nr. 6
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 februari 2007
Onlangs is een voorstel voor de Drinkwaterwet aan de Tweede Kamer aangeboden1. De Tweede Kamer heeft bij motie verzocht bij de eerstkomende
wijziging van de Waterleidingwet het uitgangspunt van kostendekkende tarieven
en adequaat toezicht op te nemen2. In relatie
daarmee is via schriftelijke vragen ook aandacht gevraagd voor dividenduitkering.
In reactie hierop heb ik gewezen op overleg met de sector op dit punt. Daarbij
heb ik aangegeven dat ik aan de hand van de uitkomsten van dit overleg zou
bezien op welke wijze invulling kan worden gegeven aan de eis dat waterleidingbedrijven
redelijke tarieven dienen te hanteren3.
De gesprekken met de waterleidingbedrijven zijn inmiddels afgerond. Met
deze brief informeer ik u over de resultaten daarvan in relatie tot de Drinkwaterwet
en de voornoemde motie.
Drinkwaterwet
Het voorstel voor de Drinkwaterwet bevat, evenals de Waterleidingwet,
de verplichting tot het hanteren van redelijke tarieven en biedt de mogelijkheid
om hieraan nadere regels te stellen. Het uitgangspunt van een kostendekkende
tariefstelling is verwoord in de memorie van toelichting bij het voorstel
voor de Drinkwaterwet. Dit uitgangspunt betekent niet dat de bedrijven geen
winst zouden mogen maken. Onder de kosten mag ook een vergoeding voor het
eigen vermogen van het bedrijf worden gerekend. Deze vergoeding dient echter
redelijk te zijn in verhouding tot het ondernemingsrisico van de waterleidingbedrijven.
Verder acht ik een restrictief dividendbeleid passend bij het karakter van
de waterleidingbedrijven. Het is echter aan de publieke aandeelhouders van
de waterleidingbedrijven, in casu gemeenten en provincies, om de winstbestemming
te bepalen.
Gesprekken waterleidingbedrijven
Met alle waterleidingbedrijven zijn gesprekken gevoerd. Tijdens deze gesprekken
is getoetst in welke mate er binnen de sector draagvlak bestaat voor het maken
van sectorbrede afspraken ten aanzien van winst en dividenduitkering. Tevens
is als optie het reguleren van de winst door het stellen van een maximum aan
de vermogenskostenvergoeding voorgelegd. Uit de gevoerde gesprekken komt het
volgende beeld naar voren.
Voor het stellen van een beperking aan de vermogenskostenvergoeding blijkt
voldoende draagvlak bij de sector te bestaan.
De meeste waterleidingbedrijven voeren reeds een restrictief dividendbeleid.
In de praktijk is het uitgekeerde dividend bij deze bedrijven zeer beperkt
of nihil. Het maken van afspraken over dividendbeleid is in die gevallen naar
mening van het merendeel van deze bedrijven weinig zinvol omdat dit niets
zou toevoegen aan de reeds bestaande praktijk. Een beperkt aantal bedrijven
voert een meer marktconform dividendbeleid.
Het treden in de autonome bevoegdheden van gemeenten en provincies als
aandeelhouder, zoals de winstbestemming, stuit in het algemeen op veel weerstand
bij de bedrijven en hun aandeelhouders. Dit betreft een meer principieel punt.
Conclusies en vervolgtraject
Het stellen van een maximum aan de vermogenskostenvergoeding acht ik een
geschikte manier om overwinsten te voorkomen. Indirect zal beperking van de
winst ook van invloed zijn op de hoogte van de dividenduitkering. Deze mogelijkheid
zal daarom op korte termijn nader worden uitgewerkt. Naar verwachting kan
dit in mei 2007 gereed zijn. De juridische uitwerking kan vervolgens plaatsvinden
via het stellen van nadere regels op grond van de Drinkwaterwet. Op deze wijze
wordt voorzien in redelijke en kostendekkende drinkwatertarieven.
Aangezien de meeste bedrijven reeds een restrictief dividendbeleid voeren
acht ik het maken van afspraken ten aanzien van dividenduitkering noch zinvol
noch nodig. Vanwege het gebrek aan draagvlak in verband met de beperking van
de autonome bevoegdheden van provincies en gemeenten als aandeelhouder lijkt
dit bovendien niet haalbaar.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel
XNoot
1Kamerstukken II, 2006–2007, 30 895, nr. 1.
XNoot
2Kamerstukken II, 2005–2006, 30 071, nr. 30.
XNoot
3Kamerstukken II, 2006–2007, Aanhangsel nr. 366 en nr. 531.