Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 oktober 2019
De Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek 2018 (RPE) van het Ministerie van Financiën
schrijft voor dat het beleid dat onder de beleidsartikelen in de begroting valt, periodiek
geëvalueerd moet worden. In deze brief informeer ik u over mijn voornemen om in dit
kader de artikelen 6.2 en 6.3 van hoofdstuk VII van de Rijksbegroting door te lichten.
De beleidsdoorlichting betreft de jaren 2015 tot en met 2019. Deze artikelen betreffen
het domein van digitale overheidsdienstverlening, informatiebeleid en informatiesamenleving.
In deze brief informeer ik uw Kamer over de opzet en vraagstelling, waarmee ik uitvoering
geef aan de motie Harbers (Kamerstuk 34 000, nr. 36) waarin de Tweede Kamer het kabinet verzoekt om haar voorafgaand aan de start van
een beleidsdoorlichting te informeren over de opzet en vraagstelling.
De voorgeschreven vragen uit de RPE vormen de leidraad van deze doorlichting, waardoor
een oordeel kan worden gevormd over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde
beleid van de afgelopen jaren.
Ook wil ik aansluiten bij een belangrijke aanbeveling uit de vorige beleidsdoorlichting
uit 2015, met als boodschap dat er bij de digitale dienstverlening van de overheid
meer nadruk moet liggen op het perspectief van burgers en bedrijven. Voor de beleidsdoorlichting
betekent dit dat de kwaliteit van het beleid niet alleen getoetst gaat worden op doeltreffendheid
en doelmatigheid, maar dat ook de meerwaarde voor burgers en bedrijven kritisch tegen
het licht wordt gehouden.
Op basis van de in de jaren 2015 tot en met 2019 geformuleerde begrotingsdoelstellingen
kom ik op de volgende bij de beleidsdoorlichting te beantwoorden vragen:
-
1. In hoeverre leveren de financiële en beleidsmatige instrumenten van de Staatssecretaris
van BZK een effectieve en efficiënte bijdrage aan:
-
a) het borgen van rechten en plichten van burgers en bedrijven in de informatiesamenleving?
-
b) een voor de burgers en bedrijven veilige, snelle en betrouwbare digitale overheidsdienstverlening?
-
c) de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking, beveiliging en betrouwbaarheid
van generieke voorzieningen?
-
2. In hoeverre is de digitale overheid voor iedereen toegankelijk?
-
3. In hoeverre staat de gebruiker centraal en worden er maatschappelijke vraagstukken
opgepakt?
De uitkomsten van deze doorlichting vormen input voor de beleidsmatige keuzes op het
gebied van de digitale overheid voor de komende jaren. De gestelde vragen worden getoetst
aan de begrotingsdoelstellingen en bijbehorende budgetten, zoals opgenomen in de BZK-begrotingen
in de artikelen 6.2 en 6.3 van de jaren 2015–2019. De uitgaven voor fraudebestrijding
worden niet meegenomen, omdat deze onderdeel uitmaken van de lopende beleidsdoorlichting
van artikel 6.5.
De vorige beleidsdoorlichting zal worden benut bij deze doorlichting. Daarnaast behoren
eerder uitgevoerde onderzoeken, evaluaties en interne documenten tot het onderzoeksmateriaal,
voor zover deze inzicht geven in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde
beleid. Voor veel dossiers zijn kwantitatieve evaluaties of monitoringsgegevens voor
handen (zie bijlage)1. Tevens zullen interviews worden afgenomen bij relevante stakeholders.
Een begeleidingscommissie bewaakt de kwaliteit en voortgang van de beleidsdoorlichting.
Prof. dr. ir. M. Janssen, werkzaam bij de TU Delft, zal als externe deskundige deelnemen
aan de begeleidingscommissie en tevens het eindresultaat voorzien van een onafhankelijk
oordeel. Hij heeft aangegeven de beschreven vraagstelling en opzet te ondersteunen.
Ik verwacht de beleidsdoorlichting, samen met het onafhankelijk oordeel van de externe
deskundige, voorzien van mijn beleidsreactie uiterlijk eind 2020 aan te kunnen bieden
aan uw Kamer.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops