wijken en buurten, die volgens de Leefbaarometer 2018 tot de slechtste categorie wat betreft leefbaarheid- en veiligheidsproblematiek worden gerekend. In de bij deze brief gevoegde bijlage treft u een overzicht van deze 16 gebieden in 15 gemeenten aan.

Voor ieder van deze 16 stedelijk vernieuwingsgebieden wordt – geïnspireerd op de NPRZ-aanpak van Rotterdam-Zuid – samen met de betrokken gemeente en hun maatschappelijke partners, zoals scholen, bedrijven, politie en woningcorporaties, (een actualisering van) een integrale analyse van de opgaven in het gebied gemaakt. Daarnaast wordt een brede ex ante impactanalyse van de maatschappelijke kosten en baten van een integrale aanpak van de leefbaarheid en veiligheid in deze gebieden voorbereid, inclusief een mogelijke rijksinzet. Hierbij wordt mede een relatie gelegd met bredere initiatieven, onder andere met betrekking tot onderwijs, ondermijning, werk/armoede/inclusie, verstedelijking /aanpak van het woningtekort en energietransitie. Daarbij is overigens behulpzaam dat met betrekking tot de meeste van de 16 gebieden al veel informatie beschikbaar is en als gezegd vaak ook al de nodige gebiedsgerichte initiatieven worden ontplooid door gemeenten en hun maatschappelijke partners.

Verder ben ik met alle burgemeesters van de 15 betrokken gemeenten in gesprek over de (verdere) ontwikkeling van een publiek-private governance onder hun leiding, die past bij de specifieke (combinatie) van opgaven in het desbetreffende gebied.

Tenslotte is in het kader van de regiodeal-aanpak inmiddels ook sprake van – door betrokken gemeenten tenminste verdubbelde – financiële rijksbijdragen aan de integrale aanpak van zeven van de 16 stedelijke vernieuwingsgebieden. Het betreft: Rotterdam-Zuid, Den Haag Zuid-West, Parkstad Limburg/Heerlen-Noord, Zaanstad Oost, Nieuwegein Centrale As, Groningen-Noord en Utrecht Overvecht.5

Spoor 2: Verkenning en beproeving gebiedsgerichte handelingsperspectieven

Waar het gaat om de beantwoording van de vraag, wat er moet en wat kan, is nog de nodige winst te boeken. In dit licht verken ik hoe een integrale meerjarige aanpak van stedelijke vernieuwingsgebieden er – ook in andere dan de 16 gebieden – uit kan zien en wat in dat kader concrete handelingsperspectieven zijn. Dit doe ik in samenwerking met gemeenten, maatschappelijke partners, kennisinstellingen en collega-departementen.

Eind 2019 heb ik met het oog hierop een eerste zogenoemde Kenniskamer georganiseerd, waarin met onderzoekers van universiteiten, hogescholen en kennisinstituten is gesproken over actuele inzichten in binnen- en buitenland met betrekking tot een gebiedsgerichte integrale aanpak van leefbaarheid en veiligheid. De uitkomsten van deze en volgende kenniskamers zullen niet alleen worden benut bij concrete integrale, op leefbaarheid en veiligheid gerichte gebiedsgerichte initiatieven, maar ook bij de formulering van nadere onderzoeksvragen.

In aansluiting hierop is door onder andere Platform31, het Verwey-Jonker Instituut en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid een begin gemaakt met het in kaart brengen van werkwijzen, die gemeenten en hun maatschappelijke partners concreet kunnen helpen bij het maken van een integrale probleemanalyse voor een bepaald gebied en bij het – in aansluiting hierop – ontwikkelen van integrale aanpakken en interventies (inclusief een schets van hiervoor beschikbare instrumenten).

Platform31 heeft in opdracht van BZK en de G40 een onderzoek afgerond, gericht op elf wijken met een kwetsbare leefbaarheidssituatie, waarin in de loop der tijd een mix van interventies is ingezet om het verval te keren. De centrale vraag in het onderzoek is: hoe komt het dat bepaalde buurten afglijden, terwijl andere buurten juist de weg omhoog vinden? Hiermee biedt het onderzoek inzicht in factoren die een rol spelen in de bloei en het verval van wijken en biedt het een aantal handvatten en bouwstenen voor toekomstig gebiedsgericht beleid.6

In opdracht van de Ministeries van BZK en J&V is door Bureau Beke een onderzoek uitgevoerd naar de huur van panden voor criminele doeleinden. Het onderzoek maakt duidelijk welke verschijningsvormen er zijn, welke (preventieve) maatregelen en aanpakken er nu reeds beschikbaar zijn voor bonafide verhuurders, gemeenten en andere betrokken partijen, en welke mogelijk aanvullende instrumenten nodig zijn om het gebruik van huurpanden voor criminele doeleinden tegen te gaan.7 Over de beleidsreactie op de uitkomsten van dit onderzoek wordt u nader geïnformeerd in de hiervoor genoemde voortgangsbrief over de aanpak van ondermijning, die naar verwachting vóór de zomer aan uw Kamer zal worden verzonden.

Met Platform31, het Verwey-Jonker Instituut, het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid en de VNG bereid ik tenslotte thans de start van een kennisnetwerk voor, waarbinnen bestaande kennis, werkwijzen en informatie voor gemeenten op een toegankelijke wijze beschikbaar komen. Hierbij betrek ik ook het Aanjaagteam Ondermijning (ATO), dat samen met het Landelijk Informatie- en Expertise Centrum (LIEC) en de Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC’s) aan een kennisplatform ondermijning werkt. Ook de ervaringen uit de 16, in het kader van spoor 1 genoemde stedelijke vernieuwingsgebieden, worden hierin meegenomen.

Graag informeer ik u komend najaar opnieuw over de voortgang van de uitvoering van het programma Leefbaarheid enVeiligheid.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Kamerstuk 30 995, nr. 97.

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 30 995, nr. 97.

X Noot
4

Kamerstuk 29 911, nr. 254.

X Noot
5

Kamerstuk 29 697, nrs. 45, 56 en 81.

X Noot
6

«Wijk in zicht, Kwalitatief onderzoek naar de dynamiek van leefbaarheid; Platform31, Den Haag, maart 2020; Matthijs Uyterlinde, Jeroen van der Velden en Ruben Bouwman. https://www.platform31.nl/publicaties/wijk-in-zicht.

X Noot
7

«Panden met een luchtje. Een inventarisatie van aanpakken om verhuur van panden voor criminele doeleinden tegen te gaan»; Bureau Beke, Arnhem 2020; Henk Ferwerda en Rebecca Rijnink; ISBN 978-94-92255-37-2. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/03/26/panden-met-een-luchtje.

Naar boven