30 950 Rassendiscriminatie

Nr. 220 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 maart 2021

Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 15 oktober 2020 is door de leden Paternotte en Özütok een motie ingediend die de regering verzoekt om, in overleg met het CBS en eventuele andere centrale onderzoeksinstellingen, te onderzoeken of een actief, periodiek en repliceerbaar onderzoek naar racisme, antisemitisme en discriminatie uitgevoerd kan worden1.

De heer Paternotte heeft tijdens de begrotingsbehandeling toegelicht dat de motie ziet op het onderzoeken of een centrale monitor mogelijk is, waar de ervaren discriminatie die het SCP onderzoekt, de bewezen discriminatie en de gemelde discriminatie bij elkaar kunnen komen, zodat de parameters op één plek verzameld zijn.

Hierbij informeer ik u over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de betreffende motie.

Ik heb een verkennend overleg gevoerd met het CBS waarin we de werkwijze van het CBS en de verschillende onderzoeksmogelijkheden op het terrein van discriminatie hebben besproken. Om aan te sluiten bij de werkwijze van het CBS bleek het wenselijk om zo dicht mogelijk te blijven bij lopende onderzoeken van het CBS of om bestaande onderzoeken mogelijkerwijs uit te breiden. Er dient nog nader te worden onderzocht of het voor de concrete informatiebehoefte op het discriminatiedossier mogelijk en wenselijk is om aan te sluiten bij lopende onderzoeken.

Er zijn op het terrein van discriminatie verschillende onderzoeken die worden uitgevoerd die in dit kader relevant zijn. Jaarlijks publiceer ik een rapportage van de gemelde discriminatiecijfers zoals geregistreerd door de Antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s), Politie, het Meldpunt Internetdiscriminatie (MiND) en het College voor de Rechten van de mens. Het rapport geeft een overzicht van de meldcijfers en biedt, voor zover mogelijk, een duiding van deze meldcijfers. Het Openbaar Ministerie (OM) publiceert jaarlijks een rapport dat inzicht geeft in het aantal specifieke discriminatiefeiten dat bij het OM is ingestroomd en door het OM is afgedaan. Het rapport beschrijft tevens het aantal ingestroomde commune feiten met een discriminatie-aspect. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) heeft twee keer de ervaren discriminatie onderzocht door middel van enquêtes. Dit onderzoek van het SCP brengt in kaart in welke mate inwoners van Nederland discriminatie ervaren en welke gedrags- en gevoelsgevolgen mensen aan die ervaring verbinden.

Het samenbrengen van deze discriminatiecijfers is van belang voor de versterking van de kabinetsbrede aanpak van racisme en discriminatie. Door deze cijfers te koppelen, verbanden te leggen en in samenhang te presenteren kan namelijk inzicht worden verkregen waar extra acties, versterking of maatregelen noodzakelijk zijn. Ik zal in het vervolgtraject in overleg met het CBS en ook in overleg met andere onderzoeksinstellingen nader bezien op welke wijze de genoemde onderzoeken gekoppeld kunnen worden en in kaart brengen welke onderzoeken mogelijk nog extra moeten worden uitgevoerd om te komen tot een volledige en inzichtelijke rapportage. Daarnaast zullen de Nationaal Coördinator Discriminatie en Racisme (NCDR) en de Staatscommissie Discriminatie en Racisme, zoals ik eerder in mijn brief van 9 december 2020 heb aangegeven (Kamerstuk 30 950, nr. 216), mogelijk een rol hebben bij het uitzetten en coördineren van (langjarige) onderzoeken naar discriminatie, racisme en antisemitisme. De NCDR zou mogelijk aanbevelingen kunnen doen ten aanzien van het starten van nieuwe onderzoeken of het bijeenbrengen van bestaande onderzoeken. Onlangs heb ik uw Kamer het rapport van de verkenning naar een Nationaal coördinator discriminatie en racisme toegezonden.

Ik zal, naast de verdere uitvoering van lopende onderzoekstrajecten, nader in gesprek gaan met het CBS en andere onderzoeksinstellingen om te komen tot een betere ontsluiting van de discriminatiecijfers. Gelet op bovengenoemde mogelijke taken van de NCDR ten aanzien van onderzoeken naar discriminatie, zie ik een belangrijke rol voor de NCDR om nader te bepalen hoe de bestaande infrastructuur van onderzoeksinstituten en kenniscentra kan worden ingezet om discriminatie door onderzoek nog beter in kaart te brengen.

Ik zal uw Kamer nader informeren over de voortgang van de uitvoering van deze motie en de samenhang met de NCDR, naar verwachting voor de zomer.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstuk 35 570 VII, nr. 23; Handelingen II 2019/20, nr. 15, item 13

Naar boven