30 950 Rassendiscriminatie

Nr. 75 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 november 2014

Tijdens het ordedebat in uw Kamer op 14 oktober jongstleden (Handelingen II 2014/15, nr. 13, item 8), heeft het lid Bisschop (SGP) zijn zorgen geuit over de toename van het aantal antisemitische incidenten, daarbij verwijzend naar de website www.jalta.nl. De heer Bisschop vroeg om een brief van het kabinet over het cijferbeeld van antisemitische incidenten, in combinatie met een antwoord op de vraag of het Openbaar Ministerie (OM) in al die zaken tot strafrechtelijke vervolging overgaat en of de cijfers aanleiding geven om kernachtiger en krachtiger in te grijpen. Door middel van deze brief doe ik, voorafgaand aan de behandeling van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie in uw Kamer, gestand aan deze wens van uw Kamer.

Cijferbeeld Politie

Ik heb via het door de heer Bisschop aangehaalde artikel «Antisemitisme in Nederland – Het masker gaat af» op de website www.jalta.nl kennis genomen van de cijfers van het CIDI over het aantal meldingen van antisemitische incidenten. Het beeld dat er in 2014 meer meldingen zijn dan in de afgelopen jaren komt terug in het cijferbeeld van de politie. Op basis van een quick scan van politiegegevens over de eerste tien maanden van 2014 kan worden geconcludeerd dat het aantal meldingen van antisemitische incidenten ten opzichte van 2013 is gestegen. In 2013 telde de politie 2.188 mutaties die als antisemitisch kunnen worden beoordeeld. Over de eerste tien maanden van 2014 tekende de politie 2.286 mutaties op.

In het cijferbeeld van de politie kan onderscheid worden gemaakt tussen incidenten met een duidelijk antisemitisch karakter gericht tegen Joodse personen of Joodse doelwitten (in 2013 een kleine 3% van het totaal aantal meldingen) en meer ongerichte incidenten, zoals antisemitische bekladdingen of antisemitische uitingen op internet (in 2013 ruim 97% van het aantal mutaties).

Meldingen en aangiftes bij de politie geven nooit een volledig beeld van de omvang van het probleem van antisemitisme en andere vormen van discriminatie. Tegelijkertijd kan een toename van meldingen en aangiftes ook deels voortkomen uit de genomen maatregelen om het melden van discriminatie laagdrempeliger te maken. Deze bekende gegevens zijn hoe dan ook een belangrijke bron van informatie over omvang en reikwijdte van discriminatie en antisemitisme.

Meldingen en aangiftes zijn ook van het grootste belang voor de effectieve bestrijding van discriminatie en antisemitisme door politie, OM en gemeenten. Alleen op deze manier kunnen daders ter verantwoording worden geroepen.

Strafrechtelijke vervolging

Op grond van de Aanwijzing Discriminatie van het OM, registreert de politie alle incidenten (eigen waarnemingen, meldingen en aangiften) die mogelijk betrekking hebben op of gerelateerd zijn aan discriminatie, waaronder antisemitisme. De politie mag hierbij geen voorselectie maken en legt alles voor aan het OM.

Het OM heeft een belangrijke rol te vervullen in de bescherming van de samenleving tegen discriminatie. Het strafrecht biedt bij uitstek de mogelijkheid om mensen publiekelijk ter verantwoording te roepen en te straffen. De aanpak van discriminatie heeft daarom ook prioriteit bij het OM. Discriminatiezaken zijn specialistische zaken waarvoor geldt dat de (zaaks-)expertise en de capaciteit voor de zaaksbehandeling is belegd bij het regioparket, in de persoon van de discriminatieofficier. Ter ondersteuning van de discriminatieofficier staat voor het OM het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (LECD-OM) ter beschikking. Hoofdregel is dat bij overtreding van de discriminatiebepalingen, indien de zaak bewijsbaar en de verdachte strafbaar is, altijd een strafrechtelijke reactie volgt (dagvaarding of strafbeschikking), gelet op de negatieve werking bij onvoldoende handhaving en de voorbeeldfunctie die van een strafvervolging uitgaat. In beginsel wordt er gedagvaard. Alleen in lichtere zaken kan evenwel eerst een transactie worden aangeboden. Van belang om te melden is ook dat bij commune delicten waarbij een discriminatoir aspect een rol heeft gespeeld het OM bij de beoordeling van de ernst van het feit een strafeisverhoging van + 50% toepast. Als het gaat om een ingrijpend delict geldt een verhoging van + 100%.

Krachtiger ingrijpen

Het kabinet hecht groot belang aan het bestrijden van discriminatie, waaronder antisemitisme, en informeert uw Kamer jaarlijks met de voortgangsbrief over de maatregelen ter versterking van de lokale en strafrechtelijke aanpak van discriminatie en de bestrijding van discriminatie op diverse terreinen en specifieke gronden. De Nationale Politie, het OM en gemeenten hebben hierin een belangrijke rol te vervullen. De strafrechtelijke aanpak van discriminatie maakt deel uit van de opsporingstaak van de politie. De eerstvolgende voortgangsbrief discriminatie ontvangt uw Kamer voor het Kerstreces.

Het vergroten van de effectiviteit van de aanpak van discriminatoire incidenten blijft een thema waar de politie – in samenwerking met haar partners – continu aan werkt. Daarbij zet het kabinet in op drempelverlagende maatregelen voor het doen van aangifte van discriminatie en op een soepele afhandeling van deze aangiftes. Dit geschiedt onder meer door middel van het vergroten van de kennis van de politie over discriminatie. Daarnaast hecht de politie er grote waarde aan om in goede verbinding te zijn met de Joodse gemeenschap. Een goed voorbeeld daarvan is het Joods Politienetwerk in de eenheid Amsterdam.

Met de brief van 10 oktober 2014 (Kamerstuk 29 754, nr. 268) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de additionele maatregelen die het Kabinet naar aanleiding van de recente gebeurtenissen neemt ter bescherming van de Joodse gemeenschap en de verdeling van de kosten hiervan. De politie houdt naar aanleiding van de aanslag bij het Joods museum in Brussel in juni 2014 extra zichtbaar toezicht op Joodse instellingen in Nederland. De situatie rondom deze instellingen wordt nauwlettend gemonitord. In de politie-eenheden Den Haag en Rotterdam wordt een aantal Joodse instellingen uit voorzorg extra beveiligd. Over aard en de omvang van beveiligingsmaatregelen worden geen concrete uitspraken gedaan. Dat geldt ook voor de dreiging. Er is op dit moment geen aanleiding om het dreigingsniveau in Nederland aan te passen.

Met deze set aan extra maatregelen, als ook de maatregelen waarover uw Kamer in de voortgangsbrief discriminatie wordt geïnformeerd, geeft het kabinet invulling aan een antidiscriminatiebeleid dat is gestoeld op kernachtig en krachtig ingrijpen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven