Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 november 2022
Nog te veel mensen ervaren discriminatie of uitsluiting. Dit is voor het kabinet onacceptabel.
Het kabinet is van mening dat mensen zichzelf moeten kunnen zijn en niemand uitgesloten
mag worden op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras,
geslacht of op welke grond dan ook, zoals artikel 1 van de Grondwet beschrijft.
Met deze brief informeer ik uw Kamer over een tussentijdse rapportage van het Koninkrijk
der Nederlanden aan het VN-Comité inzake uitbanning van rassendiscriminatie (Committee
on the Elimination of Racial Discrimination, hierna: «CERD») die op 25 augustus jl.
bij het CERD is ingediend. Dat doe ik mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister
van Justitie en Veiligheid, en de Minister van Buitenlandse Zaken.
Op 26 augustus 2021 publiceerde het CERD haar vijfjaarlijkse rapport met concluderende
observaties en aanbevelingen op het gebied van de aanpak van racisme en discriminatie
voor het gehele Koninkrijk der Nederlanden. In dit CERD rapport is verzocht om een
tussentijdse rapportage. Deze tussenrapportage aan het CERD ontvangt uw Kamer ter
informatie bij deze brief.
Dit CERD-rapport volgde na een digitale hoorzitting, die heeft plaatsgevonden op 16
en 17 augustus 2021, tussen het Koninkrijk der Nederlanden1 en het CERD, alsook de periodieke rapportage die Nederland in 2019 bij het CERD heeft
ingediend. Over deze periodieke rapportage2 en de ontvangst van het CERD-rapport3 heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd.
De tussentijdse rapportage gaat in op een aantal specifieke aanbevelingen waarover
het CERD had verzocht om binnen één jaar na publicatie informatie toegestuurd te krijgen.
Dit betrof de aanbevelingen ten aanzien van haatdragende taal («hate speech») en het
meldpunt internet discriminatie (MiND), onderzoek en registratie van racistische en
discriminatoire motieven bij misdrijven en gelijke kansen in het onderwijs.
De eerstvolgende periodieke rapportage zal per 9 januari 2027 ingediend worden bij
het CERD. Dan zal het Koninkrijk der Nederlanden weer een volledige rapportage met
het CERD delen waarin uitgebreid ingegaan wordt op de andere aanbevelingen die zijn
gedaan door het CERD en op andere beleidsinzet en ontwikkelingen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip