30 950 Rassendiscriminatie

Nr. 287 BRIEF VAN DE BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 maart 2022

Op 24 februari jongstleden heb ik met uw Kamer gesproken tijdens het commissiedebat discriminatie, racisme en mensenrechten (Kamerstuk 30 950, nr. 286). De voorzitter heeft toen gevraagd of een deel van de mondeling gestelde vragen schriftelijk beantwoord konden worden. In deze brief ga ik in op dat verzoek en zal ik de nog openstaande mondelinge vragen beantwoorden en ingaan op de stand van zaken van enkele toezeggingen.

Algoritmentoezichthouder

Tijdens het debat heeft het lid Leijten (SP) vragen gesteld over een algoritmetoezichthouder. Mw. Leijten vroeg mij in overweging te nemen om voor deze toezichthouderstaak de taken van de Algemene Rekenkamer uit te breiden en niet een nieuwe toezichthouder of coördinator aan te stellen.

In reactie op deze overweging kan ik namens de Staatssecretaris van BZK antwoorden dat in het coalitieakkoord (Kamerstuk 35 788, nr. 77) is opgenomen dat de toezichthoudende taak bij de Autoriteit Persoonsgegevens wordt belegd; dat is een logische stap gezien de expertise op het gebied van persoonsgegevens. Ook hangen mogelijke risico’s van de inzet van algoritmen op mensenrechten vaak samen met de inzet van persoonsgegevens. In het huidige bestel werken al veel toezichthouders samen. De Staatssecretaris van BZK zal de precieze taak en invulling nader onderzoeken. In het onderzoek zal ook worden meegenomen hoe de taken van de algoritmetoezichthouder zich verhouden tot de taken van andere toezichthouders.

Naming-&-shaming

Het lid van Baarle (DENK) vroeg tijdens het debat waarom het kabinet de aangenomen (gewijzigde) motie van het lid Van Baarle ten aanzien van het vergroten van naming and shaming van bedrijven die onherroepelijk zijn veroordeeld voor discriminatie (Kamerstuk 29 544, nr. 1068) niet uitgevoerd heeft. In de brief over versterking van de naleving en handhaving van discriminatie (Kamerstuk 30 950, nr. 283) is aangegeven dat uitspraken van het College voor de Rechten van de Mens al openbaar gemaakt worden. Uit overleg met het College blijkt dat het College een verdergaande vorm van naming & shaming onwenselijk acht. In de brief van afgelopen december is toegelicht waarom het College het onwenselijk acht. De vorige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft de motie destijds tijdens het VAO van 20 mei 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 78, item 3) ontraden1.

Ik kan de lijn van het College goed volgen en zie momenteel geen aanleiding om aan het College te vragen deze lijn te herzien. De komende tijd wil ik wel bezien of het huidige instrumentarium voor handhaving en naleving nog steeds voldoet en hoe dat mogelijk nog beter ingezet kan worden.

Reflectie op de relatie met de Caribische landen en openbare lichamen

Het lid Simons (BIJ1) vroeg naar een reflectie op de relatie met de Caribische landen en openbare lichamen als gevolg van het kolonialisme. Ik sluit mij voor die reflectie graag aan bij de brief van de Staatssecretaris van BZK, die in haar hoofdlijnenbrief2 van 7 maart jl. aangaf dat het belangrijk is om samen ook het verleden in de ogen te kijken en ons rekenschap te geven van het slavernijverleden, zodat we met beter begrip voor elkaar kunnen werken aan onze gezamenlijke toekomst.

Het wetsvoorstel «Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden»

Het lid van Esch (PvdD) vroeg tijdens het commissiedebat van 24 februari jl. om een reflectie op de kritiek van onder meer de Autoriteit Persoonsgegevens en het College voor de Rechten van de Mens over het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden in relatie tot het voorkomen van discriminatie (Kamerstuk 35 447). Daarop heb ik toegezegd dat ik gezamenlijk met de Minister van JenV een brief aan uw Kamer stuur. Het blijkt dat uw Kamer de gevraagde reflectie reeds ontvangen heeft. Op 17 december 2021 is de gevraagde inhoudelijke reactie toegezonden, waarin ingegaan wordt op de nadere adviezen over dit wetsvoorstel. De brief gaat in op alle aanbevelingen van de Autoriteit Persoonsgegevens, het College voor de Rechten van de Mens en de Afdeling advisering van de Raad van State. Een deel van de brief is specifiek gewijd aan het voorkomen van de risico’s op discriminatie3.

Motie moderne slavernij

Tijdens het debat heeft het lid van Esch (PvdD) mij ook vragen gesteld over de stand van zaken van haar motie over moderne slavernij (Kamerstuk 30 950, nr. 263). De motie verzoekt de regering om de actieve bestrijding van moderne slavernij een van de prioriteiten te maken van het Nederlandse beleid tegen discriminatie en racisme. De bestrijding van moderne slavernij is onderdeel van de aanpak van mensenhandel en de stimulering van internationaal verantwoord ondernemen. De bestrijding van mensenhandel, nationaal en internationaal, en de stimulering van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn nadrukkelijk prioriteiten van het kabinet. Daar waar het effectief en noodzakelijk is een verband te leggen tussen deze beleidsterreinen en het antidiscriminatiebeleid, wordt die koppeling uiteraard gemaakt. Ik ga er vanuit dat met deze toelichting door het kabinet uitvoering heeft gegeven aan het verzoek uit de motie-van Esch c.s. van 8 juli 20214.

Stand van zaken toezeggingen uit het commissiedebat

Tot slot wil ik u informeren over de stand van zaken van enkele toezeggingen die ik gedaan heb tijdens het commissiedebat:

  • Ik heb u toegezegd contact op te nemen met de burgemeester van Steenwijkerland. Dat gesprek heeft inmiddels plaatsgevonden.

  • U heeft de handreiking constitutionele toetsing, waar ook de discriminatietoets in zit, ontvangen5.

  • Ook kan ik u informeren dat ik het College voor de Rechten van de Mens gevraagd heb om een advies te geven over een juridische definitie van de term «racisme».

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

De motie is in juli 2021 gewijzigd en in gewijzigde vorm in stemming gebracht (Handelingen II 2020/21, nr. 99, item 46).

X Noot
2

Kamerstuk 35 925 IV, nr. 42.

X Noot
3

Kamerstuk 35 447, nr. 21.

X Noot
4

Kamerstuk 30 950, nr. 263.

X Noot
5

Kamerstuk 35 925 VII, nr. 142.

Naar boven