Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 maart 2022
Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 22 februari 2022 (Handelingen II 2021/22,
nr. 53, item 14) heeft uw Kamer verzocht spoed te zetten achter het ontwikkelen van een plan tegen
moslimdiscriminatie, ter uitvoering van de motie van het lid Azarkan welke de regering
verzoekt om een plan te ontwikkelen om moslimhaat te bestrijden,1 en, zodra dat plan er is, er een debat over te voeren. Met deze brief informeren
wij u over de stand van zaken rond de invulling van deze motie.
Effectieve aanpak van moslimdiscriminatie vraagt om integrale aanpak
Discriminatie, waaronder moslimdiscriminatie, is een hardnekkig probleem. De signalen
en cijfers over de aard en omvang van moslimdiscriminatie zijn zorgelijk. Zo blijkt
uit het SCP rapport Ervaren discriminatie II2 dat 55% van de moslims chronische discriminatie ervaren. Dat mensen leven met alledaagse
ervaringen van discriminatie is onaanvaardbaar. Discriminatie heeft vaak grote gevolgen
voor het slachtoffer, is ontwrichtend voor onze samenleving en onacceptabel. De motie
van het lid Azarkan welke verzoekt tot een plan tegen moslimhaat3 benadrukt de urgentie van de aanpak van moslimdiscriminatie. Ook is een motie ingediend
om moslimhaat of moslimdiscriminatie te erkennen als specifieke vorm van discriminatie
en racisme, zoals dat bij antisemitisme gebeurt.4
In het regeerakkoord wordt de noodzaak tot versterking van de aanpak van racisme en
discriminatie, waaronder tegen moslims, benadrukt. De aanpak van moslimdiscriminatie
dient een integraal onderdeel te zijn van een coherent en samenhangend plan tegen
discriminatie en racisme. Een impactvolle aanpak van moslimdiscriminatie vraagt immers
om inzet op een brede aanpak gericht op preventie, signaleren, melden en handhaven
en welke ziet op de verschillende domeinen waarin sprake is van discriminatie, zoals
de arbeidsmarkt, de woningmarkt, de zorg, het onderwijs of de overheid. En daar waar
effectief wordt de brede aanpak aangevuld met specifieke maatregelen, zoals het vergroten
van handelingsperspectief op intersectionaliteit. Op deze manier kan in de aanpak
recht worden gedaan aan de diversiteit van verschijningsvormen van discriminatie,
zoals tegen – de diverse groep van – moslims in Nederland.
De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme is momenteel bezig met het
opstellen van een meerjarig Nationaal Programma tegen racisme en discriminatie en
heeft aangegeven de aanpak van moslimdiscriminatie in zijn programma te willen opnemen.
Hij voert gesprekken met maatschappelijke organisaties over diverse thema’s. De speciale
townhallsessie over moslimdiscriminatie zal hij gebruiken om input op te halen voor het Nationaal
Programma.
Het Nationale Programma wordt rond de zomer verwacht. Hierin zal invulling worden
gegeven aan bovengenoemde moties en ook de bespreking in uw Kamer op 4 oktober 2021
van de initiatiefnota over een effectievere aanpak van moslimdiscriminatie5 zal betrokken worden.
Uw Kamer wordt naar verwachting eind mei nader geïnformeerd over de discriminatiecijfers
via de jaarlijkse rapportage discriminatiecijfers 2021. Conform eerdere toezeggingen
van mijn ambtsvoorganger zal hierin specifiek aandacht worden gegeven aan moslimdiscriminatie.
Met de opstellers van de jaarlijkse rapportage, de politie, de antidiscriminatievoorzieningen
(ADV’s) en de overige deelnemers (Meldpunt internetdiscriminatie (MiND), College voor
de Rechten van de Mens, Nationale (kinder)Ombudsman) zal gekeken worden naar mogelijkheden
via registratie. Wij zijn met deze organisaties ook in gesprek wat hierin voor de
toekomst mogelijk kan zijn om een beter beeld te krijgen van moslimdiscriminatie als
specifiek onderwerp binnen het thema discriminatie in het algemeen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip