30 985 Beleidsdoorlichting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Nr. 22 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2017

In het kader van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) 20141 van de Minister van Financiën wordt het beleid dat onder de beleidsartikelen in de begroting valt periodiek geëvalueerd. In 2018 vindt een doorlichting plaats van artikel 1, Openbaar bestuur en democratie, van de begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK, Hoofdstuk VII). Met deze brief geef ik uitvoering aan de motie Harbers2, waarin de regering wordt verzocht voorafgaand aan de start van een beleidsdoorlichting de Tweede Kamer hierover te informeren en de Tweede Kamer de mogelijkheid te geven hierop invloed uit te oefenen.

Artikel 1 van de begroting van BZK bestaat uit twee onderdelen. Onderdeel 1 richt zich op de bestuurlijke en financiële verhoudingen en onderdeel 2 richt zich op de participatie en de democratie. Langs de lijnen van deze twee artikelonderdelen worden beleidsdoorlichtingen uitgevoerd.

De vorige beleidsdoorlichting ten aanzien van artikel 1, onderdeel 1, is in maart 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden. De focus van deze beleidsdoorlichting was gericht op de Interbestuurlijke verhoudingen over de periode 2007–2013. De aankomende beleidsdoorlichting ten aanzien van artikel 1, onderdeel 1, zal de periode 2014–2017 beslaan.

Artikel 1, onderdeel 2, is niet eerder onderwerp van een beleidsdoorlichting geweest. De aankomende beleidsdoorlichting zal de periode 2012–2017 beslaan.

Beleidsdoorlichting artikel 1, onderdeel 1: Bestuurlijke en financiële verhouding

Inhoudelijke afbakening

Artikel 1, onderdeel 1, omvat de bestuurlijke en financiële inrichting van het openbaar bestuur in den brede: de inrichting van de bestuurlijke organisatie; het ontwerp, de verdeling en het beheer van het Gemeentefonds en het Provinciefonds, het interbestuurlijk en financieel toezicht; het bevorderen van goede interbestuurlijke verhoudingen en het coördineren en begeleiden van decentralisaties waaronder met name die in het sociaal domein.

De beleidsdoorlichting richt zich op de volle breedte van het artikelonderdeel.

Beleidsdoelen

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor een goed functionerend openbaar bestuur en draagt hieraan bij door:

  • Het bevorderen van goede interbestuurlijke verhoudingen, waaronder de coördinatie van de decentralisaties in het sociaal domein (maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp en participatie).

  • Het bevorderen van goede financiële verhoudingen, en de toepassing van het hierbij behorende instrumentarium waaronder het beheer van het Gemeentefonds en het Provinciefonds.

  • Het bijdetijds houden van de bestuurlijke organisatie, dit tegen de achtergrond van actuele maatschappelijke ontwikkelingen en de daar bij behorende opgaven voor gemeenten en provincies.

Methodiek en opzet

Op grond van artikel 1, onderdeel 1, zijn achtereenvolgens in de periode 2014–2016 de volgende uitgaven gerealiseerd (jaarverslagen 2014–2016), respectievelijk voor de periode 2017–2021 begroot (begroting 2017).

Jaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Budget Artikel 1.1 (x1000)

9.425

11.426

11.935

10.328

7.711

7.714

7.749

7.749

Deze uitgaven worden gedaan voor diverse onderzoeken, publicaties en congressen op het terrein van het openbaar bestuur, voor de inrichting van de informatievoorziening van het gedecentraliseerd sociaal domein en de eerste uitvoering hiervan, aan subsidies aan diverse instellingen zoals de Oorlogsgravenstichting, het Kenniscentrum Europa Decentraal en aan andere op kennisontwikkeling en -verspreiding gerichte instellingen voor het decentrale openbaar bestuur.

Gegeven de bestuurlijke aard van het beleidsterrein, zal de beleidsdoorlichting een kwalitatieve insteek kennen. De beleidsdoorlichting zal steunen op beschikbare literatuur en publicaties. Voor alle grotere thema’s geldt, dat evaluatief materiaal beschikbaar is of in ontwikkeling is aan de hand waarvan de beleidsdoorlichting kan plaatsvinden. Ten aanzien van de drie grote decentralisaties in het sociaal domein zijn rapportages en monitors beschikbaar, die zich ook richten op de periode van de beleidsdoorlichting. Zo kan onder meer worden verwezen naar achtereenvolgende rapportages van de Transitiecommissie Sociaal Domein of de monitor van het SCP. Ten aanzien van de bestuurlijke en financiële organisatie kan worden verwezen naar de tweejaarlijkse trendrapportage Staat van het bestuur. Onder auspiciën van de Studiegroep Openbaar Bestuur, dat april 2016 het rapport Maak verschil heeft uitgebracht, is eveneens waardevol, relevant materiaal tot stand gekomen. Op grond van artikel 1, onderdeel 1, worden aan onder meer de Oorlogsgravenstichting en aan het Kenniscentrum Europa Decentraal subsidies uitgekeerd. De belangrijkste subsidieregelingen zijn in de doorlichtingsperiode geëvalueerd. Deze evaluaties worden eveneens benut als materiaal voor de beleidsdoorlichting. Mochten zich bij de uitvoering van de beleidsdoorlichting ten aanzien van het beschikbare materiaal toch lacunes manifesteren, dan zullen die uiteraard alsnog door aanvullend onderzoek worden ingevuld.

In de beleidsdoorlichting zullen de volgende vragen centraal staan:

  • In welke mate functioneert het openbaar bestuur goed?

  • In welke mate zijn de goede voorwaarden hiervoor aanwezig?

  • In welke mate zijn de doelen gerealiseerd en de ingezette middelen doelmatig ingezet?

Voorts worden de vragen behandeld zoals opgenomen in bovengenoemde RPE 2014. Naar verwachting kunnen alle RPE-vragen worden beantwoord. De vraag over de 20% besparingsvariant(en) zal worden gebaseerd op bovenstaande budgettaire reeks. Als methodiek zullen documentanalyses en interviews met beleidsontwikkelaars en andere stakeholders centraal staan.

Beleidsdoorlichting artikel 1, onderdeel 2: Participatie

Inhoudelijke afbakening

Onder artikel 1, onderdeel 2, vallen de subsidies politieke partijen, de Kiesraad en Verkiezingen. De beleidsdoorlichting zal zich richten op de Verkiezingen. De onafhankelijke positie die politieke partijen en Kiesraad innemen leidt ertoe dat het ministerie wat betreft deze twee onderdelen van artikel 1.2 een terughoudende rol kiest en ze niet meeneemt in de beleidsdoorlichting. De Wet financiering politieke partijen wordt momenteel geëvalueerd door een onafhankelijke Evaluatie- en Adviescommissie. Het advies van deze commissie komt eind 2017 uit en zal ook aan de Tweede Kamer verzonden worden.

De Kiesraad heeft een aantal wettelijke3 taken die hij onafhankelijk vervult. Een beleidsdoorlichting vereist een objectieve maat om de doelmatigheid van deze taken te beoordelen. Het is onmogelijk om dat voor de taken van de Kiesraad in te vullen en er eisen aan te stellen zonder in de verantwoordelijkheid van de Kiesraad te treden4.

Beleidsdoelen

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bevordert een verkiezingproces dat zo veel als mogelijk voldoet aan de 8 waarborgen zoals de commissie Korthals Altes heeft geformuleerd (transparantie, controleerbaarheid, integriteit, kiesgerechtigdheid, stemvrijheid, stemgeheim, uniciteit en toegankelijkheid).

Methodiek en opzet

Aan het beleidsonderwerp Verkiezingen is in de periode 2012–2016 een bedrag van € 14,191 miljoen besteed. De bedragen in de tabel zijn gebaseerd op de gerealiseerde bedragen in de jaarverslagen 2012 tot en met 2016 en het begrote bedrag voor 2017.

Jaar

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Budget Artikel 1.2 (x1000).

18.403

18.426

19.983

21.686

22.490

20.239

17.620

Zonder Kiesraad en pol.part.

3.264

2.432

2.443

2.475

4.759

2.350

2.350

Jaar

2019

2020

2021

Budget Artikel 1.2 (x1000)

17.620

17.620

17.620

Zonder Kiesraad en pol.part.

2.350

2.350

2.350

Veruit het grootste deel van deze uitgaven wordt gedaan aan subsidies aan de politieke partijen (gemiddeld zo’n 80%). Daarna volgen de verkiezingen, het raadgevend referendum in 2016 en de Kiesraad.

Onder de beleidsdoorlichting vallen alle verkiezingen die sinds 2012 hebben plaats gevonden (Tweede en Eerste Kamer, gemeenteraad, waterschappen, provinciale staten en Europees parlement) alsmede het raadgevend referendum. Gememoreerd wordt dat sinds 2007 alle verkiezingen (en ook raadgevende referenda) afzonderlijk worden geëvalueerd. Ook de experimenten die worden gehouden op basis van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming worden geëvalueerd. Dat is namelijk zo bepaald in de Experimentenwet. De evaluatie van de verkiezingen strekt zich ook uit tot de instructies voor stembureauleden, de effectiviteit van voorlichtingscampagnes, etc. Wat betreft de wet raadgevend referendum merk ik op dat deze wet een eigen evaluatiebepaling bevat, die inhoudt dat de wet 3 jaar na inwerkingtreding geëvalueerd moet zijn. Dat betekent dat de evaluatie vóór 1 juli 2018 uitgevoerd moet zijn en naar de Tweede Kamer gestuurd zal worden.

In de beleidsdoorlichting zullen de volgende vragen centraal staan:

  • Hoe functioneert het verkiezingsproces en op welke wijze is invulling gegeven aan de waarborgen waar het verkiezingsproces aan moet voldoen?

  • In welke mate zijn de doelen gerealiseerd en de ingezette middelen doelmatig ingezet?

Organisatie en planning ten aanzien van beide artikelonderdelen

Het is van belang, dat alle relevante betrokkenen, waaronder relevante vakdepartementen en koepelorganisaties als IPO, VNG en Unie van Waterschappen worden uitgenodigd inbrengen te leveren in het proces. Een begeleidingscommissie zal de kwaliteit en de voortgang van de doorlichting bewaken.

Bij de beleidsdoorlichtingen worden onafhankelijke deskundigen betrokken die een onafhankelijk oordeel kunnen geven. Dit oordeel wordt eveneens aan de Tweede Kamer aangeboden. Met deze onafhankelijke deskundige(n) zullen de voor het beleidsartikel relevante disciplines adequaat worden afgedekt.

De beleidsdoorlichtingen zullen uiterlijk eind 2018 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
2

Kamerstuk 34 000, nr. 36

X Noot
3

De wettelijke taken van het de Kiesraad zijn:

- Centraal stembureau voor de TK-, EK- EP-verkiezingen en raadgevenderefenda;

- Adviesorgaan voor regering en Staten-Generaal betreffende het Kiesrecht en de verkiezingen;

- Besluiten of er voldoende verzoeken zijn ingediend voor het houden van een raadgevend referendum

X Noot
4

Met betrekking tot de Kiesraad is in de Rijksbegroting Hoofdstuk VII van 2011 geconstateerd:

«De onafhankelijkheid van de Kiesraad maakt het niet zinvol om de werking en doelstelling van (het secretariaat van) de Kiesraad onderwerp van een beleidsdoorlichting te maken «.

Naar boven