30 895
Nieuwe bepalingen met betrekking tot de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterwet)

nr. 44
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 5 juni 2008

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft op 2 juni 2008 overleg gevoerd met minister Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de Drinkwaterwet.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Koopmans

De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Van der Leeden

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Maandag 2 juni 2008

10.00 uur

De voorzitter: Neppérus

Aanwezig zijn 7 leden der Kamer, te weten:

Boelhouwer, Jansen, Koppejan, Madlener, Neppérus, Van der Staaij en Wiegman-van Meppelen Scheppink,

en mevrouw Cramer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Aan de orde is de behandeling van:

de brief van de minister van VROM d.d. 29 april 2008 inzake nieuwe bepalingen met betrekking tot de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterwet) (30895, nr. 27);

de brief van de minister van VROM d.d. 19 mei 2008 inzake kostenberekening waterketen (28966, nr. 16).

De voorzitter:

Ik open dit wetgevingsoverleg met de minister van VROM over het wetsvoorstel Drinkwater, ook wel de Drinkwaterwet genoemd. Ik heet de minister, haar medewerkers en de vele betrokkenen op de tribune welkom.

De woordvoerders stemmen ermee in om te spreken in de volgorde waarin zij zitten. Ik neem namens de VVD-fractie het woord na de heer Van der Staaij. Nieuwe leden die binnenkomen, krijgen na mij het woord. Ik stel voor dat alle woordvoerders in eerste en tweede termijn samen hooguit 25 minuten spreken, zodat wij uiterlijk 17.00 uur klaar zijn. Als het overleg uit de hand loopt, dan hanteer ik alsnog streng de hamer.

De heerKoppejan(CDA)

Voorzitter. Wij behandelen vandaag de Drinkwaterwet. Met de behandeling van deze wet komen wij in de eindfase van een jarenlang wetge­vingstraject dat begon in 1998 toen een algehele herziening van de Waterleidingwet werd aangekondigd.

Mijn fractie is in grote lijnen positief over het nu voorliggende wetsvoorstel. Zij heeft tijdens de schriftelijke inbreng de nodige vragen en opmerkingen geplaatst en constateert dat vele daarvan door de minister zijn gehonoreerd, waarvoor dank. De door mijn fractie voorgestelde amendementen mogen beschouwd worden als de laatste puntjes op de i.

Kwalitatief goed drinkwater tegen een redelijke prijs is voor ons zo vanzelfsprekend geworden, dat wij er nauwelijks nog bij stilstaan. Wie wel eens verder kijkt dan onze eigen rijke westerse samenleving, ziet echter dat in veel ontwikkelingslanden goed en betaalbaar drinkwater helemaal niet zo vanzelfsprekend is. Het jaar 2008 is door de Verenigde Naties uitgeroepen tot het Internationale Jaar van Sanitatie, omdat bijna 40% van de wereldbevolking, 2,6 miljard mensen, geen toegang heeft tot sanitaire voorzieningen en persoonlijke hygiëne. Jaarlijks sterven circa 8 miljoen mensen als gevolg van onvoldoende goed drinkwater. Het mag ons tot dankbaarheid stemmen dat wij hier in Nederland over drinkwaterbedrijven beschikken die op efficiënte wijze ons zo rijkelijk voorzien van goed en betaalbaar drinkwater. De CDA-fractie vindt tegelijkertijd dat deze welvaart ons tot iets verplicht richting degenen die het veel minder hebben. Ik hoop hier straks op terug te komen.

Als wij vandaag spreken over goed drinkwater voor een redelijke prijs, dan spreken wij dus over één van onze eerste levensbehoeften. Om die reden vindt mijn fractie dat de overheid een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor de drinkwatervoorziening. Het bevorderen van de volksgezondheid is conform artikel 22 van de Grondwet een kerntaak van de overheid. De CDA-fractie kan zich dan ook goed vinden in het uitgangspunt dat de drinkwaterbedrijven 100% overheidseigendom blijven, zoals in de Drinkwaterwet is geformuleerd. Bij drinkwater­bedrijven spreken wij over overheidsbedrijven die een monopoliepositie innemen.

De heerJansen(SP)

Dat zijn allemaal woorden die uit mijn hart zijn gegrepen, maar kan de heer Koppejan nog eens uitleggen wat het verschil is tussen drinkwater en elektriciteit, warmte en gas? Dat zijn toch ook eerste levensbehoeften en daarvoor kiest de CDA-fractie al sinds jaar en dag een totaal andere insteek?

De heerKoppejan(CDA)

Het principiële verschil is dat je bij drinkwater een leidingnetwerk hebt, waarbij niet meerdere aanbieders met elkaar kunnen concurreren. Er is dus altijd sprake van een monopoliepositie met gebonden afnemers. Dat is een heel principieel onderscheid met energie.

De heerJansen(SP)

Wij zouden net als bij elektriciteit en gas kunnen zeggen: er zijn een aantal producten en die krijgen allemaal een aansluiting op dat leidingnet. Die leidingen zijn in een aantal opzichten al gekoppeld en dat kan worden geïntensiveerd, zoals ook bij elektriciteit en gas is gebeurd; dus laat gaan die banaan. De uitgangspositie is iets anders dan die op dit moment in de elektriciteits- en gasvoorziening, maar vijftien of twintig jaar geleden was het daarmee hetzelfde gesteld als nu bij de drinkwatervoorziening. Dus waarom niet?

De heerKoppejan(CDA)

Dan blijf ik u zeggen dat dit tot geweldige kostenstijgingen en enorm veel drukte onder de grond zou leiden als gevolg van allerlei concurrerende leidingen. Die kostenstijgingen zouden ook weer ten koste gaan van de lagere inkomens waarover u en ik zo bezorgd zijn. Wij willen de kosten voor die inkomens zo beperkt mogelijk houden. Daarom wil ik het graag houden zoals het nu is.

De heerJansen(SP)

Dan concludeer ik dat de CDA-fractie erg inconsequent is, want die kostenstijgingen heeft zij wél geaccepteerd voor elektriciteit en gas – want daar is het allemaal wel gebeurd – maar die wil zij dus niet voor drinkwater.

De heerKoppejan(CDA)

Dat is uw conclusie, niet de mijne.

Bij drinkwaterbedrijven spreken wij over overheidsbedrijven die een monopoliepositie innemen tegenover burgers en bedrijven voor een product dat letterlijk van levensbelang is. Dat vraagt extra aandacht van de wetgever voor de bescherming van de rechten en belangen van de consument. Wij vinden dat deze bescherming in het nu voorliggende wetsvoorstel nog op een aantal punten beter gewaarborgd kan worden. Daarom doen wij een aantal wijzigingsvoorstellen die betrekking hebben op de volgende aspecten: kostendekkende tarieven, efficiënte bedrijfsvoering, winstregulering en decentraal toezicht.

Wanneer het gaat om kostendekkende tarieven heeft mijn CDA-collega Ten Hoopen eerder met VVD-collega Aptroot een vrijwel Kamerbreed ondersteunde motie ingediend waarin is uitgesproken dat waterleidingbedrijven jegens gebonden afnemers redelijke tarieven moeten hanteren en dientengevolge een kostendekkende tariefstelling het uitgangspunt is. Als logisch vervolg op deze Kameruitspraak willen wij het principe van kostendekkende tarieven goed vastleggen in de nu voorliggende Drinkwaterwet. Daartoe heb ik samen met collega Boelhouwer een amendement ingediend waarin zowel het aspect van winstregulering als dat van kostendekkende tarieven wordt geregeld.

Het tweede aspect is efficiënte bedrijfsvoering. Mijn fractie heeft eerder opgemerkt dat in haar visie ondernemingen met een maatschappelijke en publieke doelstelling dit dienen te combineren met een zo efficiënt mogelijke en dus bedrijfsmatige bedrijfsvoering. In het geval van drinkwaterbedrijven is dit de levering van kwalitatief goed drinkwater tegen een voor de consument zo laag mogelijke prijs. Om die reden vinden wij de bedrijfsmatige opzet van de drinkwaterbedrijven in de vorm van een nv-structuur van belang. Uiteindelijk ziet mijn fractie drinkwaterbedrijven als maatschappelijke ondernemingen die op een bedrijfsmatige wijze inhoud geven aan publieke doelstellingen, namelijk kwalitatief hoogwaardig drinkwater leveren aan burgers en bedrijven tegen een zo goed mogelijke prijs-kwaliteit­verhouding. Zo lang het kabinetsvoorstel voor de ondernemingsvorm van de maatschappelijke onderneming nog niet is gerealiseerd, is de huidige nv-structuur een werkzaam alternatief. Wel stellen wij een verlicht structuurregime voor, waarover later meer.

Naast een bedrijfsmatige opzet van de drinkwaterbedrijven vinden wij ook de in het wetsvoorstel genoemde prestatievergelijking van belang. Wij vinden een dergelijke prestatievergelijking met name nuttig wanneer wij de prestaties van Nederlandse drinkwaterbedrijven vergelijken met een substantieel aantal buitenlandse drinkwaterbedrijven met zowel een publiek als privaat karakter. Daarom ondersteunen wij ook het voorstel van de ChristenUnie.

Verder is mijn fractie er geen voorstander van dat als gevolg van fusies het huidige aantal van tien drinkwaterbedrijven in de toekomst teruggebracht zou kunnen worden tot enkele megabedrijven. Dit zou zowel de gewenste prestatievergelijking weinig zinvol maken, als ook het principe van decentraal toezicht uithollen. In de wet is nu geregeld dat de minister toestemming dient te verlenen voor fusies van drinkwaterbedrijven. Daar kunnen wij ons goed in vinden, maar wij zouden wel graag van de minister willen weten op basis van welke criteria zij eventuele fusievoorstellen van drinkwaterbedrijven gaat toetsen. Wij zouden hiertoe graag een voorstel van de minister ontvangen waarover wij als Tweede Kamer nog ons oordeel kunnen geven. Tot het moment dat deze criteria in het kader van de fusietoets nog niet door de Kamer zijn vastgesteld, zouden wij met de minister de afspraak willen maken dat zij geen toestemming geeft voor fusies. Graag een reactie van de minister.

Het derde aspect betreft de winstregulering. Al eerder is door de CDA-fractie opgemerkt dat de Nederlandse drinkwaterbedrijven niet op deze aarde zijn om winstmaximalisatie na te streven, het eigen vermogen van de onderneming te laten toenemen, het eigen marktaandeel te vergroten of zo veel mogelijk dividend aan de aandeelhouders uit te keren. In de visie van het CDA hebben zij primair tot doel om aan burgers en bedrijven kwalitatief goed drinkwater te leveren tegen de beste prijs-kwaliteitverhouding. Er zijn in het verleden door sommige drinkwaterbedrijven grote bedragen aan dividend uitgekeerd. Over 2007 wordt dit jaar door Evides het recordbedrag van 138 mln. uitgekeerd aan de aandeelhouders. Over 2006 werd het respectabele bedrag van 59,7 mln. uitgekeerd. Natuurlijk is dat een mooi bedrijfsresultaat; complimenten voor de efficiënte bedrijfsvoering van Evides. Maar geld dat aan aandeelhouders wordt uitgekeerd, wordt niet in mindering gebracht op de drinkwatertarieven voor burgers en bedrijven. Het geld verdwijnt in de begroting van provincies en gemeenten, of, in het geval van Evides, voor een deel in het eigen vermogen van het overheidsbedrijf Delta. Daarmee is het een verkapte belasting geworden en dat kan nooit de bedoeling zijn. De CDA-fractie heeft geen principiële bezwaren tegen het uitkeren van dividend aan aandeelhouders van drink­waterbedrijven, zolang het maar gaat om een redelijke vergoeding voor het eerder geïnvesteerde kapitaal. Met bedragen als 138 mln. zijn de verhoudingen helemaal zoek. De CDA-fractie heeft er eerder dan ook voor gepleit om deze excessieve winstuitkeringen aan te pakken.

De heerMadlener(PVV)

U noemt excessieve winstuitkeringen een verkapte belastingheffing, maar een normale winstuitkering niet. Dat onderscheid begrijp ik niet.

De heerKoppejan(CDA)

Ik kom er later op terug, maar de minister heeft eerder in een nota aangegeven waar zij op aanstuurt, te weten een vergelijkbare regeling als de DTE-regeling voor de energiebedrijven, waarbij je uitkomt op een rentepercentage voor langdurige staatsleningen, verhoogd met 1%. Wij hebben een grove schatting gemaakt van wat dat zou hebben betekend voor de winstuitkering van Evides. In plaats van op 138 mln. zou je dan uitkomen op ongeveer 22 mln. Dat vinden wij redelijk. U komt uit Rotterdam. Welnu, dit soort dividenduitkeringen gaat, zeker in het geval van Evides, ten koste van de Rotterdamse burgers.

De heerMadlener(PVV)

U kent het amendement dat ik daarover heb geformuleerd; dat gaat nog iets verder dan uw verhaal. Het onderscheid tussen verkapte en niet-verkapte belastingheffing begrijp ik nog steeds niet; u hebt het ook niet uitgelegd. Wij hebben het over staatsbedrijven. Alles is al betaald door de burger. U gaat uit van een redelijk rendement, dat die staatsbedrijven moeten behalen ten koste van de burgers, maar ik vind dat niet juist. Een bedrijf waarvan de kosten zijn opgebracht door de burgers, hoeft geen rendement te hebben; dit kan ook aan de burger toekomen. U maakt een onderscheid dat volgens mij helemaal niet bestaat. Het gaat om winst maken, en dat is verkapte belastingheffing; anders hoef je geen staatsbedrijven te hebben.

De heerKoppejan(CDA)

Ik zal nog een keer proberen het uit te leggen. Ik ben zelf ook ondernemer geweest. Als je gaat investeren, moet het geld daarvoor ergens vandaan komen. Dat geld kun je lenen op de markt en dan betaal je rente. Als je geen geld uit markt haalt, haal je het uit eigen vermogen. Dit zijn vergelijkbare vergoe­dingen. Om die reden zeggen wij dat er tegenover het kapitaal een vergoeding mag staan, want als men had geleend zou men rente moeten betalen. De verhoudingen moeten echter wel redelijk blijven; vandaar het voorstel van collega Boelhouwer en mij.

De heerJansen(SP)

Begrijp ik goed dat de CDA-fractie vindt dat ingehouden winst uit het verleden niet meetelt voor de grondslag voor de redelijke rentevergoeding?

Het is op zichzelf genomen prima dat u deze insteek kiest voor de drinkwatersector, maar in de energiesector worden pas echt excessieve winsten gemaakt, in uw eigen provincie bijvoorbeeld door Delta, dat overigens ook altijd actief is geweest op het gebied van drinkwater. Delta verdient kapitalen aan gas en elektriciteit. Waarom zit het CDA wat betreft het drinkwater op deze lijn, terwijl u op het gebied van energie alles loslaat? In die sector mogen nog grotere winsten worden gemaakt.

De heerKoppejan(CDA)

Ik heb al eerder geprobeerd uit te leggen dat er bij drinkwater geen concurrentie moge­lijk is. Je hebt altijd te maken met gebonden afnemers, burgers, die je moet beschermen tegen excessieve winsten. Dat is gewoon heel helder. Het is een absolute levensvoorwaarde.

De heerJansen(SP)

In Zeeland wonen de meest trouwe klanten van Delta; de mensen zijn daar gewoon niet weg te branden. Ongeveer 90% van de Zeeuwen is nog steeds klant bij het Zeeuwse bedrijf. Delta zou dus inderdaad iets kunnen doen voor de koopkracht van de Zeeuwse bevolking, maar het bedrijf maakt een gigantische winst. Hoe kan dat nu?

De voorzitter:

Als Zeeuw gaat de heer Koppejan hierop antwoorden.

De heerKoppejan(CDA)

De heer Jansen onderschat de Zeeuwen. Zij letten wel degelijk op hun portemonnee. Zij zeggen niet voor niets "oans bin zunig". Als zich andere elektriciteitsaanbieders aandienen die hun elektriciteit aanzienlijk onder de prijs van Delta aanbieden, wil ik nog wel eens zien wat de Zeeuwen doen.

Wij zijn blij dat de minister het signaal over de winstbeperkingen zo nadrukkelijk heeft opgepakt. Wij kunnen ons dan ook goed vinden in haar voorstel om voor de bepaling van de maximale vermogenskostenvergoeding aan te sluiten bij de methode die door de Directie Toezicht Energie wordt toegepast in het kader van de tariefregulering in de energiesector. Daarom heb ik samen met de heer Boelhouwer hierover een amendement ingediend. Daarin zijn de voorstellen van de minister verwerkt. Wij hebben dit amendement zo aangescherpt, dat voldoende wordt gewaarborgd dat drinkwaterbedrijven geen grotere financiële reserves aanhouden dan voor een gezonde bedrijfsvoering noodzakelijk is. Toestanden als bij de woningbouwcorporaties worden daarmee voorkomen. Grote finan­ciële reserves zonder bedrijfsmatige noodzaak mogen in de visie van de CDA-fractie niet voor langere tijd onbenut blijven. Dit geld dient óf geïnvesteerd te worden in duurzame productie en kwaliteit van drinkwater tegen een voor de burger zo laag mogelijke prijs, óf moet worden teruggegeven aan de burger in de vorm van een tariefsverlaging.

Wij kunnen in deze wet zo goed mogelijk trachten te regelen dat drinkwaterbedrijven geen overmatige winsten nastreven en hoge dividendbedragen uitkeren aan aandeelhouders ten koste van tariefsverlaging voor consumenten en bedrijven. Als echter steeds meer gemeenten, provincies en waterschappen precariorechten gaan heffen en de tarieven daarvan verhogen, zal dit alsnog een verhogend effect hebben op de drinkwatertarieven. Op die manier schieten wij er per saldo weinig mee op. Volgens opgave van het ministerie van Binnen­landse Zaken heffen zo'n 40 gemeenten precario op nutsleidingen. De gezamenlijke opbrengst daarvan is zo'n 55 mln. Ongeveer de helft hiervan, zo'n 28 mln., betreft precario voor drinkwaterleidingen. Dit precario wordt met name in het westen van Nederland geheven. Ook provincies en waterschappen heffen, zij het in veel mindere mate. De precariobelasting op waterleidingen is de laatste jaren fors gestegen. In 2004 kenden in totaal 17 gemeenten een precarioheffing op waterleidingen. In het verzorgingsgebied van Duinwaterbedrijf Zuid-Holland is het aantal heffende gemeenten sinds 2004 gestegen van 5 naar 14. In deze 14 gemeenten werd in 2006 in totaal 8,4 mln. geheven. Ook de precariotarieven variëren sterk per gemeente. Precarioheffingen kunnen soms lokaal tot een forse verhoging van de drinkwaternota leiden. In Leiden betaalt een gemiddeld huishouden bijvoorbeeld bijna 20% meer voor drinkwater dan in de buurgemeenten zonder precario. In het laatste overleg van de Tweede Kamer met de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken heeft zij toegezegd om voorstellen te doen voor het afschaffen van precarioheffing door gemeenten. Dat is positief. De CDA-fractie vindt echter dat ook de precarioheffingen van provincies en waterschappen moeten worden afgeschaft. Kan de minister hierop reageren?

Ik kom bij mijn vierde punt, namelijk het decentrale toezicht. De CDA-fractie is aanhanger van het subsidiariteitsbeginsel als het gaat om toezicht op drinkwaterbedrijven, in het bijzonder op hun beleid rond tarieven, algemene leveringsvoorwaarden, de bestemming van de winst en de solvabiliteit. Leg de verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het juist overheidsniveau. Gezien vanuit die visie is de CDA-fractie voorstander van decentraal toezicht. Ook is het logisch dat het toezicht op de drinkwaterbedrijven vooral bij de aandeelhouders wordt gelegd. Dat zijn met name provincies en gemeenten. De kostprijs van het drinkwater wordt immers in belangrijke mate bepaald door regionale omstandigheden. Wij vinden dat de algemene vergaderingen van aandeelhouders standaard de statutaire bevoegdheid dienen te krijgen tot het jaarlijks goedkeuren en vaststellen van de tarieven, de algemene leveringsvoorwaarden en de bestemming van de winst. De behandeling van de Drinkwaterwet is nu bij uitstek de gelegenheid om dit goed vast te leggen. Daartoe hebben wij een amendement ingediend. Daarbij worden de drinkwaterbedrijven onder het verlicht regime van de structuurregeling gebracht en worden de bevoegdheden van de algemene vergadering van aandeelhouders in de wet vastgelegd.

Ik kom op enkele resterende punten van aandacht. Mede op aandringen van de CDA-fractie, en in goed overleg met belanghebbenden, is destijds in de Waterleidingwet een regeling opgenomen voor doorlevering van drinkwater via collectieve netten. Zie bijvoorbeeld de situatie die zich voordoet op bedrijventerreinen van DSM, Corus en Schiphol. In de nieuwe wet wordt de huidige regeling in aanzienlijke mate ingeperkt. Men dient een ontheffing aan te vragen. Het is onduidelijk hoeveel extra administratieve lasten dit met zich brengt. Ik hoor graag hoe de minister aan de bezwaren van de genoemde bedrijven tegemoet denkt te komen. Ook de levering van collectief warm tapwater, in relatie tot enerzijds het waarborgen van de volksgezondheid en anderzijds het mogelijk blijven maken van concurrentie, baart ons enige zorgen.

Veel drinkwatergebieden zijn tevens prachtige natuurgebieden. In de visie van de CDA-fractie is natuur er ook voor de burgers. Zij moeten er op gepaste wijze van kunnen genieten, zonder dat dit de natuurwaarde, of, in het geval van de drinkwaterwingebieden, de veiligheid in gevaar mag brengen. Ons wordt echter bericht dat nog niet alle waterwingebieden in Nederland geheel opengesteld zijn voor het publiek. Een aantal drinkwaterbedrijven hanteert ook toegangsprijzen voor het betreden van hun waterwingebieden. Daaraan zijn jaarlijkse opbrengsten aan verbonden van zo'n € 40.000, € 250.000 en € 550.000. Deze extra inkomsten van drinkwaterbedrijven gaan ten koste van de recreërende burger. Dit kan nooit de bedoeling zijn. Wij willen dat de minister met de drinkwaterbedrijven in overleg gaat over maximale openstelling van alle waterwingebieden voor het publiek, rekening houdend met de veiligheid en bescherming van natuurwaarden. Verder vinden wij dat de toegangsprijzen afgeschaft dienen te worden.

Ik begon mijn bijdrage door erop te wijzen dat kwalitatief drinkwater voor de mens letterlijk van levensbelang is en dat een groot deel van de wereldbevolking niet zoals wij toegang heeft tot deze primaire levensbehoefte. Ik constateer ook dat wij ons in Nederland rijk mogen rekenen met zulke goed en efficiënt opererende drinkwaterbedrijven, die ons dagelijks voorzien van drinkwater van de beste kwaliteit ter wereld. In de visie van de CDA-fractie is solidariteit een belangrijk uitgangspunt. Daarom moeten wij de rijkdom willen delen. Gelukkig gebeurt dit ook al. Er zijn diverse initiatieven van drinkwaterbedrijven waarbij kennis, mensen en middelen worden ingezet om mensen elders in de wereld te helpen met een goede drinkwatervoorziening. Ik denk hierbij aan het gezamenlijke initiatief "Water for Life" van de drinkwaterbedrijven Evides en Vitens, met projecten in landen als Jemen, Vietnam, Mozambique en Ghana. Ik weet ook dat onze drinkwaterbedrijven, betaald door internationale organisaties als de VN en de Wereldbank, met hun mensen drinkwaterprojecten opzetten en managen in ontwikkelingslanden. Onze drinkwaterbedrijven behoren tot de modernste ter wereld. Wij hebben daarmee veel kennis en expertise, die wij nog meer dan nu zouden kunnen delen met anderen. Wij verzoeken de regering om in overleg met de drinkwaterbedrijven vóór de begrotingsbehandeling van VROM en Ontwikkelingssamenwerking concrete voorstellen uit te werken waarin de deskundigheid, kennis en ervaring van de tien Nederlandse drinkwaterbedrijven nog meer benut kunnen worden ter bevordering van een goede drinkwatervoorziening in ontwikkelingslanden.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Voorzitter. Ook de fractie van de Partij van de Arbeid is doordrongen van het belang van goed drinkwater. Wij prijzen ons gelukkig dat wij in Nederland fantastische bedrijven hebben die erin slagen om ook op momenten dat dit moeilijk is, bijvoorbeeld tijdens de periode van droogte van enige tijd geleden, ervoor te zorgen dat drinkwater nooit op de bon hoeft en dat er nooit beperkingen hoeven worden opgelegd. Er worden in dat opzicht fantastische prestaties geleverd. Wij willen dit in de toekomst graag zo houden.

De heer Koppejan heeft al opgemerkt dat kwalitatief goed drinkwater niet overal ter wereld vanzelfsprekend is. Als je wel eens in andere landen en in ontwikkelingslanden komt, merk je wat een bevoorrechte positie wij met zijn allen hebben ten aanzien van de kwaliteit van drinkwater.

De Drinkwaterwet regelt de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening in Nederland, zorgt voor de kwaliteit van drinkwater, regelt de leveringszekerheid van drinkwater en regelt de doelmatigheid van de bedrijfsvoering van de drinkwaterbedrijven. De drinkwatervoorziening is bij uitstek een publieke taak en drinkwaterbedrijven hebben een natuurlijk monopolie. Er is geen sprake van een keuzevrijheid voor consumenten. Indertijd is door toenmalig minister Pronk geregeld dat de drinkwaterbedrijven altijd in publieke handen blijven. De fractie van de Partij van de Arbeid hecht eraan vandaag te bevestigen hoe goed dit is.

Bij de behandeling van dit wetsvoorstel hebben wij een aantal aandachtspunten. De eerste is de uitkering van dividend aan de aandeelhouders. Mag de winst volledig worden uitbetaald of mag deze ook gebruikt worden om de prijs van het drinkwater te verlagen? Andere aandachtspunten zijn de omvang van de drinkwaterbedrijven, de levering van warm tapwater door anderen dan het drinkwaterbedrijf en tot slot de maximering van de salarissen.

De rol van de aandeelhouders. De aandeelhouders van de drinkwaterbedrijven zijn provincies en gemeenten; zij hebben als zodanig invloed op het beleid van deze bedrijven. Drinkwaterbedrijven maken winst, die zij in de vorm van dividend aan de aandeelhouders uitkeren. Sommige aandeelhouders zien deze winstuitkering als een welkome aanvulling op hun begroting. Zo wacht men, naar verluidt, in Friesland met de aankoop van aandelen Vitens tot na de behandeling van dit wetsvoorstel, omdat men daar zeker wil weten dat de winstuitkering tot op zekere hoogte behouden blijft, voordat men wil investeren in het drinkwaterbedrijf in die regio. Maar een motief om aandeelhouder te worden zou juist de mogelijkheid van invloed op het lokale drinkwaterbedrijf moeten zijn, niet de inkomsten die daaruit voortvloeien. Bovendien zijn drinkwaterbedrijven geen normale bedrijven, maar monopolisten, zodat aandeelhouders zich minder op de winst en meer op het maatschappelijk belang van deze bedrijven moeten richten. Er zijn wel internationale gedragsnormen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar deze zijn gericht op bedrijven, niet op aandeelhouders. Er vloeien ook niet direct wettelijke verplichtingen voor Nederlandse bedrijven uit voort. Gezien de bijzondere positie die drinkwaterbedrijven innemen, zou eraan kunnen worden gedacht, een code voor aandeelhouders en drinkwaterbedrijven te ontwikkelen om die aandeelhouders te stimuleren tot actief aandeelhouderschap, waarbij zij hun invloed aanwenden voor het maatschappelijk te voeren beleid van het drinkwaterbedrijf, in plaats van alleen dividend te ontvangen. Graag een reactie hierop van de minister.

De omvang van de drinkwaterbedrijven speelt een omgekeerd evenredige rol bij de mate van invloed die de verschillende aandeelhouders kunnen hebben. Wanneer drinkwaterbedrijven groter worden dan de gemeentelijke regio's, is de relatie met de gemeente navenant minder sterk, al gaan de provincies dan vaak een meer sturende rol spelen; dat moet ik er in alle eerlijkheid wel bij opmerken. Drinkwaterbedrijven hebben ook een natuurlijk publiek monopolie. Met het oog op doelmatig­heidsverbetering is in het wetsvoorstel het instrument van prestatievergelijking, benchmark, verplicht gesteld. Voor een succesvolle prestatievergelijking moeten er overigens wel voldoende deelnemers zijn; de heer Koppejan merkte dat ook al op. Onderzoek heeft uitge­wezen dat er ten minste vier of vijf drinkwaterbedrijven nodig zijn om een goede prestatievergelijking te kunnen maken. Het amendement om de maximale omvang van een drinkwaterbedrijf op 20% van de totale captives te stellen, heeft geleid tot enige commotie in de sector, met name bij Vitens, dat momenteel een marktomvang heeft van 33% van alle aansluitingen.

De heerJansen(SP)

Dank voor dit voortschrijdend inzicht bij de PvdA, maar waarom dempt u altijd pas de put als het kalf verdronken is? Ik was gemeenteraadslid in Utrecht toen Vitens fuseerde met Hydron Midden-Nederland en Hydron Flevoland. Ik kan u zeggen dat er in het werkgebied van Hydron Midden-Nederland twee gemeenten tegen de fusie hebben gestemd: de gemeente Utrecht, daartoe gedwongen door een motie van de SP, en de gemeente Hilversum, met een SP-wethouder. Alle andere gemeenten in het werkgebied van Hydron Midden-Nederland, met in ongeveer 50% van de gevallen wethouders van de PvdA, hebben ingestemd met de fusie. Wat is er bij de PvdA veranderd of vindt zij achteraf dat dit niet had moeten gebeuren?

De heerBoelhouwer(PvdA)

Ik kom zo meteen op dit punt; het staat in mijn tekst, ik loop er niet voor weg.

Voorzitter. De PvdA heeft overigens goed geluisterd naar alle argumenten en constateert ook dat er inmiddels een amendement ligt om de fusies van de drinkwaterbedrij­ven te toetsen, en de minister heeft aangegeven dat ook zij dat uitdrukkelijk wil doen. Dit is uitdrukkelijk aangegeven in een nota van wijziging. In de eerste plaats constateren wij ook dat alle publieke aandeelhouders, op twee na, bij de fusie van Vitens met die fusie hebben ingestemd. Wij achten de rol van deze publieke aandeel­houders zeer hoog. Als wij allemaal zeggen dat wij de rol van de lokale en regionale aandeelhouders van groot belang vinden, dan is het wel lastig om vervolgens te zeggen dat je het uiteindelijke resultaat achteraf niet wilt respecteren.

In de tweede plaats constateren wij dat het ontvlechten van Vitens zal leiden tot hoge maatschappelijke kosten, die door de watergebruikers moeten worden opgebracht. Daarom vinden wij het bij nader inzien beter om van het wettelijk vastleggen van een maximale omvang, het door ons ingediende 20%-amendement, over te stappen op een expliciete toets door de minister en de Kamer, wanneer fusie of schaalvergroting van de drinkwaterbedrijven aan de orde is om op die manier grip te houden op de omvang van de drinkwaterbedrijven. Met andere woorden, ik trek hierbij het amendement op stuk nr. 23 in.

De voorzitter:

Het amendement-Boelhouwer (stuk nr. 23) is ingetrokken.

De heerBoelhouwer(PvdA)

De SP heeft er inderdaad voor gezorgd dat er in twee gevallen tegen de fusie van Vitens is gestemd, maar het is een beetje flauw om te zeggen dat het PvdA-wethouders waren. De gemeente­raden hebben daarmee ingestemd. Ik kan mij niet herin­neren dat de PvdA ergens welke vorm van absolute meerderheid dan ook had toen daarover werd beslist. Ik begrijp wel dat u het fantastisch vindt om u daar altijd tegen af te zetten, maar u moet bij de rest van de gemeenteraad zijn. Kennelijk slaagde u er niet in hen te overtuigen van het mooie van uw voorstel.

De heerJansen(SP)

In de gemeenteraad van Utrecht van 6 juli, de dag voor het reces, kwam het college, waar de PvdA een ruime meerderheid in had, met het fusievoorstel. Iedereen behalve de SP was toen voor die fusie. Dankzij een actie van de SP en de oproep van professor Schenk, u allen wel bekend, is het ons gelukt om uiteindelijk op 31 augustus, de dag voor de algemene vergadering van aandeelhouders, de gemeenteraad van Utrecht in meerderheid, met inbegrip van de PvdA, te overtuigen van ons standpunt. Hetzelfde geldt voor Hilversum. Wij kwamen 1% van de stemmen te kort. Als een kleine gemeente ook had meegedaan, was de fusie tegengehouden. Waarom heeft de PvdA in al die gemeenten waar zij de grootste partij is niet een poging gedaan om die 1% bij elkaar te krijgen?

De heerBoelhouwer(PvdA)

Ik constateer dat u die kennelijk ook niet ondernomen hebt, want u bent toch niet alleen in Hilversum en in Utrecht vertegenwoordigd in de gemeenteraden.

De heerJansen(SP)

Wij hebben overal gepleit tegen de fusie. Alleen is de SP niet overal even sterk. De PvdA is sinds de laatste gemeenteraadsverkiezingen – dat is een nieuwe ontwikkeling – de grootste partij in de meeste gemeenten in de provincie Utrecht. U maakt het verschil, u zit in de colleges. Wij zitten maar in een paar plaatsen in de colleges.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Maar u zit in meer plaatsen in de colleges waar ook mogelijkheden zouden zijn geweest om verandering tot stand te brengen. Ook dat is u dus kennelijk niet gelukt. Ik constateer dat de SP er ook niet in slaagt om dat deel van haar achterban te overtuigen. Hoe je er ook tegen aankijkt, ik constateer gewoon dat de lokale en regionale aandeelhouders, aan wie wij een grote rol toedichten in dit proces en bij wie de verantwoordelijkheid ligt, uiteindelijk allemaal met de fusie hebben ingestemd.

De heerMadlener(PVV)

Ik wil ook een vraag stellen, niet over het verleden, want wij weten nu hoe dat is gegaan, maar over de toekomst. Uw ideaal is niet meer dan 20% marktaandeel, maar wij hebben er nu een met 33% marktaandeel. Moet dat dan weer gesplitst worden? Of zegt u dat dit de enige moet blijven? Is dat wel mogelijk? Als anderen willen fuseren tot 33% marktaandeel, zeggen zij: zij mogen het, dus wij ook. Wat gaat u nu doen? Wilt u het weer splitsen of gaat u het op een andere manier tegenhouden?

De heerBoelhouwer(PvdA)

Ik heb aangegeven dat ik het amendement op stuk nr. 23 intrek. Dat betekent dat ik niet wil terugkomen op de situatie die op dit moment voor Vitens geldt. Ik wijs erop dat het efficiencyresultaat zodanig is dat er het afgelopen jaar een aanzienlijke waterprijsverlaging heeft plaatsgevonden voor de consumenten in het Vitensgebied. Dit zal zich dit jaar naar verwachting weer voordoen. Het is niet anders; ik constateer dat allemaal. Ik heb goed geluisterd naar wat al die afzonderlijke regionale aandeelhouders hebben gezegd en ik keer inderdaad op mijn schreden terug. Er komt echter wel wat voor in de plaats. Collega Wiegman zal dieper op het amendement ingaan om de rol van de minister en de Kamer bij fusies belangrijker en groter te maken. Wij moeten er altijd nog wat van kunnen vinden op het moment dat een fusie zich voordoet. Het argument "hullie hebben het, dus wij mogen het ook" is dus niet aan de orde.

Rondom nieuwbouwwijken is sprake van een milieuvriendelijke ontwikkeling: een collectieve warmwatertapvoorziening. Energiebedrijven leveren op dit moment aan zo'n 130.000 huishoudens warm tapwater. Ook andere partijen houden zich hiermee bezig. Vooropstaat dat dit geen gevolgen mag hebben voor de kwaliteit en de voedselveiligheid in de drinkwatervoorziening. Collectief warm tapwater is tot nu toe feitelijk buiten de drinkwaterwetgeving gebleven. Niet iedere partij heeft de verantwoordelijkheid genomen die zij met de oude wet had kunnen nemen. Er is veel voor te zeggen om dit via wetgeving tot een primaire wettelijke taak van de drinkwaterbedrijven te maken. Wij hebben hierover op stuk nr. 14 een amendement ingediend. Ons bereiken geluiden dat dit amendement tot heel veel overleg heeft geleid tussen de drinkwaterbedrijven en de andere betrokkenen die op deze markt actief zijn. Beide zien in dat er een grote toekomst is voor dit soort initiatieven in relatie tot warmte/koudeopslag. Beide zijn ervan overtuigd dat je in dit soort complexe installaties niet pijpjes met verschillende kleuren moet opnemen waarbij de ene kleur in de installatie voor de verantwoordelijkheid van het drinkwaterbedrijf komt en de andere kleur voor de verantwoordelijkheid van het energiebedrijf.

Wij willen kwaliteit, die door de wet wordt geregeld, en innovatie. Wij willen geen gevaar voor de volksgezondheid door een te lage temperatuur van het tapwater. Wij willen geen cowboys op de markt, in de jachthaven of op de camping, die zelf met warm tapwater gaan knoeien. Om de cowboys van de markt te houden, moet je overwegen om de hoeveelheid maximaal te leveren warm tapwater te beperken tot 10 m3. In de wet wordt gesproken van 30 m3. Als je daarvan 10 m3maakt, zet je al een hele stap vooruit. Mede gezien de discussie in het veld zou ik een uitvoerige reactie van de minister op prijs stellen.

Ik kom op de invloed op de tarieven. Het drinkwaterbedrijf is helemaal in publieke handen. In het regeer­akkoord is opgenomen dat de topinkomens in de publieke en semipublieke sector gemaximeerd moeten worden. De commissie-Dijkstal heeft hierover uitgebreid geadviseerd. Door het kabinet zijn er nog altijd geen concrete stappen gezet; het is een complexe materie. Dit wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om invulling te geven aan de wens om topinkomens aan te pakken. Dat is de reden waarom ik met de collega's Koppejan en Wiegman een amendement heb ingediend om de salarissen in de drinkwatersector te maximeren op het ministerssalaris. Daarmee voorkomen wij dat de burgers via hun watermeter hoge salarissen in de markt van publieke monopolies moeten gaan betalen. Ik zou overigens niet de suggestie willen wekken dat dit op dit moment het geval is. Ik constateer dat er zeer correct mee wordt omgegaan in het overgrote merendeel van de gevallen. Wij willen dit borgen voor de toekomst. Aan deze bescherming van de burgers hebben wij een ander amendement gekoppeld, mede ondertekend door het CDA, dat betrekking heeft op de winst en het vermogen van bedrijven. De Partij van de Arbeid wil uitdrukkelijk voorkomen dat de aandeelhouders de drinkwaterbedrijven gaan gebruiken om via dividend zodanig veel geld te genereren dat het tarief voor de burger onnodig hoog wordt. De watermeter is nooit bedoeld als een instrument voor gemeentelijke en provinciale belasting.

Het kan zijn dat een amendement van mevrouw Neppérus, onder andere vanwege het gebruik van het woord "bedrijfscomplexen" leidt tot situaties waarbij op het complex aanwezige bedrijven die geen eigenaar zijn van de grond, ofte wel huurders, ineens verplicht drinkwater moeten afnemen van de op het terrein aanwezige voorziening. Dit kan ons inziens nooit de bedoeling zijn van dat amendement. Hoe kijkt de minister daar juridisch tegenaan?

Wat OS betreft, sluit ik mij volmondig aan bij het CDA. Overal ter wereld zijn grote drinkwaterbedrijven actief op de markt. Ik kan mij voorstellen dat de Vewin alle kennis op de markt bundelt in een soort participatiemaatschap­pij en die inzet ten behoeve van het grote probleem van een gebrek aan goede sanitatie in de Derde Wereld. Wat vindt de minister hiervan?

De heerMadlener(PVV)

Wij hebben nu van twee regeringspartijen gehoord dat drinkwaterbedrijven er niet zijn om winst te maken. Maar wij gaan de taken van de drinkwaterbedrijven helaas vermengen met OS-taken. Bent u het met mij eens dat zij geen zelfstandig budget voor OS moeten voeren? Hun taak is immers het leveren van drinkwater aan Nederlandse burgers.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Nee, dat ben ik niet met u eens. Drinkwaterbedrijven functioneren in een maatschappelijke omgeving. Er zijn ook heel veel private bedrijven die hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en ontwikkelingsprojecten ter hand nemen. Om nu expliciet uit te spreken dat dat voor publieke bedrijven volledig moet worden uitgesloten, gaat mij een beetje te ver.

De heerMadlener(PVV)

Drinkwaterbedrijven zijn voor 100% overheidsbedrijven en vervullen een overheidstaak. U kunt mij niet vertellen dat de overheid die maatschappelijke verantwoordelijkheid niet neemt want OS heeft een uitdrukkelijk budget bij dezelfde overheid. Ik vind de vergelijking die de heer Boelhouwer maakt met sommige bedrijven die menen deze taak te moeten vervullen, niet op zijn plaats. De overheid als geheel neemt die verant­woordelijkheid. Wij moeten zaken wel zuiver houden. Ik weet niet wie daar toezicht op moet houden. Dat gaat te indirect. De vermenging van taken die u voorstelt, vind ik slecht. Ik ben benieuwd wat de minister daarvan vindt.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Ik constateer dat dit geen vraag aan mij is maar aan de minister.

De heerKoppejan(CDA)

Ik heb in aanvulling op mijn collega Boelhouwer nog een opmerking. Het eerste principe is dat wij het in Nederland belangrijk vinden om aan ontwikkelingssamenwerking te doen. Ik zie dat u het daarover met mij eens bent. Als wij geld geven aan ontwikkelingslanden om bijvoorbeeld de drinkwatervoorziening op een hoger peil te brengen en daarbij wordt een Nederlands drinkwaterbedrijf ingezet en Nederlandse expertise gebruikt, dan is een ontwikkelingsland daar prima mee geholpen. Het dan is jammer als het geld alleen wordt besteed aan het inhuren van een Frans bedrijf. In die zin willen wij ook de Nederlandse drinkwaterbedrijven veel meer betrekken bij daadwerkelijke ontwikkelingssamenwerking. Dat is mijn optiek de kern van ontwikkelingssamenwerking: kennis, expertise beschikbaar stellen aan landen die dat heel goed kunnen gebruiken. Wat kunt u daarop nou tegen hebben?

De heerMadlener(PVV)

Het gaat er veel meer om hoe wij die ontwikkelingssamenwerking gaan voeren. Het gaat via de portemonnee, laten wij wel wezen. Ik vind dat het budget voor OS terug te vinden moet zijn voor alle burgers zodat wij er controle op uit kunnen oefenen. Als die drinkwaterbedrijven zelfstandig allerlei projecten gaan financieren, dan wordt dit op de burger verhaald maar de controle ontbreekt. Ik wil dat OS duidelijk als een post bij de overheid is terug te vinden. Ik vind het een slechte ontwikkeling als die kerntaak van drinkwaterbedrijven wordt vermengd met OS. Ik kan mij iets voorstellen bij het inhuren en uitwisseling van expertise, maar wij moeten zaken echt zuiver houden. U doet in feite een oproep om alle drinkwaterbedrijven wat meer aan ontwikkelingssamenwerking te laten doen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Boelhouwer hierop een reactie geeft en dat wij daarna de reactie van de minister afwachten. Er is duidelijk verschil van inzicht.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Ik ben inderdaad aan het eind van mijn termijn, maar ik constateer met vreugde dat de heer Madlener geen afstand neemt van ontwikkelingssamenwerking als zodanig. Dat is al een heel grote vooruitgang, die wij in dit debat tot stand hebben weten te brengen.

De heerMadlener(PVV)

Dat moet ik helaas even corrigeren. Ik volgde een denklijn die de heer Boelhouwer heeft ingezet. Dat betekent niet dat ik een oordeel geef over de vraag of er wel of niet ontwikkelingssamenwerking moet zijn. Mijn partij is daar heel kritisch op. Wij zijn in feite alleen voor noodhulp. Ik probeer even de denklijn van de heer Boelhouwer te volgen en in dat geval zeg ik dat het niet bij de drinkwaterbedrijven thuishoort. Ik begrijp dat de heer Boelhouwer politieke verwarring wil zaaien, maar die hoop ik hiermee te hebben weggenomen.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Janssen.

De heerJansen(SP)

Voorzitter. Ik hoop dat de onrust bij de heer Madlener niet nog verder groeit als ik zeg dat ook de SP-fractie ervoor is dat publieke drinkwaterbedrijven hun taak moeten waarmaken door samen te werken met en kennis over te dragen aan ontwikkelingslanden. Ik heb zelf ooit bij een commercieel ingenieursbedrijf gewerkt dat naast commerciële activiteiten non-profit activiteiten in ontwikkelingslanden had. Dat werd heel erg gewaardeerd. Bovendien komen de mensen uit ontwikkelingslanden op het moment naar Nederland omdat de omstandigheden daar veel slechter zijn dan hier. Wij hebben er dus alle belang bij om te proberen om bijvoorbeeld in Afrika de leefomstandig­heden beter te maken.

De voorzitter:

Mijnheer Jansen, heeft u nog een vraag aan de heer Boelhouwer of niet?

De heerJansen(SP)

Ik ben aan mijn termijn begonnen, voorzitter. Ik ben begonnen waar mijn voorganger is gestopt, zodat er nog een lijn in onze betogen te ontdekken is. Ik start met kort uiteen te zetten wat de SP denkt dat publieke waterbedrijven moeten zijn. Dat de drinkwaterproductie en -distributie een publieke taak is, staat voor ons als een paal boven water. Het is goed dat daarover breed consensus bestaat. Wij denken dat dit meer moet zijn dan een dode letter. Het zou gepaard moeten gaan met actieve controle van de stakeholders. Wie zijn de stakeholders op dit moment? Primair de provincies en de gemeenten. Zij zijn de aandeelhouders van die bedrijven. Zij hebben allebei een democratisch gekozen volksvertegenwoordiging in eigen huis; gemeenteraden en provinciale staten.

Je zou zeggen dat de vinger daar aan de pols wordt gehouden. Ik ben zelf acht jaar Statenlid geweest in de provincie Utrecht en zeven jaar raadslid in de gemeente Utrecht, dus ik heb dat kunnen volgen. Ik kan zeggen dat de maatschappelijke controle tussen 1995 en 2006 zienderogen is afgenomen. Dat komt door twee ontwikkelingen.

De ene ontwikkeling is het op afstand zetten door structuur-nv's, waarover de heer Koppejan al sprak. Tot 1999 werd in de staten jaarlijks gepraat over de ontwikkelingen bij het drinkwaterbedrijf en daarbij werden vaak inhoudelijke discussies gevoerd. Ik heb er als SP'er in de provincie Utrecht altijd voor gepleit om alle drinkwateraansluitingen te bemeteren. Toen ik begon, was ongeveer 40% van alle aansluitingen in de provincie Utrecht onbemeterd. De minister zegt dat dit alleen een probleem is in Amsterdam, maar ik kan zeggen dat dit nog steeds een probleem is in de provincie Utrecht. Er is wel iets meer aan de hand dan alleen maar in een of twee grote steden. Dat was in ieder geval een reden voor de directie van het toenmalige waterleidingbedrijf Midden-Nederland om de koers bij te stellen en wat meer initiatief te tonen, al was het nog te weinig.

In 1999 kreeg ik een motie aangenomen in de provincie Utrecht om algemene bemetering voor te schrijven, zodat het waterbedrijf dat zou moeten doen. Maar toen werd gezegd dat dit niet kon, omdat de provincie niet meer over de inhoud ging. De aandeelhouders bij de structuur-nv gaan over een paar zaken, maar de commissarissen gaan over de inhoud en zij moeten vooral afstand houden tot de volksvertegenwoordiging. Kortom, men verschool zich achter die structuur-nv. Dat is een heel slechte ontwikkeling.

De heerMadlener(PVV)

Ik woon zelf ook in een onbemeterd gebied dat nu een bemeterd gebied is geworden. Het kost veel geld, want die meters zijn duur. Ik kan u zeggen dat het voor Rotterdam bijzonder weinig heeft opgeleverd. Waarom wilt u overal die meters?

De heerJansen(SP)

Het klopt dat Rotterdam een gunstige uitzondering is. Daar is het Waterleidingbedrijf Europoort, zoals het toen nog heette, in 1995 begonnen met een algemene bemeteringsactie. Dat is erg goed.

De heerMadlener(PVV)

Waarom vindt u dat goed?

De heerJansen(SP)

Ik kan u zeggen dat dit een waterbesparing van 15% heeft opgeleverd. Sinds de periode dat er werd bemeterd, is door de huishoudens die een meter hebben gekregen, 15% minder water per jaar verbruikt. Daarmee wordt die meter terugverdiend. Het Waterleidingbedrijf Europoort heeft er, heel verstandig, voor gekozen om die woningen gratis te bemeteren. Op die manier is men niet afhankelijk van de medewerking van een huisbaas, maar kan men altijd meedoen. Wat ons betreft zou het ook op die manier moeten in Amsterdam en Utrecht en al die plaatsen waar oudere woningen staan, met collectieve meters voor een heel trappenhuis. Dat scheelt de bewoners uiteindelijk heel veel geld in hun portemonnee.

De heerMadlener(PVV)

Gratis bemeteren, dat bestaat natuurlijk niet. Het wordt gewoon betaald door de consument. 15% waterbesparing, nou en, zeg ik dan. Is daardoor een probleem opgelost? Wij hebben water zat in Nederland. Dan hoeven wij toch niet 15% water te besparen, tegen zoveel kosten?

De heerJansen(SP)

Een gemiddeld huishouden gebruikt ongeveer 150 m3 water per jaar. 15% daarvan is 23 m3 maal € 1,20, inclusief btw. Dat is toch weer € 25 die je in de knip kunt houden. Dat lijkt mij eerlijk gezegd niet weg. Daar staat een investering tegenover van een paar honderd euro, maar wij denken dat deze makkelijk terugverdiend kan worden, omdat die meter heel lang meegaat. Kortom, dat is verstandig beleid met het oog op het milieu en de portemonnee van onze inwoners.

Nogmaals, het is zaak om iets te gaan doen aan de structuur-nv's. Ik steun het amendement van de heer Koppejan hierover, zeg ik op voorhand.

De tweede ontwikkeling is de schaalvergroting. Ik heb hierover bij interruptie al iets gezegd. De SP heeft zich duchtig geweerd in de discussie. Ik vind het heel goed dat er sprake is van een beweging bij de andere fracties. Bij de schriftelijke inbreng was de SP nog de enige die hier een probleem mee had. De koers is niet zo lang geleden gewijzigd, maar dat is goed. Wij zijn altijd bereid tot samenwerking. Ruim een halfjaar geleden heb ik zowel de PvdA-fractie als die van het CDA onze amen­dementen op voorhand toegezonden met de vraag of op dit punt samenwerking mogelijk is. Ik constateer dat de heer Boelhouwer zijn amendement over de norm van 20% heeft ingetrokken en dat hij de lijn van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink volgt. Dat houdt in dat de coalitiepartijen via een soort U-bochtcon­structie uitkomen op een amendement dat de SP-fractie lang voor die tijd had ingediend. Zij had die zelfs in samenwerking willen verbeteren. Ik ben van mening dat wij, als wij het op dit punt met elkaar eens zijn, gezamen­lijk moeten optrekken. Op veel andere punten bespeur ik ook consensus. Daarvoor geldt wat mij betreft dus hetzelfde.

De schaalvergroting is naar mijn oordeel een kwalijke ontwikkeling. Efficiency wordt als de belangrijkste reden daarvoor aangevoerd. In de functie van raadslid van de gemeente Utrecht heb ik professor Schenk gevraagd om een en ander te analyseren. Hij heeft gehakt van die redenering gemaakt. Uit bedrijfseconomisch oogpunt is de ideale schaal voor een waterleidingbedrijf ongeveer 0,5 miljoen aansluitingen. Dat is ongeveer het niveau van een provincie. Het ligt voor de hand om provinciale waterleidingbedrijven te creëren en het eigenaarschap een-op-een bij de provincie te leggen. Dan is er sprake van een eenvoudige constructie. Provinciale Staten is dan de enige partij die daarover gaat. Het zou goed zijn om de provincie wat meer doe-taken te geven. Dat idee zal de heer Boelhouwer aanspreken. Op dit moment wordt veel aan luchtfietserij gedaan. Mij lijkt het goed om de provincie een aantal praktische taken te geven.

De voorzitter:

De tijd die wij in gedachten hadden is al bijna benut. Ik wil de heer Jansen geen ruimte ontnemen maar hecht er wel aan om te zeggen dat, als wij op deze wijze doorgaan, wij niet om 17.00 uur klaar zijn. Of er is nauwelijks ruimte voor een tweede termijn. Ook ik zal straks proberen om mij aan de tijd te houden.

De heerJansen(SP)

De SP-fractie is er voorstander van om voor maatschappelijke ondernemingen – dat is breder dan de drinkwaterbedrijven – een wettelijk kader te maken voor de winstuitkering. Ik spreek van winstuitkering omdat wij niets tegen ingehouden winst hebben. Een bedrijf met een flink eigen vermogen hoeft minder geld te lenen. Uiteindelijk is dat ook terug te zien in de rentelasten. Dat is dus ook goed voor de klant. Die winst kan worden geïnvesteerd in een betere drinkwaterkwaliteit. Dat wordt in dit huis nogal eens vergeten. Daarmee kan ook worden geïnvesteerd in betere service aan de klanten of in lagere tarieven. Het is aan de publieke aandeelhouders om die afweging te maken. Op dat punt hebben wij, evenals veel andere woordvoerders, een amendement ingediend. Ik zal dat niet toelichten omdat dat naar mijn idee voor zich spreekt.

De vraag is wie extern toezicht op de waterbedrijven moet uitoefenen. Anderen pleiten vooral voor het verbeteren van het interne toezicht. Daarvan ben ik ook voorstander. Ik doel dan op toezicht door de publieke aandeelhouders. Gezien de huidige situatie – Vitens heeft al een derde van de markt in handen – lijkt het mij goed om een zogenaamde externe stok achter de deur te hebben. Wij zijn voorstander van een waterautoriteit. Ook daarover hebben wij een amendement ingediend. Het doel daarvan is dat een waterautoriteit het economisch toezicht en het kwaliteitstoezicht op zich neemt. Het laatste is van belang omdat wij menen dat het efficiënter kan. Nu wordt dat door de Inspectie van VROM gedaan, maar het lijkt ons goed om die twee zaken te integreren.

Wij hebben vragen gesteld over het schrappen van de voorhangprocedure bij het Waterleidingbesluit. Wij vinden het namelijk belangrijk dat de Kamer bij de invulling van de regelgeving betrokken blijft. De minister heeft aan dat verzoek bij nota van wijziging inmiddels gevolg gegeven. Daarvoor dank.

Benchmarking is wel geregeld in het wetsvoorstel. Op dat gebied hebben wij voorgesteld om de criteria op hoofdlijnen voor die prestatieverlagingen uit te breiden met prestaties op het gebied van waterbesparing, individuele bemetering, het voorkomen van storingen en het aantal afsluitingen. Ik heb al iets gezegd over de meters. Dat is een veel breder probleem dan de minister heeft aangegeven in haar antwoorden op onze inbreng. Zij zegt voorts dat afsluitbeleid geen prestatie is. Het is natuurlijk een maatschappelijke prestatie als mensen niet afgesloten worden. Dat moeten wij immers met z'n allen voorkomen. Dat doen wij bij elektriciteit en bij gas ook. De bottom line is overigens dat klanten moeten betalen. Dat vindt de SP ook. Mensen moeten er dus niet de kantjes van aflopen. Maar wij moeten er wel alles aan doen om in een vroegtijdig stadium te handelen. Preventie is hierbij het codewoord. Ik heb op dat punt een amendement ingediend. De technische invulling daarvan wil ik bij AMvB regelen. Ik denk dat de minister die kan vormgeven in overleg met de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet. Dat is de landelijke club die zich bezighoudt met schuldsanering.

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Ik vind dit punt erg sympathiek, maar het is voor mij de vraag of dit wel iets is wat wettelijk moet worden vastgelegd. Of zouden instellingen op decentraal niveau, zoals gemeenten en woningcorporaties, als eerste verantwoordelijk moeten worden gesteld voor het oplossen van deze sociale problematiek?

De heerJansen(SP)

Ik denk dat het wel degelijk wettelijk moet worden geregeld en kan daarvoor twee redenen aanvoeren. Ten eerste, het is bij de Gas- en Elektriciteitswet ook wettelijk geregeld. Daar vinden wij het dan klaarblijkelijk wel noodzakelijk. Dat is in alle gevallen bij amendement door de Kamer geregeld. Een meerderheid van de Kamer heeft daar dus op aangedrongen. Ik zie niet in dat drinkwater een andere tak van sport is. Ten tweede, bij de energiebedrijven is sinds de invoering van de wettelijke bescherming sprake van een teneur in de goede richting als het gaat om de feitelijke afsluitpraktijk. Die teneur is niet zichtbaar bij de drink­waterbedrijven. Sterker nog, een aantal drinkwaterbedrijven stelt zich de laatste tijd juist harder op. Het kan op dat punt verschil uitmaken als je wettelijk een stok achter de deur hebt.

Ik wil ten slotte nog enkele opmerkingen over amendementen van anderen maken. Nogmaals, ik krijg in tweede termijn graag een reactie op de vraag waarom er niet mocht worden samengewerkt als dat wordt aangeboden. Ik stel deze vraag met name in de richting van de coalitiepartijen. Ik vind dat toch een merkwaardig fenomeen. Het is goed dat de heer Boelhouwer voorstelt om expliciet de bezoldiging van bestuurders en andere werknemers van drinkwaterbedrijven te maximeren. Ook ik heb bij de inbreng vrij uitgebreid vragen gesteld over het punt van de warmwaternetten. Dat punt steunen wij dus ook. Ik kan me overigens wel voorstellen dat het technisch iets anders geregeld moet worden, maar de essentie van de boodschap delen wij.

De heerVan der Staaij(SGP)

Voorzitter. Goed drinkwater is van levensbelang. Wij mogen dankbaar zijn dat onze drinkwatersector en ons leidingennetwerk goed functioneren. Andere woordvoerders hebben terecht de vergelijking gemaakt met verschillende ontwikkelingslanden waar gebrek aan water een gigantisch probleem is. Ik steun dan ook van harte de oproep vanuit onder andere het CDA om te kijken of het kabinet kan stimuleren dat de waterleidingbedrijven hun kennis en expertise op dit terrein delen en ten goede laten komen van ontwikkelingslanden en een verbetering van de situatie daar. Voor mij gaat het er daarbij niet om dat wij om bepaalde regulering of normering vragen. Het gaat mij puur om de stimulering. Dat is het trefwoord. Wij moeten kijken hoe wij er verder aan kunnen bijdragen, hoe bedrijven nog meer kunnen worden gestimuleerd om het goede werk dat al verricht wordt, uit te breiden.

Winstuitkeringen van drinkwaterbedrijven zijn in dat licht echt een luxeprobleem. Maar het moet natuurlijk wel goed geregeld worden! Het is goed dat wij vandaag spreken over een nieuw wettelijk kader. Ik wijs op de lappendeken die hier en daar is ontstaan in de huidige wetgeving. Ik noem voorts de verbetering die nodig is op het terrein van de handhaving en een meer heldere aansluiting op het systeem van het algemene bestuursrecht. Met het oog daarop zijn wij blij met het wetsvoorstel dat hier voorligt. Verder is heel belangrijk dat de publieke belangen die hierbij in het geding zijn – water is van levensbelang – publiek worden behartigd. Het publieke monopolie moet gehandhaafd worden en in het wetsvoorstel is inderdaad geregeld dat eigendom, beheer en exploitatie van de drinkwatervoorziening volledig in handen van de overheid blijven.

Ik sta op hoofdlijnen positief tegenover dit wetsvoorstel. Ik heb echter op de inmiddels bekende punten, waarover schriftelijk al uitvoerig is gediscussieerd, enige opmerkingen en suggesties. Zij betreffen met name de tarieven, de winstregulering en het toezicht. Ik dank de minister voor de antwoorden op de schriftelijke inbreng van de Kamer en in het bijzonder voor het feit dat zij onder meer door onze bijdrage via nota's van wijziging nog eens de verplichting heeft uitgebreid om redelijke, transparante en niet-discriminerende tarieven en voorwaarden niet alleen te laten gelden voor de levering van drinkwater, maar ook voor de aansluiting en dergelijke. De toezichthoudende rol die de NMa in de nota's van wijziging krijgt toebedeeld in de naleving van het verbod op kruissubsidies, is ook een goede stap.

In het wetsvoorstel en mogelijke amendementen wordt gesproken over het nader reguleren van tarifering, vermogensvergoeding, de winstuitkering en/of solvabiliteit. Goed toezicht en goede handhaving zijn daarvoor erg belangrijk. In het SEOR-rapport wordt gepleit voor een versterking van een centrale toezichthoudende instantie. Dat spreekt mij zeker aan, juist op het punt van toezicht op kostendekkendheid van tarieven, redelijkheid en transparantie van voorwaarden en concrete invulling en naleving van winstregulering. De NMa speelt al een rol bij het naleven van het kruissubsidieverbod. Ik ben er voorstander van dat de rol van het NMa in aanvulling op het bestaande systeem van decentraal toezicht in dit opzicht wordt uitgebreid.

Drinkwaterbedrijven hebben een publiek monopolie. De afnemers, consumenten en bedrijven, zijn gebonden en hebben geen keus. Drinkwaterbedrijven en hun aandeelhouders dragen dan ook een bijzondere verantwoordelijkheid om daarvan geen misbruik te maken. De ontwikkelingen van de hoge winsten, de daling van het investeringsniveau en de tariefstijgingen baren mij dan ook zorgen. Om de gebonden afnemers te beschermen, is het belangrijk om te garanderen dat de tarieven kostendekkend zijn en niet meer dan dat. De minister gaat in de toelichting op het wetsvoorstel nog niet ver genoeg; het beginsel van de kostendekkende tarieven is nog niet helder wettelijk verankerd, terwijl dat de gebonden afnemers meer rechtszekerheid zou bieden. Ik heb dan ook op stuk nr. 25 een amendement ingediend. Ik zag later dat op stuk nr. 34 een wat uitvoeriger amendement is ingediend door de leden Koppejan en Boelhouwer. Zij gaan daarin op hetzelfde spoor door. Logischerwijs ligt mijn sympathie in die richting van wat meer wettelijk vastleggen. Misschien wil de minister in haar reactie op de amendementen, met name op het amendement op stuk nr. 34, aandacht besteden aan de vraag of het terecht is dat in het voorgestelde artikel 8a, lid 2, wel de bezwaar- en beroepsmogelijkheid wordt opengehouden terwijl in lid 3 tegen de vaststelling geen bezwaar of beroep mogelijk is. Ik vraag dit omdat het streven gericht is op aansluiting op het systeem van het algemeen bestuursrecht. In hoeverre is het in dat kader terecht dat in dit amendement bezwaar en beroep worden uitgesloten?

In het SEOR-rapport over de winstregulering worden drie alternatieven genoemd: maximalisering van toegestane winst, toegestane winstuitkering en toegestane winstuitkering en solvabiliteit. De onderzoekers pleiten voor het laatste alternatief maar de minister grijpt terug op het minder effectieve en duurdere alternatief: maximalisering van toegestane winst. De minister wijst op de consequenties van de door de onderzoekers bepleite alternatieven en zegt dat dit een verder ingrijpen is in autonome bevoegdheden en een inbreuk op bestaande rechten. Zij vraagt of dit zich verhoudt tot het regime van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de bestaande praktijk en het monopolie dat hier in het geding is, vinden wij echter een verdergaande regulering zoals door de onderzoekers wordt voorgesteld de voorkeur verdienen. Ik doel dan op de keuze voor het maximeren van de toegestane winstuitkering en de solvabiliteit.

De heerJansen(SP)

In mijn bijdrage heb ik gezegd dat ik het helemaal geen probleem vind als een drinkwaterbedrijf een mooie solvabiliteit heeft, want dan hoeft het minder geld bij de bank te lenen. Het gaat erom wat zij doen met die maatschappelijke middelen, want die moeten effectief worden ingezet. Hoe kijkt u daar tegenaan?

De heerVan der Staaij(SGP)

Ik begrijp dat punt, maar ik stel vast dat er in het SEOR-rapport een uitvoerige argumentatie wordt gegeven. Daarop baseer ik mij voor deze keus. Volgens dat rapport zitten er bepaalde nadelen aan andere routes en is dit in de afweging van mogelijkheden de beste keus. Ik verwijs daarom puur naar de argumentatie van het SEOR-rapport.

In het wetsvoorstel is de mogelijkheid open gelaten dat niet de drinkwaterbedrijven, maar andere private ondernemingen collectief warm tapwater leveren. Een concreet voorbeeld is het energiebedrijf Nuon dat voor een nieuwbouwwijk in Bodegraven in wil kopen bij het drinkwaterbedrijf Oasen, het water wil opwarmen en als warm tapwater aan de klant wil verkopen. Het wetsvoorstel biedt deze ruimte. De minister geeft aan dat aan warm tapwater dezelfde kwaliteitsborgings- en toezichtseisen worden gesteld als aan drinkwater. Toch heb ik daar nog enkele vragen bij. De levering van collectief warm tapwater betekent dat de koud- en warmwater­leiding apart via de grond het huis binnenkomt. Welke gezondheidsrisico's kan dat opleveren? Kunnen niet-drinkwaterbedrijven in dit licht voldoende waarborgen bieden voor de volksgezondheid? Als een afnemer problemen heeft met bijvoorbeeld de kwaliteit van water dat uit een mengkraan komt, welk bedrijf is dan aansprakelijk? Kortom, wil de minister eens nader ingaan op dit soort vragen?

In het wetsvoorstel wordt de prestatievergelijking verplicht gesteld. Ik vind "prestatievergelijking" trouwens een prachtig woord. Heel vaak wordt het woord "bench­mark" gebruikt. Soms gebuikt men een Engels­talig woord omdat men geen fatsoenlijk Nederlands alternatief weet te bedenken. "Prestatievergelijking" is echter een heel mooi woord, dus kunnen wij "bench­mark" aan de Engelssprekende landen overlaten. Niet alleen het woordgebruik, maar ook het feit dat een prestatievergelijking verplicht wordt gesteld, is een goede zaak. Het is een middel om publieke monopolisten scherp en gericht op efficiencyverbetering te houden. In hoeverre is gewaarborgd dat de kwaliteitsaspecten voldoende worden meegenomen in die prestatievergelijking om een goed totaalplaatje te houden? Het gaat dan ook om de waterkwaliteit, continuïteit en leveringszekerheid. Ook in dit verband vraag ik naar het toezicht. Zou het niet nuttig zijn als de NMa ook hier een rol vervult? Is de NMa niet het beste toegerust om de meer financiële kant van de zaak, bijvoorbeeld efficiencyverbetering en kostenbesparing, te beoordelen?

Dan kom ik nog op twee andere punten, namelijk bluswatervoorzieningen en beheer van terreinen rond bronnen. Het terugdringen van het gebruik van hoogwaardig drinkwater voor laagwaardige doelen is wenselijk. Het blussen van branden is een buitengewoon hoogwaardige activiteit, maar daar heb je niet het beste water voor nodig. De gemeenten en de brandweer zijn zich dat ook goed bewust en zoeken naar alternatieve watervoorzieningen. Als er alternatieve voorzieningen beschikbaar zijn, kan het aantal bluskranen omlaag. Dat komt de beveiliging van het waterleidingnet ten goede. Tot zover is het allemaal positief, maar in de praktijk blijkt men op een probleem te stuiten. Niet gebruikte brandkranen moeten worden verwijderd. Wij kregen het signaal dat de hoge kosten die het drinkwaterbedrijf in rekening brengt voor verwijdering van bluskranen de investering in alternatieve bluswatervoorzieningen in de weg staat. Kan de minister op dit probleem reageren? Kan zij aangeven wie verantwoordelijk is voor de verwijdering van bluskranen en wie voor de kosten van verwijdering zou moeten opdraaien? Hoe kan worden voorkomen dat de investering in de ontwikkeling van alternatieve bluswatervoorzieningen blijft steken op een simpel punt, namelijk hoe om te gaan met de overblijvende bluskranen? Daar hangt overigens wel een fors prijskaartje aan.

Ten slotte kom ik op het beheer van terreinen rond bronnen. Drinkwaterbedrijven krijgen taken op het gebied van het beheer en het medebeheer van terreinen rondom waterbronnen, gericht op het voorkomen of beperken van verontreiniging van deze bronnen. Voor het waterwingebied dat in eigendom is van het drinkwaterbedrijf, wat in de meeste gevallen zo is, is de verantwoordelijkheid duidelijk. Voor de grondwaterbeschermingsgebieden rond de waterwingebieden die voor een groot deel in landbouwkundig gebruik zijn, is deze verantwoordelijkheid minder duidelijk. In hoeverre houden drinkwaterbedrijven zich nu al bezig met het medebeheer van grondwaterbeschermingsgebieden en wat gaat er nu precies veranderen met de nieuwe Drinkwaterwet? De minister geeft aan dat zij samen met de drinkwaterbedrijven tot een nadere uitwerking van de beheerstaken wil komen. Is er al duidelijkheid over de vraag wanneer dat het geval zal zijn? Worden ook de grondeigenaren, vertegenwoordigd door bijvoorbeeld LTO Nederland, hierbij betrokken?

De voorzitter:

Conform de eerder gemaakte afspraak zal ik nu zelf het woord voeren namens de VVD-fractie. Ik verzoek de heer Van der Staaij om tijdelijk het voorzitterschap over te nemen.

De voorzitter: Van der Staaij

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Neppérus van de VVD-fractie.

MevrouwNeppérus(VVD)

Voorzitter. Wij hadden een oude drinkwaterwet uit 1961, die enige malen is aangepast. Nu ligt er een nieuw wetsvoorstel voor. Schoon drinkwater is letterlijk van levensbelang, in dit land en verderop in de wereld, waar het allemaal nog wat moeilijker ligt. Daarom is de drinkwatervoorziening een publieke taak. Daarin zit wel het merkwaardige element dat bedrijven daardoor in een monopoliepositie terechtkomen. De klant heeft eigenlijk geen keus. In de nieuwe wet wordt ook aandacht besteed aan organisatorische aspecten en ik denk dat dit goed is. Ik maak er echter toch nog een aantal opmerkingen over.

Er is vanmorgen al veel gediscussieerd over de publieke taak. Het blijft lastig. Op dit moment liggen alle aandelen gewoon bij lagere overheden. De VVD-fractie kan daar op dit moment goed mee leven, gegeven het publieke belang van schoon water. Op termijn zouden wij echter kunnen nadenken over een privaat minderheidsaandelen­pakket, zodat de overheid zich meer op andere zaken kan concentreren, maar dan moeten wij in het algemeen wat verder spreken over de marktwerking. Voor dit moment gaan wij akkoord met wat er in het wetsvoorstel staat.

Er is al veel gezegd over de tarieven. Als klant heb je geen keuze, niet als particulier en niet als bedrijf. Je bent gebonden aan het waterleidingbedrijf in de buurt. Daar zitten merkwaardige kanten aan, want over hoge tarieven kun je wel klagen, maar je kunt niet naar een ander toe. Als ik dan lees over het superdividend van Evides, krijg ik daar hoofdpijn van. Ik val zelf gelukkig onder een ander waterbedrijf, omdat ik elders woon. Je kunt het blijkbaar oplossen door te verhuizen. Ik denk dat wij toe moeten naar een zekere mate van winstregulering. De klant heeft geen keus en aan zo'n superdividend moet maar eens iets worden gedaan. Ik ben het eens met de collega's die eerder zeiden dat tarieven kostendekkend moeten zijn. De minister heeft een onderzoek laten uitvoeren. Daaruit kwam naar voren dat het het beste en het meest praktisch zou zijn om de winstuitkering te maximeren en daarbij ook naar de solvabiliteit te kijken. Dat lijkt mij heel aantrekkelijk, maar de minister zag bezwaren en zei dat wij daarvoor naar de Raad van State moeten. Ook bij andere suggesties is dat al gezegd, maar dat lijkt mij niet afdoende. Solvabiliteit is gewoon nodig. Als je de winstuitkering maximeert, is dat redelijk helder en bereik je vanzelf een bepaalde regulering. Ik kan een eind meegaan in het amendement van CDA en PvdA, maar voorlopig heb ik een voorkeur voor het andere systeem, dat in het rapport wordt beschreven. Ik wil graag duidelijk van de minister horen hoe de twee systemen zich tot elkaar verhouden en waarom zij kennelijk voorkeur heeft voor het andere systeem.

Een ander punt is uiteraard het toezicht op de tarieven. In het verleden is hierover al gesproken en wij kennen de motie-Ten Hoopen/Aptroot op dit punt. Wij zullen meer moeten doen aan het toezicht, want drinkwaterbedrijven blijven overheidsbedrijven. Die tarieven moeten kritisch worden bezien. Daarbij zal mijns inziens de mededin­gingsautoriteit een grote rol kunnen spelen.

Bij tarieven speelt uiteraard ook het punt van de precarioheffingen. Die komen vooral voor in de provincie waarin wij ons nu bevinden. Deze heffingen kunnen wij niet het drinkwaterbedrijf verwijten, maar daarvoor moeten wij bij de politiek zelf zijn. Gemeenten hebben deze heffingen namelijk ingesteld. Het lijkt mij een verstandig plan om deze heffingen te schrappen. De CDA-fractie vroeg zich af wat wij op dit punt nog meer kunnen doen. Daarbij sluit ik mij aan, want een precarioheffing is gewoon een lastenverhoging. Die moeten wij niet willen.

Er is op dit moment een aantal bedrijventerreinen waar een eigen leidingnet voorkomt. Het gaat met name om de terreinen van Schiphol, DSM en Corus. Daarbij speelt uiteraard vooral de veiligheid een rol. Wij hebben het over heel bijzondere en erg grote complexen. De bedrijven wijken af van alle andere soorten bedrijven. De nieuwe wet is op dit punt mijns inziens niet helder. Er kan een ontheffing worden verleend, maar voorwaarden worden niet genoemd. Gegeven het belang van de veiligheid wil ik graag dat de mogelijkheid van een eigen leidingnet gewoon weer in de wet wordt opgenomen. Wel zal daarbij goed naar de tarieven moeten worden gekeken. Ik heb zojuist namens de VVD-fractie gezegd dat wij de tarieven kritisch moeten bezien en ik heb gesproken over de rol van de mededingingsautoriteit. Hetzelfde als wat ik daarnet zij, geldt uiteraard voor de eigen leidingnetten op bedrijventerreinen. Op Schiphol speelt de NMa overigens al een rol, maar die mag wellicht wat actiever worden ingevuld en wat meer zichtbaar zijn. Kortom, ik wil de ontheffing voor de bestaande leidingnetten handhaven, gegeven het veiligheidsbelang. Daarom heb ik op dit punt een amendement ingediend.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Uiteraard hebt u dit amendement zelf ingediend. Bent u het echter wel eens met mijn vraag aan de minister? Ik vroeg haar hoe zich deze eigen leidingnetten verhouden tot bepaalde bedrijven die op een bedrijventerrein zijn gevestigd. Die kunnen hierdoor volledig aangewezen raken op de houder van het bedrijventerrein, die op dit punt een monopolist is. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

MevrouwNeppérus(VVD)

Het waterdossier zit vol monopolisten. Kennelijk slaat de heer Boelhouwer nu aan op het feit dat er een monopolist bij zou kunnen komen. Dat verrast mij wat. Het gaat mij erom dat er goed toezicht wordt gehouden op de bestaande bedrijven die een monopoliepositie hebben. In situaties waar een collectief leidingnet is omdat er allerlei andere leidingen door de drinkwaterleidingen heen liggen, zal de bestaande mededingingsautoriteit toezicht moeten houden. Ik ben het met de heer Boelhouwer eens als hij stelt dat er daarbij sprake is van verplichte winkelnering. Daartegenover moet staan dat er kritisch naar de tarieven wordt gekeken.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Mevrouw Neppérus heeft het over verplichte winkelnering en monopolisten. Inderdaad zijn drinkwaterbedrijven monopolisten. Die kennen echter wel publiek toezicht. Datzelfde geldt niet voor de bedrijventerreinen waarover wij het nu hebben. Daar is niemand die kan zeggen: nu worden de tarieven wel erg hoog. Integendeel, de aandeelhouders van de private bedrijventerreinen hebben er alle belang bij om de lasten zo hoog mogelijk te laten zijn. Dit probleem lost mevrouw Neppérus niet op door erop te wijzen dat er al zo veel monopolisten zijn en dat er daarom nog wel een paar bij kunnen.

MevrouwNeppérus(VVD)

Ik zit toch wat verrast te luisteren naar de heer Boelhouwer. Hij zegt nu dat er publiek toezicht is, terwijl hij ongeveer drie kwartier geleden klaagde over de prijzen en het gebrek aan toezicht. Ik vind dat de heer Boelhouwer nu even moeilijk te volgen is. Wij kennen verplichte winkelnering voor iedereen in Nederland. Alle woordvoerders klagen over de tarieven en de te hoge winsten van de drinkwaterbedrijven. Zij geven ook allemaal aan dat er iets moet gebeuren op dit punt. Ook de fractie van de PvdA doet dit. Er moet toezicht komen en wij willen allemaal de toezichthouder. In de wet wordt geregeld dat er toezicht is op de kwaliteit van het drinkwater. Over het toezicht op de prijzen zeg ik het volgende. Bij Schiphol is het toezicht al geregeld, gegeven de aandelenpositie. Laat de NMa toezicht houden op de prijzen. Met de anderen zul je daarover dan ook afspraken moeten maken. Ik wil er best met u naar kijken dat er daar geen vrije, ongelimiteerde prijsstelling is. Het is inderdaad gedwongen winkel­nering, maar dat is ook bij andere zaken die met water te maken hebben het geval.

Ik denk dat het goed is dat de benchmark verplicht wordt. Dit vinden wij dus een goed element in het wetsvoorstel. Het is mij echter niet duidelijk wat de gevolgen zijn van een benchmark, als iets niet goed is. Verandert er dus echt wel wat? Daarop zou ik van de minister toch eens een reactie willen horen.

Laten wij de benchmark inderdaad prestatievergelijking noemen. De heer Van der Staaij heeft daarin groot gelijk. In mijn tekst staat "benchmark", maar ik heb er met kleine lettertjes in mijn wat moeilijk leesbare handschrift "prestatievergelijking" bijgeschreven. Wellicht zouden wij ook eens moeten bekijken of de toezichthouder NMa kan gaan letten op de kwaliteit van alle prestatievergelijkingen.

De heerJansen(SP)

Mevrouw Neppérus vraagt naar de gevolgen van een prestatievergelijking, in het geval dat deze zaken openbaar maakt die ons als publieke stakeholders niet zinnen. Hoe kijkt zij in dat verband aan tegen mijn amendement op stuk nr. 18, waarin ik aan de minister de mogelijkheid van een bindende aanwijzing geef als er een ingreep nodig is en het bedrijf daaraan niet vrijwillig gevolg geeft?

MevrouwNeppérus(VVD)

Ik vind dit zeker iets om te overwegen, maar ik wil er de komende dagen even rustig over nadenken en de reactie van de minister afwachten.

De heerKoppejan(CDA)

Het verbaast mij dat mevrouw Neppérus namens de VVD, een partij die een kleinere overheid voorstaat, niet te veel centraal wil regelen en veel wil overlaten aan de bedrijven en het individu, voortdurend een pleidooi houdt voor een centraal overheidslichaam als de NMa, die overal toezicht op moet houden en de prestatievergelijking in de gaten moet houden. Wij pleiten daarentegen voor een meer decentraal toezicht. Wij willen het aan de aandeelhouders laten, de provincies en de gemeentebesturen. In deze besturen is ook de VVD vertegenwoordigd. Heeft mevrouw Neppérus daar onvoldoende vertrouwen in?

MevrouwNeppérus(VVD)

De CDA heeft destijds eveneens een motie ingediend over het centrale toezicht. Ik zeg dit allereerst tegen de heer Koppejan. Dan weet hij het weer helemaal.

Zolang wij zeggen dat drinkwatervoorziening een publieke taak is, en de meeste partijen zeggen dit, moet je er ook voor zorgen dat dit toezicht goed geregeld is. Daarom komt de heer Koppejan natuurlijk ook zelf met een ingewikkelde redenering over beter toezicht houden en reguleren van tarieven. Ik kan mij dit goed voorstellen, maar er zit een enorme uitvoeringslast aan. Volgens mij moet je het ofwel vrij laten, ofwel besluiten dat je de tarieven wilt reguleren. Al degenen die tot nu toe hebben gesproken, willen dit. Dit betekent dat je er toezicht op moet houden. Het alternatief is dat je je afvraagt of het allemaal wel een overheidstaak moet zijn. Het probleem met de tarieven is nu juist dat degenen die toezicht moeten houden, de provincie en de gemeenten, er dividenden van krijgen. Zij zullen niet altijd een zo bescheiden mogelijk dividend verlangen. Zolang je de drinkwatervoorziening als een overheidstaak beschouwt – en daarvoor zijn sterke argumenten – moet je het toezicht ook vanuit de overheid regelen. Het is niet anders.

De voorzitter:

Ik geef het voorzitterschap terug aan mevrouw Neppérus.

De voorzitter: Neppérus

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Voorzitter. Met de nieuwe Drinkwaterwet wordt de vernieuwing en de duurzame inrichting van de drinkwatersector afgerond. Zo'n zestig oude artikelen zijn verwijderd en twintig nieuwe toegevoegd. De belangrijkste wijzigingen betreffen de artikelen rond leveringszekerheid en een verplichte benchmark. Dit past bij de professionaliseringsslag die de sector de afgelopen jaar heeft gemaakt.

Mij valt op dat wij in dit debat en ook in het debat over de Waterwet veel praten over efficiency in de waterketen. Wij hebben het over de NMa, over benchmarks en winstregulering. Ik zal daar straks ook een paar woorden aan wijden. Allereerst wil ik echter aandacht vragen voor iets anders.

Voor de ChristenUnie staat, naast de bescherming van de volksgezondheid, voorop dat de drinkwatervoorziening niet alleen efficiënt, maar ook duurzaam en innovatief moet zijn. In artikel 7 wordt gesproken over duurzame drinkwatervoorziening. Hierbij gaat het vooral om de continuïteit en de levering van drinkwater. In de memorie van toelichting zie ik veel aandacht voor de bescherming van waterwingebieden, natuurbeheer en zorg voor de kwaliteit van het water. Drinkwaterbedrijven zijn echter ook verantwoordelijk voor de duurzaamheid van de productie en het distributieproces zelf; dit kan wellicht explicieter in de wet worden vastgelegd. Ik overweeg nog een amendement in te dienen op dit punt.

Voor schoon drinkwater moeten grondwater en oppervlaktewater goed worden beschermd. Het is in het belang van de drinkwatersector dat oppervlaktewater eenvoudig zuiverbaar is. Bij ons watergebruik staan wij er nog veel te weinig bij stil dat ons drinkwater deel uitmaakt van de waterketen. Innovatie is een belangrijk speerpunt in het bestuursakkoord Waterketen, maar de ChristenUnie vindt dat wij daarbij ook over systeemgrenzen heen moeten durven kijken. Ik vraag daarom hoe de minister innovatie in de waterketen als geheel wil bevorderen.

Bij de waterketen denk ik ook aan drinkwaterbesparing door de eindgebruiker en ook aan anders omgaan met water. De Drinkwaterwet gaat weliswaar over de drinkwaterbedrijven, maar juist ook bij de eindgebruiker is winst te behalen. Proeven met huishoudwater zijn niet succesvol geweest en daarom kiest de minister voor restrictief beleid ten aanzien van huishoudwater. Levering daarvan is alleen mogelijk met toestemming van de minister. De ChristenUnie vindt dat er wel toekomst is voor huishoudwater. Graag een toezegging van de minister dat er bij de evaluatie van de wet over vijf jaar een nieuw onderzoek naar het gebruik van huishoudwater wordt gedaan en naar de vraag of het nu geldende restrictieve beleid kan worden versoepeld. De minister stelt in de nota naar aanleiding van het verslag, dat het ook niet voor de hand ligt dat het Rijk stimuleringsbeleid ontwikkelt voor het spoelen van toiletten met regenwater. Mij is niet duidelijk of de minister dat bedoelt in het licht van het onderzoek naar huishoudwater; bij regenwatersystemen hoeft er niet per se sprake te zijn van collectieve systemen en deze vallen ook niet per definitie onder huishoudwater. Of doelt de minister op het feit dat de terugverdientijd voor particulieren te lang is? Dit argument lijkt mij minder op te gaan voor nieuwbouw. De minister stelt dat er wel lokaal of regionaal een afweging kan worden gemaakt om regenwatersystemen te stimuleren. De ChristenUnie vindt dat er ook op dit punt een taak voor het Rijk ligt. Door landelijke voorlichting kunnen bijvoorbeeld fouten met de koppeling van regenwater aan toiletten worden voorkomen. Ik wil erop wijzen dat door het gebruik van huishoudwater voor toiletspoeling en de wasmachine het drinkwatergebruik met ongeveer 40% kan worden verminderd.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Misschien weet u dat proeven die tot dusver zijn gedaan, heel negatief zijn uitgepakt, omdat er altijd op enig moment een verbinding ontstaat tussen het vuile water en het schone drinkwater, al is het maar bij restauratie of verbouwing. Dat is in het huis zelf vervelend, maar ook in het huis van de buren, omdat dit water daardoor ook in hun leidingnet terechtkomt. Ik kan mij niet voorstellen dat u een pleidooi houdt om opnieuw dergelijke proeven te laten nemen, en overigens kunt u uw toilet doorspoelen met willekeurig welk water, als u er maar voor zorgt dat er nooit een verbinding ontstaat tussen het water dat u dáárvoor gebruikt en het drinkwater. Ik snap dus niet helemaal wat u precies vraagt.

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Ik weet dat de projecten tot dusverre niet zo succesvol zijn geweest, en daarom zeg ik niet dat de minister de teksten hierover in de huidige Drinkwaterwet zou moeten schrappen. Daarom vind ik ook dat er over vijf jaar nog eens naar moet worden gekeken. Ik zou het echter ontzettend jammer vinden als wij door de negatieve ervaringen de deur helemaal sloten en het Rijk er helemaal geen aandacht meer aan besteedde. Op korte termijn zie ik geen mogelijkheden om het wel te laten lukken – u gaf zelf al het probleem aan van de verschillende pijpjes en de kleuren die aangebracht zouden moeten worden – maar ik zou het heel erg jammer vinden om hieraan geen aandacht meer te besteden.

De heerJansen(SP)

Ik deel de ambities van de ChristenUnie op het gebied van drinkwater en milieu. Ik heb zelf gesuggereerd om overal individuele watermeters aan te brengen. Dat scheelt 50% waterverbruik, zoals keer op keer is aangetoond; het is dus een bewezen oplossing. Hoe kijkt u daartegenaan?

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Ik vind het een interessante suggestie, maar dan gaat het echt om meters. Blijvend interessant vind ik de vraag hoe je beter kunt omgaan met regenwater en huishoudwater en daarvoor een goed systeem kunt bedenken in de komende jaren. Ik ben benieuwd wat de minister met uw suggestie en die van mij gaat doen.

Een aantal collega's heeft amendementen ingediend om te komen tot regulering van de winst, kosteneffectiviteit en meer doelmatigheid in de sector. De focus op doelmatigheid is prima, maar dit kan niet zonder een constante focus op kwaliteit en duurzaamheid. Investeren in innovatie is goed voor de kennispositie van Nederland. Benchmarking heeft het gevaar in zich dat wij komen tot suboptimalisatie van deelprocessen. Het lijkt mij dan ook goed om de verschillende benchmarks in de waterketen aan elkaar te koppelen en ook te kijken naar prestaties in de hele waterketen. Door hiermee te experimenteren kunnen wij in toekomstige wetgeving wellicht komen tot een integrale benchmark. Ik zou graag een reactie van de minister krijgen op deze suggestie.

De voorgestelde benchmark richt zich op vier domeinen: kwaliteit, milieu, klantenservice en kostenefficiency. In de memorie van toelichting staat dat dit moet leiden tot een prikkel tot doelmatigheid. Wat de ChristenUnie betreft, moeten hierbij de vier domeinen in balans zijn. Opvallend vind ik dan in de memorie van toelichting de zin dat verwacht wordt dat de prestatievergelijking niet zal leiden tot negatieve milieueffecten. In dezelfde paragraaf staat dat er wel positieve milieueffecten te verwachten zijn, maar dat deze moeilijk kwantificeerbaar zijn. De benchmark moet niet alleen leiden tot focus op doelmatigheid, maar ook tot een klimaat van creativiteit en innovatie. Welke plaats krijgt innovatie door onderzoek en ontwikkeling in de benchmark? Dit zijn vaak processen van lange adem, die daardoor minder gunstig zijn voor kortetermijnefficiency. Ook op dit punt overweeg ik een amendement.

De drinkwaterbedrijven zijn de afgelopen jaren groter geworden. Dit kan leiden tot meer efficiency. Zorglijk vind ik echter signalen dat het investeringsniveau van de waterbedrijven sinds 1990 zou zijn gedaald, terwijl de tarieven zijn gestegen. Dit zou kunnen duiden op minder efficiency. Graag krijg ik een reactie.

Ik heb een amendement ingediend over fusies van drinkwaterbedrijven in een nieuw artikel 12a. Hoewel drinkwaterbedrijven in publieke handen blijven, lijkt het mij goed eventuele fusies te toetsen aan een aantal criteria. In de memorie van toelichting wordt artikel 5 aangehaald in het kader van fusies, maar dit artikel gaat vooral over het vaststellen van distributiegebieden. In de memorie van toelichting wordt gesproken over het beoordelen aan het belang van de openbare drinkwatervoorziening. Hierbij wordt een aantal elementen van toetsing genoemd – bereik, spreiding, capaciteit, kwaliteit, continuïteit en kosten – die mijns inziens, eventueel aangevuld, verder kunnen worden uitgewerkt in criteria conform het door mij voorgestelde artikel 12a.

Hoe verhoudt de concentratie in de sector zich tot het decentrale toezicht in een omgeving met gebonden afnemers? De heer Jansen heeft een amendement op stuk nr. 21 ingediend voor meer centraal toezicht door de NMa. Dit gaat in tegen het principe van decentraal toezicht. Bovendien stelt het wetsvoorstel duidelijk dat de drinkwaterproductie geen economische activiteit is. Weliswaar beperken regels ten aanzien van kostendekkendheid de economische prikkels voor een efficiënte bedrijfsvoering, maar daarom bevat dit wetsvoorstel de verplichte benchmark. Daar moet je niet NMa-toezicht bovenop zetten, want dan ga je drinkwaterbedrijven juist als economische partij behandelen. Bovendien leidt het tot meer administratieve lasten. De heer Jansen stelt in zijn amendement dat dit opweegt tegen de besparingen voor de consument, maar dit wordt niet onderbouwd. Wij mogen verwachten dat decentrale overheden zich iets aantrekken van benchmarkresultaten. Met het invoeren van NMa-toezicht wordt het decentrale toezicht in feite overruled. Ik ben er niet van overtuigd dat wij die kant op moeten.

De heerJansen(SP)

In veel andere sectoren is sprake van toezicht door het Rijk, soms tweedelijns als er geen intern mechanisme ter controle en correctie is. Met die benchmark heb je dat niet. Dat is slechts ter lering en vermaak van de raad van commissarissen en eventueel de aandeelhouders. Waarom vindt u het acceptabel dat daar geen gevolg aan wordt gegeven? Waarom is er geen vorm van sanctie als het interne toezichtsinstrument niet werkt?

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Die benchmark is er niet alleen ter lering en vermaak. Ik heb er echt het vertrouwen in dat de benchmark decentraal gebruikt gaat worden. Drinkwaterbedrijven zullen daarop worden aangesproken. Ik ben er niet van overtuigd dat de door u voorgestelde constructie succesvol zal zijn. Ik denk juist dat er een heel negatieve prikkel van uitgaat. Juist door de rol van de NMa zal de sector als een economische sector worden gezien.

Ik heb een amendement ingediend om in de prestatievergelijking van drinkwaterbedrijven ook te kijken naar het buitenland. Ik besef dat onze wettelijke mogelijkheden richting buitenland beperkt zijn. Mijn amendement zal dan ook in het perspectief "zo mogelijk" worden gezien. Ik zal het in die zin aanpassen.

Het niveau van onze drinkwatervoorziening is geweldig hoog in tegenstelling tot vele landen waar lang niet iedereen toegang heeft tot schoon drinkwater. Ik sluit mij graag aan bij de woorden van de heer Koppejan over onze verantwoordelijkheid richting deze landen, over het delen van kennis en over het ondersteunen van projecten en initiatieven in deze landen.

De heerMadlener(PVV)

Voorzitter. In Nederland is er water zat. Er is niets onduurzaams aan het gebruik van drinkwater. Je kunt je toilet doorspoelen, je kunt je tuin sproeien. Het water loopt gewoon de grond in en komt weer in het oppervlaktewater of in zee terecht. Er is niets onduurzaams aan, dus het hele woord "duurzaam" begrijp ik in dit verband niet. In normale omstandigheden hoeven wij helemaal niet zuinig met drinkwater te zijn. Ik zal niet zeggen dat je onzuinig moet zijn, maar het water loopt gewoon de zee in. Het enige wat wij eraan toevoegen is ontlasting of zoiets. Er is niets onduurzaams aan watergebruik.

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

De heer Madlener is zich natuurlijk wel bewust van het belang van kwalitatief goed oppervlaktewater. Dat wordt immers gebruikt voor de drinkwatervoorziening. Het probleem dat daar speelt, is dat er bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen en medicijnresten in terechtkomen.

De heerMadlener(PVV)

Dit probleem heeft niets te maken met wat wij hier bespreken, namelijk het gebruik van drinkwater. U hebt het nu over afvalwater. Er is niets onduurzaams aan het gebruik van drinkwater om het vervolgens het riool in te laten lopen. Overigens wordt het oppervlaktewater steeds schoner, want er zijn goede afspraken met andere landen gemaakt.

Waterleidingbedrijven zijn 100% overheidsbedrijven. Laten wij dat zo houden. Marktwerking zien wij absoluut niet zitten. Water moet gewoon tegen kostprijs geleverd worden. Daarmee wijk ik af van de coalitie, die een normale bedrijfswinst acceptabel vindt. Die redenatie vind ik krom. Als de overheid het water tegen kostprijs levert, moet er geen winst worden gemaakt. Dat is verkapte belastingheffing. Wij hebben al belastinginstrumenten.

De heerKoppejan(CDA)

Als u gaat investeren, kunt u twee dingen doen: het geld zelf betalen, of lenen. In het laatste geval betaalt u rente. Kostengeoriënteerde tarieven houden ook dat soort kosten in. Wij stellen helemaal geen enorme winsten voor, nee, wij denken aan een vergoeding voor het geïnvesteerde kapitaal. That's it!

De heerMadlener(PVV)

Die vergoeding gaat via de waterrekening naar het waterleidingbedrijf, waarna zij wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders, en dat is dezelfde overheid. Oftewel: het zinloos rondpompen van geld. Ik stel voor om dat niet te doen en over te gaan tot levering tegen kostprijs. De coalitiepartijen hebben dat met elkaar afgesproken, maar ik vind dat een niet-consistente lijn.

Wat het toezicht betreft, voel ik wel iets voor de NMa. Er is al intern toezicht, uitgevoerd door de aandeelhouders, maar als dat niet goed gebeurt, is dat een slechte zaak. De democratische controle van de aandeelhouders is veel te indirect, zodat een vorm van extern toezicht goed zou zijn. Of dat de NMa is of niet laten wij over aan het oordeel van de minister. Ik voel zoals gezegd wel wat voor de NMa, die hier geen dagtaak aan zal hebben. Extern toezicht geeft een prikkel aan het intern toezicht. Immers, als de NMa vindt dat te duur of niet-efficiënt wordt geleverd, kunnen de aandeelhouders ingrijpen.

Wij zijn geen voorstander van preciorioheffingen op nutsleidingen, want ook dat is het rondpompen van geld. Het openstellen van waterwingebieden voor het publiek vinden wij een goed idee van het CDA. Over Ontwikkelingssamenwerking heb ik bij interruptie al iets gezegd: dat is geen taak voor de waterleidingbedrijven. Het probleem is meer een slechte overheidsorganisatie en een gebrek aan middelen in de ontwikkelingslanden, en niet een gebrek aan techniek. Die middelen gaan via een ander potje, dat van OS. Wij moeten zeker niet kiezen voor allerlei kleine potjes, bestemd voor OS. Het leveren van water is een overheidstaak, laten wij dat overzichtelijk houden. Vaak zijn die dingen heel goed bedoeld, maar het is gewoon niet handig.

Nog even terugkomend op de NMa: die moet dan wel de hele organisatie doorlichten. Maar als het niet goed gebeurt, wat is dan de sanctie? Is een prijsmaatregel mogelijk? Wij hebben een amendement ingediend waarin wordt uitgesproken dat een drinkwaterbedrijf geen winst hoort te maken, laat staan uit te keren. Verder wordt voorgesteld de bedrijfsreserves te maximeren. Ik ben benieuwd wat de minister daarvan vindt, hoewel ik dat wel kan raden! De coalitie zal hierover vast wel afspraken hebben gemaakt.

Als je een nieuwbouwwoning betrekt, kunnen er reststoffen in het leidingnet zitten die te maken hebben met de fabricage daarvan. Er wordt geadviseerd om het water goed door te laten stromen, maar heel veel mensen weten dat niet. Misschien kan de minister daarop ingaan.

Dan wil ik iets zeggen over de aansluitkosten van een nieuwe drinkwaterleiding. Als je een nieuw huis koopt of een huis wilt bouwen dan moet je een drinkwaterleiding aan laten leggen. Die kosten zijn behoorlijk hoog. Het is mij echter opgevallen dat al die nutsbedrijven, het energiebedrijf, het waterbedrijf, de kabelmaatschappij, hun eigen gootje graven. Zij blijven een beetje langs elkaar heen werken. Misschien kunnen wij ervoor zorgen dat die bedrijven door hetzelfde gootje die leidingen leggen, dan hoef je niet vier keer een graafmachine te laten komen en kunnen die kosten omlaag.

De voorzitter:

Die kuil maakt wat los bij de heer Jansen.

De heerJansen(SP)

Stelt de heer Madlener voor om een leidingstraat aan te leggen naar iedere voordeur? Wat is het idee van de PVV op dit punt? Hoe kan het nog praktischer?

De heerMadlener(PVV)

De netbeheerder van de energie komt een apart gootje graven, de waterbeheerder komt een apart gootje graven en het gasbedrijf. Er komen wel vier bedrijven hun gootje graven. Die weg wordt opengelegd en weer dichtgemaakt en weer opengelegd en weer dichtgemaakt. Elke keer betaal je daar weer braaf voor, € 1000 per keer ongeveer. Mijn indruk is dat dit efficiënter kan. Ik weet niet of dit het juiste moment is om het hierover te hebben want wij hebben het hier alleen maar over het drinkwater. Misschien moeten wij het hier een andere keer over hebben maar het is toch wel aardig om het even aan te stippen. Want ook het drinkwaterbedrijf komt een gootje graven en dat is wel eens te veel van het goede.

De heerVan der Staaij(SGP)

Ik wil nog iets zeggen over dat vorige punt, waarin de heer Madlener zegt dat winst helemaal taboe is in de drinkwatersector. Hoe kijkt hij aan tegen het CEO-rapport, dat wij hebben gekregen, waarin een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen een redelijke winst en een ongewenste overwinst? Daarin wordt gezegd dat je in de drinkwatersector winst nodig hebt als een belangrijke financieringsbron voor noodzakelijke investeringen.

De heerMadlener(PVV)

Mijn amendement sluit het ook niet uit, het zegt dat je geen winst mag uitkeren. Dat betekent dat de winst die je maakt binnen het bedrijf blijft. Die kun je investeren in hetzij bedrijfsvoering, hetzij in een verlaging van de drinkwaterkosten. Als die winst binnen het bedrijf blijft en niet wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders, die immers ook overheid zijn, dan komt dat geld vanzelf waar het moet zijn, namelijk of bij de investeringen die u wilt, of bij lagere tarieven voor consumenten. Dus het niet uitkeren van winst is hier de helderste lijn. Daar kiest de coalitie niet voor en mijn amendement wel. Hiermee ben ik aan het einde van mijn betoog.

De voorzitter:

Dank. Dan zijn wij hiermee gekomen aan het einde van de eerste termijn.

De vergadering wordt van 12.00 uur tot 13.00 uur geschorst.

MinisterCramer

Voorzitter. Alvorens in te gaan op de inbreng van de fracties, waarvoor dank, en de ingediende amendementen wil ik nog even stilstaan bij de watervoorziening in het algemeen en de doelstelling en reikwijdte van de Drinkwaterwet.

De drinkwatervoorziening is in Nederland op hoog niveau, zoals in alle inbrengen ook is benadrukt. Daarover zijn wij het eens. Niemand twijfelt er in Nederland aan dat er 24 uur per dag, 365 dagen per jaar water uit de kraan komt en dat het drinkwater schoon is. Als je naar ontwikkelingslanden gaat, is het niet altijd vanzelfsprekend dat er water van die kwaliteit is. In andere Europese landen kun je niet altijd water uit de kraan drinken, omdat dat niet lekker smaakt. Deze flesjes hoeven hier eigenlijk helemaal niet te staan, als ik zo vrij mag zijn. Als het prik heeft, zeg ik: dat komt niet uit de kraan, maar deze versie hoeft volgens mij niet. Wij moeten beseffen dat wij dat drinkwater voor heel lage kosten krijgen: € 1,50 per 1000 liter. Dat is nogal een prestatie. Dat betekent dat het voorzieningenniveau wat het water betreft bij de absolute top is in Europa. Als ik presentaties houd voor internationale gremia op watergebied, kan ik met trots zeggen hoe goed wij zijn.

De heer Madlener ging in zijn inbreng in op de duurzaamheid. Het drinkwater heeft niet zomaar die kwaliteit. Zowel het grondwater als het oppervlaktewater moeten wij bewerken zodat het de kwaliteit heeft die wij met elkaar wensen. Het is een hele prestatie om de duurzaamheid en de kwaliteit van het grondwater in acht te nemen en het grondwater zo te bewerken dat het geschikt is voor drinkwatervoorziening. Bij de inspanningen voor de toekomst ga ik ervan uit dat wij dit niveau van kwaliteit weten te handhaven tegen maatschappelijk verantwoorde kosten. Daarover gaat deze Drinkwaterwet. Water is een eerste levensbehoefte en een prioriteit. Het is van belang voor de volksgezondheid om de kwaliteit van het drinkwater in acht te nemen.

Na de herziening van de Waterleidingwet noemen wij deze de Drinkwaterwet. Daar vallen een heleboel zaken onder. Het wetsvoorstel is niet het begin, maar het sluitstuk van de algehele herziening van de Waterleidingwet. Tussen 2000 en 2006 zijn eerder onderdelen van deze wet in de Kamer besproken, zoals de implementatie van de Europese drinkwaterrichtlijn, legionellapreventie en overheidseigendom van de drinkwaterbedrijven. Ik weet niet of een van de leden daarbij aanwezig is geweest, maar deze zaken zijn al geregeld en komen terug in de Drinkwaterwet.

De doelstelling van de Drinkwaterwet is de bevordering van volksgezondheid door op maatschappelijk verantwoorde wijze te waarborgen dat alle consumenten worden voorzien van drinkwater. Bij het voorzien in de behoefte aan voldoende en kwalitatief goed of deugdelijk drinkwater kent de wetgever een centrale plaats toe aan de bedrijfstak van de openbare drinkwatervoorziening. De rol van de rijksoverheid daarbij is, naast het uitoefenen van toezicht, vooral voorwaardenscheppend en kaderstellend. Bij de amendementen kom ik hier uitgebreid op terug.

Wat is de reikwijdte van de wet? Deze bevat verschillende onderdelen: de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening, de kwaliteit van het drinkwater, leveringszekerheid, doelmatigheid, kostendekkende tarieven en toezicht en handhaving. Deze punten staan er allemaal in vermeld. Het wetsvoorstel volgt diverse punten in de vigerende Waterleidingwet onder het motto "Behoud het goede". Alles is dus niet op de schop gegaan. Wij zijn nagegaan hoe wij de bestaande wetgeving kunnen verbeteren en stroomlijnen. De nieuwe wet kent een verbeterde opzet en structuur. De handhaving is beter geregeld, alsmede de aansluiting op de Awb. Er zijn twee nieuwe onderwerpen, namelijk nadere regels die betrekking hebben op de leveringszekerheid en de continuïteit, ook in crisissituaties, en de invoering van prestatievergelijking op de punten kwaliteit, milieu, klanttevredenheid en kostenefficiency.

Een hoofdpunt van de wet is dat van de redelijke tarieven. Ik hecht eraan om het beeld weg te nemen dat wij te maken hebben met drinkwaterbedrijven die torenhoge winsten maken. In de praktijk blijkt dat het een sector is die zich wel degelijk bewust is van het belang om te zorgen voor redelijke tarieven. Hij probeert zo efficiënt mogelijk te opereren en let goed op de inkomsten en de uitgaven. Wij spreken dus niet over excessieve winsten en hoge inkomens. Wij spreken over een degelijke bedrijfstak die de verantwoordelijkheid neemt.

De heerJansen(SP)

Heeft de minister daarbij ook de historische component in ogenschouw genomen? Eerder is de fusie genoemd van Hydron en Vitens. Ik heb gekeken naar de winstontwikkeling van Hydron Nederland in de afgelopen tien jaar. Ik heb geconstateerd dat de winst in 1997 ongeveer 225.000 gulden was en dat die nu 6 mln. à 7 mln. euro is. Die winst is in absolute termen nog steeds minder dan die van de energiebedrijven, maar binnen acht jaar is er wel sprake van een winst die ongeveer veertien maal is gestegen.

MinisterCramer

Dit is een specifiek voorbeeld. Ik ben daarvan niet precies op de hoogte. Naar mijn idee maken veel drinkwaterbedrijven slechts in beperkte mate winst. Zij moeten investeren om te innoveren en keren over het algemeen geen of nagenoeg geen dividend uit. Als er hogere winsten worden gemaakt, worden die in het algemeen aangewend voor het doen van investeringen en om een gezonde financiële positie te waarborgen.

Verschillende sprekers hebben gerefereerd aan het bedrijf Evides. Ik heb begrepen dat de winstuitkering van dat bedrijf geen reguliere dividenduitkering is, maar een gevolg van een omzetting van het eigen vermogen in vreemd vermogen. Daarmee wordt de solvabiliteit verlaagd. Voor het bedrijf was dat in dat geval gunstig. Waarschijnlijk gebeurt dit nooit meer. Een verdergaande verlaging zou kunnen leiden tot problemen bij het aantrekken van nieuw vermogen. Er moet immers enige solvabiliteit zijn. De heer Koppejan, die voorheen werkzaam was in het bedrijfsleven, weet dat ook.

De heerKoppejan(CDA)

De minister daagt mij een beetje uit. Zij zegt dat Evides die dividenduitkering moest doen omdat het anders een te groot eigen vermogen zou opbouwen. Dat kan slechts tot één conclusie leiden, namelijk dat er in het verleden een te groot eigen vermogen is opgebouwd. Dat geld is dus niet ingezet voor tariefsverlaging voor burgers en bedrijven. Het punt blijft dat er te veel aan de strijkstok bleef hangen. Ik doel dan op de dividenduitkering.

MinisterCramer

Ik wil nu niet op alle voorbeelden ingaan, maar ik heb dit even genoemd om aan te geven wat er in die situatie aan de hand was. Mijn punt is dat elk drinkwaterbedrijf transparant moet zijn en duidelijk moet aangeven waarom het die maatregelen neemt. Dan is ook inderdaad evidenter wat er aan de hand is.

De heerJansen(SP)

Is de minister dan bereid om de ontwikkeling van de uitgekeerde dividenden van alle drinkwaterbedrijven in Nederland van de afgelopen tien jaar op een rijtje te zetten? Volgens mij heeft de Vewin dat al een keer gedaan, dus misschien kan zij de cijfers leveren. Er is dan misschien in absolute bedragen nog steeds sprake van minder hoge uitkeringen dan in de energiesector, maar er is wel sprake van een alarmerende stijging. De minister is hier nog niet op ingegaan. Ik hoor graag nog een reactie op die stijging.

MinisterCramer

De Vewin houdt dat bij. Dat is niet mijn verantwoordelijkheid. De bedrijfstak zelf moet transparant zijn en kunnen verantwoorden waarom hij stijgingen toestaat of realiseert. Ik wil wel in gesprek gaan, maar ik ga niet zelf weer een rapportage maken. Ik wil er wel voor zorgen dat de Vewin op dit punt transparant blijft rapporteren.

Dit alles neemt niet weg dat wij er natuurlijk wel voor moeten zorgen dat de klant beschermd wordt tegen kostenstijgingen. Alle woordvoerders hebben die zorg eigenlijk uitgesproken. Hoe kunnen wij voorkomen dat er toch links- of rechtsom aan de klant te veel wordt doorberekend en dat die redelijke tarieven geen redelijke tarieven meer zijn? Dat is ook al als eis opgenomen in de Waterleidingwet en is nu ook weer opgenomen in het wetsvoorstel. Het gaat eigenlijk om de manier waarop wij ervoor zorgen dat die tarieven redelijk blijven. Aan welke knoppen gaan wij nu draaien? De Tweede Kamer heeft gevraagd om een nadere uitwerking hiervan teneinde te waarborgen dat die tarieven redelijk zijn. Daarbij wordt ook belang gehecht aan kostendekkende tarieven en adequaat toezicht.

Bij de tweede nota van wijziging is de mogelijkheid tot het stellen van nadere regels verduidelijkt. Dat heeft dus al enig inzicht gegeven. De bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing is daar ook in opgenomen. Over de nadere invulling van de regels heb ik recentelijk de Kamer geïnformeerd. Wat mij betreft, waarborgen deze regels in combinatie met de prestatievergelijking als instrument van doelmatigheid een redelijke tariefstelling.

Tot slot van mijn inleidende woorden wijs ik erop dat de drinkwatervoorziening in Nederland tot een van de beste van de wereld mag worden gerekend. Dat wil ik ook zo houden. Met het wetsvoorstel is een verbeterd en stevig wettelijk fundament gelegd voor de duurzame veiligstelling van de drinkwatervoorziening in Nederland. Dat is mijn uitgangspunt.

Ik zal nu ingaan op de amendementen. Het gaat om de nuance van de brief die ik heb gestuurd en de reactie van de Kamer daarop in de vorm van amendementen.

Het amendement van de heer Boelhouwer op stuk nr. 14 gaat over het toewijzen van collectieve systemen voor warm tapwater aan drinkwaterbedrijven. Het amendement heeft blijkens de toelichting tot doel de kwaliteit van het warm tapwater te verzekeren. Ik ben het met de heer Boelhouwer eens dat de kwaliteit voldoende geborgd moet worden. Ik realiseer me ook dat met het oog op allerlei nieuwe ontwikkelingen in het kader van duurzame energievoorziening, onder andere warmte-koude opslag, het ook belangrijk wordt om hier nog meer dan voorheen aandacht aan te besteden. Ik ben van mening dat het niet noodzakelijk is om de levering van warm tapwater alleen maar bij de drinkwaterbedrijven neer te leggen. Ik zal dat toelichten. Warm tapwater dat wordt geleverd via collectieve voorzieningen, dient te worden geproduceerd uit drinkwater. In feite is er sprake van opgewarmd drinkwater. De collectieve voorziening is dus aangesloten op het distributienet van drinkwaterbedrijven. Ik stel voor, de controle op collectieve warmtapwatervoorzieningen aan te scherpen en zorg te dragen voor een goede uitvoering van deze controle. Wat kan er dan nu al op basis van de Waterleidingwet aanvullend worden geregeld ter borging van de kwaliteit van het geleverde tapwater? Op dit moment voeren de waterleidingbedrijven geen controles uit bij collectieve warmtapwatervoorzieningen. De VROM-Inspectie kan de waterleidingbedrijven aansturen teneinde dit op te pakken; dit is vergelijkbaar met de controles op legionella.

Verder is gevraagd wat er op grond van nieuwe wetgeving zoals de Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit aanvullend kan worden geregeld ter borging van de kwaliteit van het warm tapwater. Ten eerste is een aantal van de onder artikel 1 genoemde bepalingen reeds in de Drinkwaterwet opgenomen. Een voorbeeld is de controletaak van drinkwaterbedrijven in artikel 16 Dww. Voor zover de genoemde bepalingen niet in de Drinkwaterwet zijn opgenomen, worden zij verwerkt in het Drinkwaterbesluit dat nu nog in de conceptfase verkeert. Ten tweede kan bij de nadere uitwerking in het Drinkwaterbesluit worden besloten om een lagere grens dan 30 m3 per dag op te nemen voor het opstellen en uitvoeren van een meetprogramma, zodat deze ook verplicht zijn voor kleinere warmtapwatervoorzieningen. Ten derde kan bij een nadere uitwerking in het Drinkwaterbesluit worden besloten om vanwege mogelijke gezondheidsrisico's, bijvoorbeeld legionella, een minimumtemperatuur voor het geleverde warm tapwater voor te stellen. Daarbij zal worden bezien of een dergelijke eis niet reeds volgt uit bestaande bouwtechnische voorschriften, zoals NEN 1006 en de waterwerkbladen van Vewin.

Met de bestaande en eventueel nog aan te vullen wettelijke regelingen bestaan er voldoende mogelijkheden om de kwaliteit, en daar ging het om, van warm tapwater te borgen. Deze conclusie lijkt verder gerechtvaardigd door het feit dat gedurende de jarenlange ervaring die inmiddels is opgedaan, geen sprake is geweest van ernstige incidenten met de kwaliteit van warmwatervoorzieningen. Dat moet natuurlijk ook zo blijven.

Behalve dat ik twijfel aan de noodzaak om via wetgeving de levering van warm tapwater exclusief neer te leggen bij drinkwaterbedrijven, heb ik ook enkele inhoudelijk-praktische en technisch-juridische bezwaren tegen het amendement. Omdat het amendement geen overgangstermijn bevat, zouden energiebedrijven die thans warm tapwater leveren in woonwijken hun activiteiten op dit terrein van de ene op de andere dag stop moeten zetten en moeten overdragen aan drinkwaterbedrijven. Dit kan leiden tot risico's voor de continuïteit van levering van warm tapwater. Tevens voorzie ik praktische problemen bij de uitvoering, zoals juridische procedures en discussies over overnamekosten. Samengevat onderschrijf ik het belang van borging van de kwaliteit. Ik heb de Kamer daar uitgebreid – voor sommigen wat té uitgebreid, maar daarmee ligt wat ik gezegd heb meteen wettelijk vast – over geïnformeerd. Ik zie een oplossing door uitbreiding van controle, eventuele aanscherping van eisen en onderlinge afspraken tussen de drinkwaterbedrijven en energiebedrijven als leverancier van warm tapwater. Ik wil daarom het aannemen van het amendement ontraden met de toezegging dat ik met voorstellen kom om de kwaliteit van warm tapwater te borgen.

De heerBoelhouwer(PvdA)

De minister zegt een paar keer in haar beantwoording: bij nadere uitwerking kán het worden geregeld in het Drinkwaterbesluit. Ik vraag de minister om aan te geven dat zij dat daadwerkelijk zal doen. Er "kan" natuurlijk van alles. Ik vraag haar om uit te spreken dat het zál gebeuren. Als ik haar woorden zo mag uitleggen, dan ben ik het daarmee eens. Dan kan ik overwegen, gehoord de reactie van de minister dat het kan en dat zij het ook gaat doen, het amendement op stuk nr. 14 in te trekken.

MinisterCramer

Ik heb mijn tekst al gewijzigd: bij de nadere uitwerking in het Drinkwaterbesluit wordt besloten. En niet: kan worden besloten.

De voorzitter:

De heer Boelhouwer denkt na over de vraag waarmee hij in tweede termijn komt.

De heerJansen(SP)

Over het amendement van de heer Boelhouwer heb ik gezegd dat de intentie prima is, maar dat ik daarbij dezelfde overwegingen over de uitwerking had als de minister. Ik neem aan dat het nieuwe Drinkwaterbesluit op dit moment al klaar is in concept, want als de wet van kracht wordt, moet het besluit er ook zijn. Waarom krijgen wij dat niet in concept toegestuurd? Dan kunnen wij gelijk zien hoe de minister dit vertaalt. Ik zou eigenlijk een stapje verder willen gaan als de heer Boelhouwer. Als de minister ons dat concept toestuurt, kunnen wij zien of die vertaling voldoende recht doet aan onze intentie om de kwaliteit ook bij warm tapwater te regelen.

MinisterCramer

Het besluit wordt nog bij de Kamer voorgehangen, maar ik weet niet precies wanneer. Het zal in ieder geval spoedig gebeuren.

De voorzitter:

Ik stel voor, dat de minister later zal laten weten wanneer het besluit wordt voorgehangen.

De heerJansen(SP)

De vraag is eigenlijk of dit voor de stemming gebeurt.

De voorzitter:

Later in deze eerste termijn wordt deze vraag alsnog beantwoord.

De heerMadlener(PVV)

Ik woon zelf in Rotterdam waar een heel omvangrijk warmwaterbedrijf zit. Het gaat om restwarmte. Dit bedrijf levert warm water, zowel voor tapwater als voor verwarming. Dat werkt gewoon met een warmtewisselaar. Volgens mij gaat het hier om de levering van energie en niet zozeer om de levering van water. Waarom zouden wij dat bij de drinkwaterbedrijven neerleggen? Is het niet beter om dat bij de energiebedrijven te houden?

De voorzitter:

Wij hadden het over het amendement van de heer Boelhouwer en daar wordt op gereageerd. Ik stel voor dat wij de discussie daartoe beperken.

MinisterCramer

Ik stel nu de amendementen op stuk nrs. 18, 25, 28, 31 en 34 aan de orde, want deze hangen allemaal samen met het punt van de regulering van tarieven. Eerder heeft de Kamer het kabinet verzocht om de elementen uit mijn brief van 28 maart 2008 over winstregulering via een nota van wijziging in de Drinkwaterwet op te nemen. Ik heb in mijn brief van 29 april 2008 daarop gereageerd. Het kernpunt daarbij was dat ik inhoudelijk met dat verzoek kan meegaan, maar dat door het ingrijpende karakter van de wijziging een nieuwe gang langs ministerraad en Raad van State noodzakelijk zou zijn. Dat zou de Drinkwaterwet aanzienlijk vertragen. Gezien het eerdere verzoek van de Tweede Kamer begin ik daarom nu met de amendementen, want mogelijkerwijs kunnen wij het ook op die manier oplossen. Ik begin met het amendement-Boelhouwer/Koppejan op stuk nr. 34, omdat dit het breedst uitgewerkte amendement is ten aanzien van tarieven. Daarin wordt een aantal zaken op wetsniveau geregeld. Eerst maak ik enkele algemene opmerkingen over regulering. Dit is de nuance waarover wij nu met elkaar van gedachten moeten wisselen.

Er zijn twee typen modellen van regulering. Je kunt aan verschillende knoppen draaien om ervoor te zorgen dat die tarieven redelijk en de winsten beperkt blijven. Het eerste model betreft het reguleren van de kosten. Dit is een model dat in de energiesector wordt toegepast. De winsten zelf worden daarmee niet gereguleerd. Het maken van winst vormt in dit model juist de drijfveer om de efficiency te verbeteren. Hogere efficiency betekent lagere kosten en dus meer winst. Het tweede type regulering is gericht op de winst. Daarmee wordt voorkomen dat de drinkwaterbedrijven overmatige winsten realiseren. Doelmatigheidsverbetering vindt plaats door dit model te combineren met de prestatievergelijking. Aan dit tweede type regulering heb ik de voorkeur gegeven en wel om twee redenen. Ten eerste zijn de uitvoeringskosten beperkt met de invulling zoals ik die voor ogen heb. Ten tweede heeft kostenregulering als risico dat kostenbesparingen ten behoeve van de winst ten koste gaan van de kwaliteit. Dit is een risico dat wij met drinkwater niet moeten willen lopen.

Met het door de leden Koppejan en Boelhouwer voorgestelde amendement wordt aan een aantal zaken met betrekking tot het borgen van redelijke tarieven in de wet zelf uitwerking gegeven. Ik heb geen probleem met het vastleggen van een aantal hoofdlijnen op wetsniveau en ik zie in het amendement een aantal goede elementen, die overeenkomen met de elementen die ik zelf heb aangegeven in mijn brief aan de Kamer over dit onderwerp, maar het amendement bevat een aantal aanvullende elementen, waarmee ik niet zo goed uit de voeten kan en waar ik eerlijk gezegd bezwaar tegen heb. Met name betreft dit uitvoeringsproblemen. Het amendement vormt namelijk een combinatie van verschillende typen regulering. Het omvat het vaststellen van de kosten die de drinkwaterbedrijven maximaal in het tarief mogen opnemen en het stellen van een grens aan de solvabiliteit, alsmede een maximum aan de winst. Daarmee wijkt het op een essentieel punt af van de regulering in de energiesector. Daar wordt juist bewust niets geregeld op het gebied van de winst, omdat winst de drijfveer voor efficiencyverbetering vormt. Op het gebied van de solvabiliteit worden aan energiebedrijven evenmin eisen gesteld, wegens problemen bij de uitvoering. Het is namelijk niet goed mogelijk om dit voor elk bedrijf afzonderlijk vast te stellen. Het amendement vereist dat er via nadere regels wordt bepaald welke soorten kosten in het tarief mogen worden doorberekend en wat de hoogte van die kosten mag zijn. Dit komt neer op een uitgebreid systeem van kostenregulering.

Voor het bepalen van kostensoorten en van de hoogte van de kosten zijn een uitgebreide analyse van de bedrijven en een intensief systeem van toezicht nodig. Bovendien betekent het voor de bedrijven een forse verzwaring van de administratieve lasten. Het amendement gaat daarmee veel verder dan de aanpak die ik zelf heb aangegeven in mijn brief aan de Kamer, waarbij ik heb gekozen voor een robuuste, maar eenvoudige vorm van winstregulering, in combinatie met prestatievergelij­king. Ik heb niet gekozen voor regulering van de kosten, want dan draai je tegelijkertijd aan de knoppen van beide modellen. Het heeft dan ook geen zin meer om een prestatievergelijking te maken, want die is dan niet meer relevant.

Er is gevraagd naar een vergelijkend onderzoek naar de efficiency in een aantal andere landen. In vergelijking met Engeland, bijvoorbeeld, komt de Nederlandse drinkwatersector het beste uit de bus. Met een regulering van de kosten, waaraan hoge uitvoeringskosten zijn verbonden, wordt de prestatievergelijking een nutteloos en overbodig instrument. Het amendement bevat elementen uit verschillende vormen van regulering. Daarom heb ik er wat moeite mee: het lijkt te hinken op meerdere gedachten. Toepassing van verschillende benaderingen van regulering leidt naar mijn inzicht tot hoge uitvoeringskosten, zowel voor de overheid als voor de drinkwaterbedrijven. Daar is noch de drinkwatervoorziening, noch de gebonden klant mee gediend. Er moet dus een keuze worden gemaakt tussen het ene of het andere model van regulering: ofwel het reguleren van de winst, ofwel het reguleren van de kosten. Dit moet niet tegelijkertijd, want dan draai je aan twee knoppen en dan is eigenlijk de impuls om efficiencyverbetering te realiseren en de prestaties ten opzichte van conculega's goed af te meten, niet zinvol meer.

Samengevat concludeer ik dat ik het erg eens ben met de strekking van het amendement van de leden Koppejan en Boelhouwer, maar er moet nog eens heel goed worden bezien of het juridisch, qua formulering, zo wel kan. Het moet juridisch wel passen. De Eerste Kamer kijkt hiernaar immers minstens even kritisch als de Tweede Kamer. Als het wetsvoorstel in de Eerste Kamer strandt, zijn wij nog verder van huis. Daarom vraag ik de indieners om het amendement aan te houden totdat duidelijk is wat in wetstechnisch opzicht houdbaar is. Een andere, wat mij betreft betere optie is, de voorliggende regeling op te nemen in het Drinkwaterbesluit. Daarin kunnen wij de juridisch juiste formuleringen kiezen. In de voorhangprocedure komt dit vervolgens weer in de Kamer langs.

De voorzitter:

Als het amendement wordt aangehouden, komen wij in de problemen. Wij zullen immers aanstaande donderdag of aanstaande dinsdag over een week stemmen over dit wetsvoorstel. Heeft de Kamer voor die tijd een brief van de minister ontvangen waarin deze juridische argumenten worden uitgewerkt? Alle nu aanwezige woordvoerders worden immers geacht om hun fracties van advies te voorzien. Aanhouden is wat ongemakkelijk, want dat zou betekenen dat wij niet over dit wetsvoorstel kunnen stemmen. Wij kunnen de stemming uiteraard enkele dagen uitstellen, maar wij behandelen dit wetsvoorstel juist nu, om de voortgang er in te houden.

MinisterCramer

Omdat wij de nuances van het amendement pas vrijdag hebben ontvangen, hebben wij deze zaak juridisch nog niet goed kunnen bezien. Het kost ons enkele dagen om hierover conclusies te trekken. Wij kunnen hierover dus nog deze week met elkaar communiceren.

De voorzitter:

De stemming kunnen wij wel een week uitstellen, maar niet eindeloos. Zegt de minister dat zij ons nog deze week zal berichten over de juridische elementen van het amendement-Boelhouwer/Koppejan?

MinisterCramer

Ja, dat is juist.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Uiteraard ben ik er ook een voorstander van dat het wetsvoorstel juridisch standhoudt in de Eerste Kamer. Daarom wacht ik met belangstelling het bericht van de minister af over de juridische kanten van deze zaak en de mogelijke suggesties. Ik constateer echter dat de minister bij haar beantwoording op twee sporen zit. Dat moet niet door de juridische uitleg heen gaan lopen. De minister zegt enerzijds dat de Kamer aan de winst- en de kostenknop tegelijk wil draaien en dat dit niet tegelijk mogelijk is. Dat zie ik ook wel. Dit is mijns inziens echter niet een juridisch hard te maken punt, maar een opvatting. Anderzijds zegt de minister dat zij het eens is met de strekking van het amendement. Deze strekking is echter nu juist dat het gaat om én de winst én de kosten. Ik vraag mij af hoe de minister dit juridisch wil oplossen. Ik zal daarom met extra belangstelling de brief lezen die zij mij hierover wil doen toekomen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de minister inhoudelijk reageert op de opmerking dat zij op twee sporen zou zitten. Daarna spreken wij af wanneer de brief zal komen.

MinisterCramer

In de brief die ik de Kamer deze week zal sturen, zullen wij ook op dit punt zowel inhoudelijk als in juridisch opzicht ingaan. De vraag of dit kan worden gecombineerd, is namelijk ook afhankelijk van de vraag hoeveel er wordt gedraaid aan welke knop. Als ik er heel gechargeerd over spreek, gaat dit uiteraard inhoudelijk niet sporen. Ik kom echter graag deze week op de mogelijkheden terug. Wat de indieners willen, deel ik namelijk. Wij moeten echter het systeem niet zo vast zetten, dat elke vorm van prestatieverbetering in de kiem wordt gesmoord doordat wij aan alle knoppen tegelijk draaien.

De heerKoppejan(CDA)

Het lijkt mij goed om dit punt met elkaar uit te discussiëren, omdat het een principiële kant kent. De Tweede Kamer heeft diverse keren uitgesproken dat kostengeoriënteerde en kostendekkende tarieven nodig zijn. Ik ben ondernemer geweest en weet dus als geen ander wat kosten zijn. Er zijn meer kosten dan alleen kapitaalkosten; er zijn ook personeelskosten, huisvestingskosten et cetera. De Tweede Kamer wil dat er ook op die kosten streng wordt toegezien. Het moment van de vaststelling van de Drinkwaterwet, waar wij nu over spreken, is het juiste moment om te regelen dat alle kostenbestanddelen kritisch worden bezien. Die aanvulling hebben wij met het amendement willen aanbrengen. Wij willen het namelijk in één keer goed regelen. Het is dus niet een kwestie van aan verschillende knoppen tegelijkertijd draaien. Integendeel, wij staan voor een integrale benadering. Wij zien dus ook geen tegenstrijdigheid. Ik sta altijd open voor de suggestie om alles juridisch nog even heel goed te bekijken. Inderdaad moet het wetsvoorstel nog door de Eerste Kamer. Mijn collega's daar zijn ook heel kritisch. Dat is prima. Daarin ga ik met u mee. Wel moeten wij met elkaar vaststellen dat wij het eens zijn over de inhoud. Wij willen namelijk een integrale kostenbenadering, waarbij niet alleen wordt gekeken naar de winst en het dividend, maar ook naar de solvabiliteit en de overige kostenaspecten.

MinisterCramer

Ik zal straks nog ingaan op de andere amendementen. Dat is van belang, omdat daarin de punten terugkomen die de andere indieners van amendementen naar voren brachten. Op dit punt wil ik echter het volgende zeggen. De kosten worden natuurlijk zichtbaar via de prestatievergelijking. Wij kunnen de prestatievergelijking – "benchmark" gebruiken wij niet meer – loslaten en dit vervangen door een kostenvergelijking. Ook kunnen wij de kostenvergelijking naast de benchmark plaatsen. In beide gevallen moet een uitgebreid toezicht op de kosten worden geïntroduceerd. Dat zou wel kunnen, maar de vraag is dan waarmee wij bezig zijn en in hoeverre dat systeem een redelijke tarifering biedt.

De heerKoppejan(CDA)

U kent het CDA als een partij die niet voor de toename van de administratieve lasten is. Om die reden waren wij het er met u over eens dat wij naar een decentraal toezicht moeten. Daarvoor heb je een aantal criteria nodig, waarbij de decentrale toezichthouders goed kunnen beoordelen of conform de afspraken in de Drinkwaterwet wordt gehandeld. Ik denk dus dat het bezwaar van de toename van administratieve lasten niet van toepassing is. Verder zie ik helemaal geen tegenstrijdigheid tussen georiënteerd zijn op kosten aan de ene kant en prestatievergelijking aan de andere kant. Sterker nog, als ondernemer vond ik het altijd zeer interessant om op overzichten van collega-ondernemers in dezelfde branche te zien hoe zij het op de verschillende punten deden. Zo zie ik de prestatievergelijking ook. Het biedt een stimulans om bepaalde dingen in je bedrijfsvoering te optimaliseren of te leren van je collega's. Daar is de prestatievergelijking voor. Het kan dus aanvullend zijn en hoeft niet contrair te zijn aan georiënteerd zijn op de kosten.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister. Daarna komt de heer Madlener aan het woord.

MinisterCramer

Graag kom ik in de brief deze week zowel op de inhoud als op de juridische kant nog even terug. De strekking van wat de heer Koppejan bedoelt is in lijn met wat wij als kabinet beogen.

Ik vervolg met het amendement dat de heer Jansen heeft ingediend, op stuk nr. 18. Door middel van het amendement wordt beoogd dat de nadere regels met betrekking tot de tariefstelling aan beide Kamers worden voorgelegd. Tevens voorziet het amendement in het vastleggen van het uitgangspunt van een kostendekkende tariefstelling en de mogelijkheid van het geven van een aanwijzing.

De voorzitter:

Wellicht sticht ik verwarring, maar de heer Madlener zat nog te branden op het vorige punt. Aan hem is het woord.

De heerMadlener(PVV)

U was mij even vergeten, voorzitter. Ten aanzien van de kosten is het belangrijk om te weten welke activiteiten een waterleidingbedrijf ontplooit. Heel veel reclame maken verhoogt de kosten, maar is niet noodzakelijk om water te leveren. Hetzelfde is het geval als een waterleidingbedrijf een voetbalclub gaat sponsoren, of bij ontwikkelingssamenwerking. Er is zojuist opgeroepen dat waterbedrijven meer aan ontwikkelingssamenwerking moeten doen. Dat verhoogt ook de kosten. De discussie over wat waterleidingbedrijven mogen doen als hobby of als reclame verdient een goed antwoord. Wat vinden wij nodig voor de kerntaak, namelijk het leveren van drinkwater? Ik verwacht daarop in uw brief ook een antwoord.

MinisterCramer

Ik zal u eerder bedienen, want ik kom zo terug op de vraag of drinkwaterbedrijven ook een maatschappelijke taak hebben.

Ik refereerde aan het amendement van de heer Jansen. Door de heer Van der Staaij is een vergelijkbaar amen­dement ingediend, op stuk nr. 25. Beide amendementen zijn er bovendien op gericht dat de Kamer betrokken wordt bij het stellen van regels met betrekking tot de tarieven. De mogelijkheid tot het geven van een aanwijzing is reeds geregeld met de tweede nota van wijziging, artikel 8, lid 4, van het wetsvoorstel. Via de derde nota van wijziging is een algemene voorhangprocedure voor een algemene maatregel van bestuur in het wetsvoorstel opgenomen. Hiermee zijn wat mij betreft de amendementen op stuk nrs. 18 en 25 overbodig geworden. Dan rest nog het vastleggen van het uitgangspunt van kostendekkende tarieven. Ik heb hier geen bezwaar tegen; het kan via een nota van wijziging of via nadere regels, maar hierbij is het ook van belang of de heren Boelhouwer en Koppejan nog een gewijzigd amendement op dit punt zullen indienen. De Kamer komt eigenlijk in verschillende amendementen steeds op dit punt terug; zij is er blijkbaar nog niet helemaal gerust op dat het met de huidige formulering goed geregeld is.

De heerJansen(SP)

De minister heeft gelijk op het punt van de voorhang; het amendement op dit punt was al ingediend voordat de minister met haar nota van wijziging kwam. Wat de bindende aanwijzing betreft, ik heb een amendement ingediend over redelijke aansluitvoorwaarden en kostendekkende tarieven. Dat heeft de minister nog niet geregeld, terwijl deze aanwijzing ook wel hierop betrekking heeft. In dit opzicht ga ik wat verder dan de minister. Op zichzelf denk ik dat in mijn amendement en in dat van de heer Van der Staaij wat flexibeler wordt geregeld wat de heren Boelhouwer en Koppejan tot drie cijfers achter de komma willen berekenen. Is de minister dit met mij eens?

De heerVan der Staaij(SGP)

In aanvulling hierop, de kern van de zaak is voor mij dat het hanteren van kostendekkende tarieven tot dusver nog niet vastligt in het wetsvoorstel. Ik vind dat dit sowieso wettelijk geborgd moet zijn. En dan moeten wij nog bepalen of wij het hierbij laten en dit in nadere regels laten terugkomen of dat wij het, conform het amendement-Boelhouwer/Koppejan, helemaal in de wet zelf kunnen regelen.

MinisterCramer

Deze week kom ik op dit punt nog terug in een brief aan de Kamer, want ik luister goed en ik heb geen zin om tweespalt te veroorzaken over wie nu het verst achter de komma redeneert. Ook de Kamer zegt eigenlijk dat de tekst over redelijke tarieven nog wat moet worden fijngeslepen. De manier waarop is nog wel even een punt. In de brief zullen wij alles ook juridisch nog even goed op een rij zetten.

Volgens het amendement van de heer Madlener op stuk nr. 28 is uitkering van winst niet toegestaan. Hij wil ook grenzen stellen aan de opbouw van reserves door de drinkwaterbedrijven. Een amendement van soortgelijke strekking, stuk nr. 31, is ingediend door mevrouw Neppérus. Zoals ik in mijn brief aan de Kamer van 28 maart jl. over winstregulering al heb aangegeven, acht ik het inperken van de ruimte van aandeelhouders om te beslissen over de bestemming van de winst een te zware maatregel. Mijns inziens zou deze maatregel een inbreuk op de bestaande rechten van aandeelhouders vormen en zouden wij hiermee afwijken van bepalingen in het Burgerlijk Wetboek. Ik heb daarom gekozen voor een ander model van regulering om redelijke tarieven te waarborgen, want wij moeten natuurlijk niet twee modellen gaan toepassen. Ik ben daar zojuist ook al op ingegaan toen ik sprak over amendement op stuk nr. 34, maar ook dit model moet nog even worden aangescherpt. Ik merk nog wel op dat bij het stellen van een maximum aan de vermogenskostenvergoeding die de bedrijven mogen hanteren ook een grens wordt gesteld aan de winstuitkeringen. Die twee hangen met elkaar samen. Daarom wil ik aanneming van deze amendementen ontraden.

De heer Van der Staaij heeft gevraagd waarom in artikel 8a, lid 3, bezwaar en beroep uitgesloten is tegen de vaststelling van het gewogen gemiddelde vermogenskosten. Deze vaststelling is vergelijkbaar met bijvoorbeeld de vaststelling van de wettelijke rente. Ook daartegen is geen bezwaar en beroep mogelijk. Dit is weer een juridisch punt.

Ik ga door met de amendementen over de fusies. Het amendement op stuk nr. 19 van de heer Jansen en het amendement op stuk nr. 35 van mevrouw Wiegman gaan over een toetsing op de meerwaarde van fusies en overnamen. Artikel 5, lid 7, van het wetsvoorstel biedt al de mogelijkheid om fusies tegen te gaan indien sprake is van strijdigheid met het belang van de openbare drinkwatervoorziening. Daarmee is mijns inziens reeds voorzien in hetgeen met de amendementen wordt beoogd. Wat mij betreft, zijn ze overbodig en wil ik aanneming ontraden. Ik stel voor, zoals is ingebracht door de heer Koppejan en ook door anderen is gevraagd, de criteria aan te scherpen op grond waarvan fusies al dan niet acceptabel zijn en mogelijke criteria verder te operationaliseren. Ik denk aan beschikbaarheid en effectief benutten van de bronnen, aan regionale binding, aan kosten en efficiency en aan scores in verband met prestatievergelijking. Ik wil toezeggen dat ik dit nader uitwerk en dat ik de criteria opneem in het Drinkwaterbesluit. Op die manier kom ik toch tegemoet aan de amendementen, die gaan over de vraag: waar is de grens van de fusie?

De heer Boelhouwer heeft gevraagd om een 20%-grens aan te houden. Ik moet met nadruk stellen dat nu maar een geval boven die 20% zit.

De voorzitter:

Een puntje van orde: het amendement op stuk nr. 23 is ingetrokken.

MinisterCramer

Ja, maar ik begrijp dat, ook al is het amendement ingetrokken, de zorg van de heer Boelhouwer nog steeds aanwezig is. Daarom reageer ik erop. Een percentage is misschien niet de beste maatstaf. Wij kunnen beter een aantal criteria opnemen in het Drinkwaterbesluit.

De voorzitter:

De heer Boelhouwer knikt, maar de heer Jansen steekt zijn vinger op.

De heerJansen(SP)

Met het intrekken van het amendement van de heer Boelhouwer op dit punt is het probleem niet verdwenen. Wij hebben nog steeds Vitens; het gaat om ongeveer een derde van de Nederlandse markt. Zoals de heer Madlener terecht naar voren heeft gebracht, hebt u een probleem als u straks criteria gaat stellen en andere partijen zeggen: wat Vitens mag, willen wij ook. Vindt u het een wenselijke situatie dat er nu al een partij is die een derde van de markt heeft? Of zou het eigenlijk niet moeten kunnen?

MinisterCramer

Ik begrijp de zorg van alle fracties over fusies en omvang. Ik wil op dit moment nog niet een percentage noemen, maar eerder een aantal criteria voorbereiden op grond waarvan wij weloverwogen kunnen zeggen: binnen deze criteria kan er wel of niet gefuseerd worden. Dan doe ik recht aan de op verschillende manieren verwoorde zorg zonder dat ik daarbij een heel star systeem hanteer dat in de praktijk niet bruikbaar is. Of Vitens daar wel of niet onder valt, zullen wij dan wel weer zien. Op dit moment vind ik dat niet het meest essentiële.

De heerJansen(SP)

Wij doen hier vrij moeilijk over met het oog op de corporatiewereld. Daar speelt al twee jaar exact dezelfde discussie. Via een motie-Depla zijn criteria opgesteld, maar daaraan voldoet tot op heden iedere fusie. Kortom, het is een dode mus. Dat willen wij voorkomen. Er moet iets komen dat wel degelijk een drempel opwerpt tegen die schaalvergroting.

MinisterCramer

Het Drinkwaterbesluit zal met de Kamer worden besproken. U kunt er dan voor zorgen dat datgene wat in de wereld van de volkshuisvesting gebeurt, niet plaatsvindt in de drinkwatersector.

De heerKoppejan(CDA)

Ik dank de minister voor haar toezegging dat zij de criteria wil uitwerken en dat wij die criteria zullen kunnen bespreken bij het Drinkwaterbesluit. Wil de minister fusies niet goedkeuren totdat deze criteria zijn vastgesteld?

MinisterCramer

Dat zal ik doen. Op dit moment dienen zich geen fusies aan. Ik zal zorgen dat de criteria op tijd gereed zijn.

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Kan de minister beter toelichten wat haar bezwaar tegen mijn amendement is? Ik bied een kapstok. De criteria kunnen bij AMvB verder worden uitgewerkt.

MinisterCramer

Met mijn voorstel hebben wij net iets meer tijd om ordentelijke criteria op te stellen. Ik wil geen algemene formulering in de Drinkwaterwet.

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Dan kan mijn amendement toch gewoon gehandhaafd worden?

MinisterCramer

Dat is juist. Het gaat mij erom dat het amendement niet afdoende is om het probleem goed te onderbouwen. Daarom ben ik overgestapt naar een ander voorstel. De algemene bewoordingen kunnen inderdaad opgenomen worden.

Ik kom op het amendement van de heer Jansen op stuk nr. 20 over het afsluiten van de drinkwatervoorziening, met name voor consumenten. Het gaat om bepalingen die vergelijkbaar zijn met datgene wat geregeld is in de energiesector. De strekking van het amendement steun ik, maar ik voorzie enkele knelpunten in de formulering. Graag zou ik van de Kamer de gelegenheid krijgen om via een nota van wijziging met een voorstel te komen dat in overeenstemming is met de doelstelling van de heer Jansen. Puur vanwege de formulering ontraad ik aanneming van het amendement, onder de toezegging dat ik op dit punt met een nota van wijziging kom. Het kabinet hecht sterk aan het niet zomaar afsluiten van het water. Degenen die op dit gebied in de problemen komen, moeten adequaat preventief worden begeleid.

De heerJansen(SP)

Deze toezegging stemt mij mild. Het betekent wel dat wij ons na die nota van wijziging niet meer over het wetsvoorstel kunnen uitlaten, anders dan door stemgedrag. Dat lijkt mij een complicerende factor. Kan de minister iets meer zeggen over de technische problemen die zij ziet? Ik hecht eraan dat de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet erbij betrokken wordt. In de discussie over energiecontracten heeft deze vereniging een beetje de positie van de Consumentenbond. Bij de uitwerking van de formulering moeten mensen uit de praktijk een rol spelen.

MinisterCramer

Ik zeg toe dat deze week hierover met u van gedachten wordt gewisseld. Op grond daarvan kunt u zorgen voor een formulering die recht doet aan wat u met uw amendement beoogt.

De heerJansen(SP)

Als de nota van wijziging ons tot tevredenheid stemt, trekken wij het amendement uiteraard in. Anders zien wij wel wat wij doen.

De voorzitter:

Ik ben het daarmee eens. Het intrekken van een amendement lijkt mij simpeler dan het indienen ervan. Intrekken moet altijd kunnen. U kunt een overleg altijd nog heropenen, en dan kan wellicht ook nog een amendement worden ingediend.

MinisterCramer

Akkoord.

De heer Jansen vroeg nog of de prestatievergelijking kan worden uitgebreid met beleid ten aanzien van het afsluiten van de drinkwatervoorziening. Ik zal dit punt meenemen in de procedure bij het opstellen van een protocol voor de prestatievergelijking. Dit zou een van de elementen van dienstverlening kunnen zijn.

Ik kom toe aan het amendement op stuk nr. 21, over het toezicht op de tarieven. Met betrekking tot het toezicht op kruissubsidies is het amendement overbodig, want dat is al geregeld in artikel 40, vierde lid, van het wetsvoorstel. Wat het toezicht op de tarieven betreft, ligt het meer voor de hand dat neer te leggen bij de VROM-Inspectie. Deze is namelijk de toezichthouder op alle andere onderdelen van het wetsvoorstel. Verder is zij belast met de uitvoering van de prestatievergelijking, die een belangrijke rol speelt bij de doelmatigheid en de tariefstelling. Er is dan één toezichthouder voor alle aspecten van de drinkwatervoorziening, met uitzondering van voorzieningen op mijnbouwinstallaties. Daarom ontraad ik dit amendement. Ik voeg daar nog wel iets aan toe. De NMa gaat over mededinging, en bij drinkwater gaat het daar niet om. Bij kruissubsidies gaat het wel over mededinging, dus ik ga ermee akkoord om daar de NMa een rol te geven.

De heer Madlener heeft gevraagd hoe niet-presterende bedrijven kunnen worden gecorrigeerd. Er kan een aanwijzing worden gegeven over de tarieven. Bovendien vervult ook hier de VROM-Inspectie een centrale rol.

De heerMadlener(PVV)

Uw redenering ten aanzien van de NMa vind ik valide. De NMa laat altijd van zich horen, maar over de VROM-Inspectie hoor je nooit iets, wat een beetje kopschuw maakt. Hoe onafhankelijk is die inspectie nu eigenlijk?

MinisterCramer

Mijnheer Madlener, ik nodig u graag uit om eens een bezoek te brengen aan de VROM-Inspectie.

De heerMadlener(PVV)

Die uitnodiging neem ik meteen aan.

MinisterCramer

Voorzitter. Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 30, ingediend door mevrouw Neppérus, over collectieve leidingnetten. De drinkwatervoorziening is een publieke taak. Uitvoering daarvan ligt exclusief bij daartoe aangewezen drinkwaterbedrijven. Dat is een belangrijk element van de Drinkwaterwet. In het wetsvoorstel is voor een aantal situaties een uitzondering opgenomen. Dit blijkt uit wat wij met elkaar gewisseld hebben, maar het belangrijkste is dat die uitzondering geen regel moet worden. Dus het aantal moet beperkt blijven, anders dreigt uitholling van een belangrijk kernpunt van de Drinkwaterwet. Het is niet de bedoeling dat er ruimte ontstaat voor onbegrensde uitbreiding van collectieve leidingnetten op bedrijvencomplexen. Daarnaast heeft het amendement als belangrijk bezwaar dat het begrip "bedrijvencomplex" niet goed definieerbaar is. Valt daar bijvoorbeeld ook een winkelcentrum onder? Dit kan ertoe leiden dat drinkwater kan worden geleverd door andere dan drinkwaterbedrijven, terwijl dat niet gewenst is.

Wel heb ik naar aanleiding van het amendement moeten constateren dat er een onbedoelde beperking in het wetsvoorstel zit. Voor reeds bestaande collectieve leidingnetten voorziet het wetsvoorstel niet in een uitzondering op de verbodsbepaling. Dat is niet de bedoeling. Op dat punt moet ik mevrouw Neppérus gelijk geven en wil ik haar bedanken voor haar oplettendheid. Voor nieuwe situaties wil ik echter vasthouden aan de ontheffingsmogelijkheid in plaats van een algemene vrijstelling voor collectieve leidingnetten. Een algemene vrijstelling zou kunnen leiden tot grote aantallen kleine installaties van drinkwater. Dat is gezien de controle die wij erop willen houden en de kwaliteitsborging ongewenst. De vrees van de heer Boelhouwer is niet terecht om de reden die ik zojuist verwoordde in mijn antwoord naar aanleiding van het amendement van mevrouw Neppérus. Ik wil aanvaarding van het amendement op stuk nr. 30 ontraden onder de toezegging dat ik met een nota van wijziging zal komen waarin de uitzonderingsbepaling die geldt voor collectieve watervoorzieningen wordt uitgebreid met collectieve leidingnetten, zodat tegemoet wordt gekomen aan de door mevrouw Neppérus genoemde bezwaren voor bestaande situaties.

MevrouwNeppérus(VVD)

Ik ben blij dat de minister de bestaande situaties wil bekijken. Het ging mij om de gevoelige complexen waar veiligheid speelt. Het ging mij bepaald niet om uitbreiding. Ik wacht de nota van wijziging van de minister af. Als ik vind dat het daarin gestelde afdoende is, zal ik ernstig overwegen om mijn amendement in te trekken. Ik dank de minister voor haar toezegging.

MinisterCramer

De heer Koppejan heeft een vraag gesteld over de administratieve lasten die gemoeid zijn met een aanvraag in verband met ontheffing van collectieve leidingnetten. Deze lasten zullen naar verwachting beperkt zijn, omdat het aantal situaties waarvoor ontheffing zal worden aangevraagd eveneens beperkt is.

Dan kom ik bij amendement op stuk nr. 23.

De voorzitter:

Dat is ingetrokken.

MinisterCramer

Dan het amendement op stuk nr. 24 van de heer Koppejan.

De voorzitter:

Dat amendement is ook ingetrokken. U krijgt het steeds gemakkelijker, mevrouw de minister.

MinisterCramer

Ja, ik zie het. Dan het amendement van de heer Boelhouwer op stuk nr. 26. Ik neem aan dat de heer Boelhouwer dit amendement over het salaris van werknemers van drinkwaterbedrijven heeft ingetrokken. Hij heeft wel iets in die trant gezegd.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Ik was allerminst van plan het in te trekken.

MinisterCramer

Ik zal u dan geruststellen. Het salaris van de werknemers van drinkwaterbedrijven mag niet hoger zijn dan de bezoldiging van een minister.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Het is overigens stuk nr. 36!

MinisterCramer

Ik sta in ieder geval positief tegenover de gedachte om de topinkomens te maximeren. Dit is ook al met de drinkwatersector besproken. Men onderschrijft in grote lijnen deze beleidslijn. Het raakt alleen aan het bredere advies van de commissie-Dijkstal over topinkomens in de semipublieke sector. Daarover is een kabinetsstandpunt in voorbereiding en ik wil daar niet op vooruitlopen. Ik kan u wel zeggen dat de sector ook zelf naar mij toe kwam om daarover al meteen met mij te communiceren nog voordat het überhaupt in discussie kwam. Deze sector kunt u dus in dat opzicht wel als voorbeeld nemen van hoe verantwoordelijk men zichzelf voelt op dit punt.

De heer Koppejan heeft op stuk nr. 32 een amendement ingediend over de rechtsvorm van een drinkwaterbedrijf, waarmee zeker wordt gesteld dat de aandeelhouders meer invloed krijgen op het bestuur van een drinkwaterbedrijf en op het vaststellen van voorwaarden en tarieven. Ik heb inhoudelijk geen bezwaar tegen een versterking van de positie van de aandeelhoudersvergadering, maar om onder het verzwakt structuurregime te vallen, kan een beroep worden gedaan op de uitzondering van artikel 2:155a BW. Daarvoor is geen wetswijziging nodig. Met drinkwaterbedrijven kan worden afgesproken dat zij een beroep doen op die uitzonderingsbepaling. Het Burgerlijk Wetboek belemmert verder niet om de bevoegdheid tot het vaststellen van voorwaarden en tarieven bij de aandeelhouders neer te leggen. Het maken van afspraken met de drinkwaterbedrijven en hun aandeelhouders heeft mijn voorkeur. Een aantal bedrijven heeft al in de statuten vastgelegd dat de aandeelhouders de tarieven en voorwaarden goedkeuren en de keuze is dus tussen het maken van afspraken of het wettelijk regelen. Ik laat deze keuze aan de Kamer over.

Ik kom dat op het amendement op stuk nr. 33 dat inmiddels stuk nr. 40 is geworden van mevrouw Wiegman en dat verplicht tot deelname van buitenlandse bedrijven aan de prestatievergelijking. Op zich lijkt mij het lastig om dit uit te voeren, niet omdat ik het niet wil, maar omdat het bedrijfsgegevens vereist op een vrij gedetailleerd niveau met bijkomende administratie bij de bedrijven. Buitenlandse bedrijven kan ik daartoe natuurlijk niet verplichten. Daarom heb ik wat moeite met dit amendement, maar als in het amendement "zo mogelijk" zou kunnen worden ingevoerd...

De heerBoelhouwer(PvdA)

Daarom is het ook het amendement op stuk nr. 40 geworden!

MinisterCramer

Als dat er inderdaad in staat, kan ik er wel mee leven. Als het mogelijk is, kunnen wij het in de vergelijking meenemen. Het zou ook interessant zijn voor de bedrijven om daar nota van te kunnen nemen.

Voorzitter. Naast de amendementen heb ik nog enkele specifieke vragen te beantwoorden.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de collega's om te vragen of al hun amendementen zijn behandeld.

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Ik heb nog geen reactie gekregen op onze amendementen op stuk nrs. 37 en 38 die ik vanmorgen heb ingediend.

MinisterCramer

Ik heb hier nog wel een amendement op stuk nr. 39 over benchmarking.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 40 gaat over de prestatievergelijking, dat op stuk nr. 39 van de heer Jansen gaat over meters. Kan mevrouw Wiegman even kort aangeven welke amendementen zij precies bedoelt?

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Ik heb een amendement ingediend op stuk nr. 37 om aan artikel 31, eerste lid, "en kostenefficiëntie" te vervangen door: , kostenefficiëntie, onderzoek en ontwikkeling.

Mijn amendement op stuk nr. 38 sterkt ertoe om in artikel 7, eerste lid, onder d, de woorden "van de kwaliteit" te vervangen door: van de kwaliteit en duurzaamheid.

MinisterCramer

Het amendement op stuk nr. 37 wil ik overnemen, omdat het in de prestatievergelijking als indicator kan worden meegenomen. Ik zeg "kan worden meegenomen", omdat het nog niet zo simpel is om er een eenvoudige indicator voor te vinden. Ik begrijp het punt van mevrouw Wiegman. De hele waterketen heeft het thema innovatie hoog in het vaandel staan. Zij hoeft er niet aan te twijfelen dat dit zeker ook geldt voor de drinkwaterbedrijven. Als men efficiënter wil werken, zoekt men toch naar innovatievere oplossingen. Het zit dus impliciet al in de criteria voor de benchmarking. Ik zeg toe dat ik zal bekijken of de innovatie en prestatie nog explicieter dan nu het geval is, kunnen worden meegenomen in de benchmark. Ik durf nog niet te zeggen of dat lukt en of het goed te operationaliseren zal zijn.

De voorzitter:

U zei eerst dat u het wilde overnemen.

MinisterCramer

Ja, ik wil het wel overnemen, maar het moet wel kunnen.

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Het is dus nog niet helemaal helder, maar misschien kan ook dit punt worden meegenomen in de brief die de minister heeft toegezegd en waarin zij ook zal ingaan op de juridische en inhoudelijke aspecten van het amendement-Boelhouwer/Koppejan. Op die manier zal een en ander duidelijk zijn voordat wij over de verschillende amendementen stemmen.

De voorzitter:

Het wordt een steeds langere brief.

MinisterCramer

Nee, want ik ga het niet in die brief opnemen. Vaststellen of het überhaupt kan, vergt even denkwerk. Ik zeg dit, omdat ik in mijn vorige leven bij TNO vaak dit soort van indicators heb moeten ontwikkelen voor innovatie en wij daar toen ook niet zo gemakkelijk uitkwamen. Daarom ben ik wat voorzichtig om het zomaar te omarmen zonder de kanttekening dat ik wel wil weten of het simpel kan lukken en of het echt een indicator is die reflecteert wat mevrouw Wiegman wil. Haar inzet snap ik.

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Dan weet ik toch nog niet goed wat ik met mijn amendement aanmoet. Als u zegt dat u nog niet weet of het kan, dan gaat het om de juridische aspecten...

MinisterCramer

Het gaat om operationalisering van uw wens. In uw toelichting rept u van ontwikkeling van schonere en goedkopere technieken en van het expliciet in de prestatievergelijking meenemen van investeringen en activiteiten in onderzoek en ontwikkeling. Ik ga ervoor zorgen dat ik zo goed mogelijk voldoe aan wat u in uw amendement vraagt. Ik zal u in een brief, maar niet deze week, berichten wat er mogelijk is en of dat meerwaarde heeft ten opzichte van de benchmarkindicatoren die wij nu al hebben.

De voorzitter:

Dan denkt mevrouw Wiegman nog even na over wat zij wil.

Volgens mij bent u nog niet ingegaan op de amendementen op stuk nrs. 38 en 39.

MinisterCramer

Ook het amendement op stuk nr. 38 kan worden overgenomen. Duurzaamheid zit mijns inziens al in de prestatievergelijking die nu wordt gehanteerd.

De heerJansen(SP)

Ik stel voor dat fracties die dit soort van open deuren intrappen, worden verplicht een paar bomen aan te planten in het kader van de duurzaamheid.

De voorzitter:

Mevrouw Wiegman, u hebt gehoord dat de minister het amendement overneemt. Handhaaft u het toch?

MinisterCramer

Volgens mij doet de sector het al.

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Wat ik beoog met de amendementen op stuk nrs. 37 en 38 is dat het streven, dat ik in allerlei toelichtingen en andere teksten lees, ook letterlijk in de wetsteksten wordt opgenomen. Het is mij met deze twee eenvoudige amendementen simpelweg om die finishing touch te doen.

De heerVan der Staaij(SGP)

Als de minister een amendement overneemt, betekent dat normaal gesproken dat het deel gaat uitmaken van het wetsvoorstel. De voorzitter vraagt de overige leden in zo'n geval dan ook of daartegen bezwaar bestaat. Ik begrijp de minister zo dat zij het amendement overbodig vindt, omdat het niet nodig is om het vast te leggen in de wet.

MinisterCramer

Ik kreeg dit amendement zojuist onder ogen. Mijn eerste reactie was dat wat het amendement regelt, al is geregeld. De heer Van der Staaij heeft gelijk dat ik het amendement om die reden overbodig zou moeten verklaren. Terwijl ik mijn antwoord formuleerde, dacht ik echter ook na over een manier om tegemoet te komen aan het punt van mevrouw Wiegman dat het criterium doelmatigheid de milieu- en ecologische criteria niet mag overheersen. De indicatoren van de benchmark zijn namelijk zo evenwichtig mogelijk samengesteld.

In artikel 7 staat onder a dat de eigenaar van een drinkwaterbedrijf tot taak heeft om een duurzame én doelmatige openbare drinkwatervoorziening tot stand te brengen en in stand te houden. Duurzaam en doelmatig staan dus nevengeschikt in dit artikel, waarmee het punt van mevrouw Wiegman mijns inziens voldoende geborgd is.

De voorzitter:

U vindt het amendement dus overbodig?

MinisterCramer

Ja. Het is overbodig.

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Ik ging ervan uit dat duurzame drinkwatervoorziening in artikel 7a betrekking had op de leveringszekerheid. Ik koppel het aan artikel 7d dat betrekking heeft op kwaliteit en duurzaamheid. Dat is de toegevoegde waarde van mijn amendement.

MinisterCramer

Het heeft niets met leveringszekerheid te maken. Duurzaam moet hier verstaan worden als duurzaam in duurzame ontwikkeling. Ik kan mevrouw Wiegman dus geruststellen. Verder heeft onderzoek uitgewezen dat drinkwaterbedrijven door hun publieke structuur in staat zijn om meer belang te hechten aan duurzaamheidsaspecten dan een regulier privaat bedrijf.

De heerMadlener(PVV)

Het begrip duurzaamheid is inderdaad heel vaag. Je kunt het gebruiken zoals je zelf wilt. Ik vind het zelf vaak ook lastig om te bepalen op welke manier het begrip "duurzaam" wordt gebruikt. Ik denk dat mevrouw Wiegman hier milieuvriendelijk bedoelt.

MinisterCramer

Dit overleg is niet de plaats voor een wetenschappelijke verhandeling over het thema duurzaamheid. Ik verwijs u daarom maar naar het proefschrift van mevrouw Judith Klostermann. Zij is onder mijn begeleiding gepromoveerd op een studie waarin duurzame ontwikkeling gespecificeerd wordt voor de drinkwatersector. Zij toont aan dat juist in deze sector veel belang wordt gehecht aan het thema milieu en in bredere zin aan het thema "people, planet, profit".

De voorzitter:

Ik kijk weer even naar mevrouw Wiegman. Wat gaat u doen met uw amendement op stuk nr. 38?

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Ik kom daar in tweede termijn op terug.

De voorzitter:

Ik denk dat wij dan ook terug moeten komen op het amendement op stuk nr. 37. De minister zei dat zij dit amendement overnam, maar ik denk dat zij daarmee vooral een inhoudelijke reactie gaf.

MinisterCramer

In reactie op het amendement op stuk nr. 37 heb ik gezegd dat wij gaan onderzoeken of het criterium beter kan worden geoperationaliseerd dan in de huidige benchmark gebeurt.

De voorzitter:

U neemt het amendement dus niet over?

MinisterCramer

Ik neem het amendement over.

De voorzitter:

Dan wordt het amendement onderdeel van de wetstekst.

MinisterCramer

Ja.

De voorzitter:

Als u een amendement overneemt, werkt dat anders dan met moties. Ik stel voor, hierop in tweede termijn terug te komen. De minister kan zich dan even rustig beraden. Datzelfde geldt voor mevrouw Wiegman en ons.

MinisterCramer

Even ter toelichting het volgende. Ik heb begrepen dat het dan als explicitering wordt meegenomen in de benchmark.

De voorzitter:

Dat staat dan in de wettekst.

MinisterCramer

Goed.

De voorzitter:

Ik stel voor, hier in tweede termijn op terug te komen. Dan kan iedereen even rustig kijken. Er ligt nog een amendement van de heer Jansen op stuk nr. 39 over individuele meters. Dat is het laatste amendement, want het amendement op stuk nr. 40 heeft de minister al gehad.

MinisterCramer

Benchmarking vindt voornamelijk nog niet plaats in de oude wijken van grote steden. Daarbij spelen technische en financiële redenen een rol.

De heerJansen(SP)

Misschien is het verstandiger om dit amendement ook in tweede termijn mee te nemen. De minister heeft het namelijk net pas onder ogen gekregen. Dit amendement gaat over de verplichting om individuele meters aan te brengen. Het gaat niet om de prestatievergelijking, maar om de verplichting voor drinkwaterbedrijven om een individuele meter aan te brengen bij mensen die deze nog niet hebben. Ik heb het er vanmorgen over gehad, maar het amendement is pas tijdens de schorsing ingediend. De minister heeft het dus nog nauwelijks onder ogen gehad.

De voorzitter:

De heer Jansen heeft hierover vanmorgen gesproken. Wat is de inhoudelijke reactie van de minister voordat zij komt te spreken over het amendement? Als een van de weinige dingen staat dit nog open. Het amendement kunnen wij later dan nog even bekijken.

MinisterCramer

Ik heb nog een paar korte vragen te beantwoorden. De heer Koppejan, mevrouw Neppérus en de heer Madlener hebben gesproken over precario. De heer Koppejan vroeg een reactie op het idee om ook voor provincies en waterschappen precario af te schaffen, in navolging van de afschaffing bij gemeenten. Ik kan de gevolgen daarvan eerlijk gezegd niet direct overzien. Deels is het ook de verantwoordelijkheid van de ministers van BZK en Verkeer en Waterstaat. In beginsel sta ik hier positief tegenover, maar ik zal het met mijn collega's bespreken. Dat is mijns inziens de beste weg.

De heer Van der Staaij heeft een vraag gesteld over de brandkranen. Wie is verantwoordelijk voor de voorzieningen en de kosten? De drinkwaterbedrijven leveren op grond van privaatrechtelijke overeenkomsten bluswater aan de gemeenten. De kosten die voortvloeien uit de verwijdering van brandkranen zijn ook in deze overeenkomsten opgenomen. De modelovereenkomst die hieraan ten grondslag ligt, wordt momenteel herzien in overleg met de VNG. De drinkwaterbedrijven zijn op de hoogte van de bestaande brieven en wensen van de brandweer. Zij hebben toegezegd maatwerk te bieden bij de lokale behoefte en een passende oplossing te vinden voor de toekomstige bluswatervoorziening. In de Brand­weerwet is vastgelegd dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de bluswatervoorzieningen en het wetsvoorstel Drinkwaterwet bevat derhalve geen bepalingen omtrent bluswater.

De heerJansen(SP)

Ik ben dit onderwerp abusievelijk vanmorgen in mijn inbreng vergeten, maar ik was het wel met de heer Van der Staaij eens. Het probleem is een beetje dat gemeenten nu geconfronteerd worden met enorme rekeningen van drinkwaterbedrijven. Als zij de aansluiting laten staan, betalen zij een hoger bedrag per aansluiting per jaar. Als zij de aansluiting laten weghalen, dan betalen zij weer voor het laten weghalen. Je zou kunnen zeggen dat zij in hun eigen voet zouden schieten als eigenaar van die drinkwaterbedrijven, maar die eigendomsverhoudingen zijn niet altijd hetzelfde. Zou ook op dit punt niet in de Drinkwaterwet geregeld moeten zijn dat die tarieven kostengeoriënteerd zijn?

De heerVan der Staaij(SGP)

Ik geef ter aanvulling een voorbeeld. Ik heb begrepen dat met het weghalen van 3800 brandkranen in de gemeente Apeldoorn een bedrag van 2,6 mln. gemoeid zou kunnen zijn. Je hebt het dus wel over forse posten. Mijn zorg is eigenlijk de volgende. Heeft de manier waarop het nu gaat niet tot gevolg dat er onvoldoende in de alternatieve kanalen wordt geïnvesteerd? Dat zou jammer zijn. Wordt ook voor dit knelpunt een oplossing gevonden? De minister zei dat er wel een bepaald overleg gaande was, maar voorziet dat erin om ook te proberen een oplossing te vinden voor dit soort problemen?

MinisterCramer

Ik ben niet van plan om dit ook in de Drinkwaterwet op te nemen, omdat het toch maatwerk vergt en wij dan met een heel algemene formulering komen te zitten, die ook verder niet zinvol is. Ik zei u al dat er overleg gaande is, dus het probleem dat u signaleert, is absoluut in behandeling. Daar komen oplossingen voor, maar niet via de weg waarbij wij dit allemaal wettelijk gaan regelen.

De heerVan der Staaij(SGP)

Wettelijk regelen lijkt mij ook best lastig, maar kunnen wij dan om te weten of dit knelpunt ook echt wordt opgelost, daarover te zijner tijd een rapportage krijgen van de minister?

MinisterCramer

Ook dit zal ik met de minister van BZK kortsluiten, omdat zij hiervoor in eerste instantie verantwoordelijk is, net als voor het vorige punt.

Mevrouw Wiegman heeft een vraag gesteld over het huishoudwater. De heer Boelhouwer zei slechte ervaringen te hebben met recente projecten, maar dat betekent natuurlijk niet dat het denken hierover moet stoppen. Hij heeft dit punt al eerder naar voren gebracht in besprekingen over de waterketen. Dit heeft absoluut onze aandacht. Wij blijven de ontwikkelingen volgen. Ik zeg graag toe dat ook dit wordt meegenomen bij de evaluatie van de wet over vijf jaar.

Mevrouw Wiegman heeft gevraagd naar een integrale benadering van de waterketen en een prestatievergelij­king over de hele keten. In het Bestuursakkoord Waterketen is opgenomen om naar een model te groeien voor een integrale prestatievergelijking over de hele keten, die komt naast de veel gedetailleerder prestatievergelijking, zoals vastgelegd in de Drinkwaterwet. Er worden momenteel al experimenten op dit gebied uitgevoerd. Dat geldt overigens ook voor de internationale prestatievergelijkingen en de vergelijkingen met andere sectoren. De gedachte van benchmarking, ook in breder verband, wordt dus al opgepakt.

De heer Koppejan en de heer Madlener hebben gevraagd naar het openstellen van waterwingebieden en de toegangsprijzen. Dit geldt met name voor twee bedrijven, namelijk Waternet en PWN. Zij beheren waterwingebie­den die actief en maximaal moeten worden beschermd. Zij moeten er dus voor zorgen dat daar niets mee gebeurt. Ik neem aan dat de commissieleden ook wel eens in de Waterleidingduinen zijn geweest. De hoofd­reden om een heel lage toegangsprijs te vragen in bepaalde periodes heeft ook te maken met het niet te zwaar belasten van het gebied en het niet aanmoedigen van grootschalige recreatie en toevloed van mensen. Het gaat om een gering bedrag, waarvoor men niet de tariefstelling kan wijzigen. Ik benadruk nogmaals dat dit bij 80% van de waterwingebieden niet speelt, maar dat zij ook niet in zulke kwetsbare gebieden liggen.

De heerMadlener(PVV)

Ik vind dit geen overtuigend verhaal. Ik zie dat u ook ernstig twijfelt aan uw eigen redenering. U komt heel voorzichtig over. U zoekt naar redenen om toch een toegangsprijs te heffen. Grootschalige recreatie of een beperkte toegang met een toegangsprijs, voor mij zit er ook nog iets tussenin. Ik denk dat deze gebieden echt niet overlopen zullen worden wanneer je geen toegangsprijs heft. Dus ik vraag u om deze gebieden gewoon open te stellen.

De heerJansen(SP)

Ik noem als voorbeeld de Noord-Hollandse Waterleidingduinen. Door dit gebied loopt een internationaal recreatief fietspad heen, de LF1, een van de beroemdste fietspaden van Europa. Wij proberen juist om meer mensen aan het fietsen te krijgen. Ik vind het een beetje merkwaardig dat er met twee maten gemeten wordt. Laten wij het gebied openstellen voor iedereen. Nu komen er al heel veel mensen, maar dat kunnen er nog veel meer worden.

De heerKoppejan(CDA)

Ik heb in mijn bijdrage gesproken over de openstelling. Ik constateer dat heel veel drinkwaterbedrijven hun gebieden wel openstellen en dat een aantal op dit punt achterloopt. Van het gebied van Evides, zo'n 1200 ha, is 50% opengesteld. Van de 3000 ha van Vitens – 2600 ha heeft men in eigen bezit – is 50% tot 60% toegankelijk. Bij andere bedrijven is dit 80% tot 90%. Ik vraag de minister, te bezien of ook de andere drinkwaterbedrijven hun gebieden niet verder zouden kunnen openstellen voor publiek. Daarnaast zie ik in een overzicht dat PWN per jaar zo'n € 550.000 int aan toegangsgelden. Voor Waternet is dit € 250.000 en voor het Duinwaterbedrijf Zuid-Holland € 40.000. Ik vraag mij af of dit nodig is. Als de minister zegt dat zij een prijs wil hanteren om de toevloed af te remmen, kom ik op het punt van mensen met een smalle beurs. Ik neem het thema even over van mijn collega van de SP-fractie, maar het gaat ook de CDA-fractie aan het hart. Mensen die wat minder inkomen hebben, moeten toch niet geremd worden om in deze gebieden te gaan wandelen, omdat het te veel kost? Ik vind dit niet de juiste afrem­methode; dan zijn er andere methoden. Je kunt vaststellen dat in een gebied in een bepaalde periode niet meer dan zoveel mensen kunnen wandelen – let wel, wij praten over wandelen – en dan kun je het op die manier reguleren. Daar ben ik best gevoelig voor en dat begrijp ik. Het prijsinstrument is echter niet de juiste methode.

MinisterCramer

Dit is een verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf. Ik antwoord hierop door te zeggen dat ik dit punt meeneem in gesprekken die ik met deze bedrijven heb. Het is niet mijn verantwoordelijkheid om dit soort zaken wettelijk te gaan regelen. Ik begrijp het punt en hiermee is het gezegd.

De heer Van der Staaij en ook mevrouw Wiegman heeft gevraagd naar de rol van drinkwaterbedrijven in grondwaterbeschermingsgebieden. De drinkwaterbedrijven zijn al zo'n 30 jaar nadrukkelijk actief op het gebied van grondwaterbescherming. Dit is dus niets nieuws. Zij hebben er wel degelijk belang bij om ervoor te zorgen dat het grondwater van goede kwaliteit blijft en dat ze hierover in goed overleg met de agrarische sector uitkomen; dat is absoluut waar. De nieuwe wet legt vast dat op dit punt sprake wordt van een wettelijke taak. Een en ander wordt wat aangescherpt. De verdere uitwerking ervan komt vooral aan de orde bij de leveringsplannen die drinkwaterbedrijven op basis van de wet moeten opstellen. Hierbij ligt ook een relatie met het nieuwe concept van Water Safety Plans. Dit is een vorm van risicobeheersing van bron tot kraan die ontwikkeld is door de WHO. Een ander aandachtspunt is de herziening van de Europese Drinkwaterrichtlijn. Verder wordt nog dit jaar door het ministerie van VROM het initiatief genomen om samen met betrokken partijen uitvoering te geven aan de rol- en verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien van grondwaterbescherming. Mijn antwoord op de vraag is dus dat de rol van de drinkwaterbedrijven ten aanzien van grondwaterbescherming nog nadrukkelijker wordt vastgelegd.

De heer Madelener heeft gevraagd hoe gewaarborgd wordt dat de kwaliteit van het water in woningen in nieuwbouwwijken wordt gegarandeerd. Ik kan mij een vraag herinneren over de kranen. Het recente rapport en de brief hierover is naar de Kamer gestuurd. Op korte termijn wordt er voorlichting gegeven aan de bewoners, zodat zij de eerste maanden het water even laten doorstromen, voordat zij het voor consumptie gebruiken. Op de langere termijn volgt nader onderzoek naar eventueel gebruik van loodsoldeer in drinkwaterinstallaties. Dat is, zoals u weet, verboden. Wij zitten natuurlijk met kranen die uit het oosten komen en niet aan de Europese eisen voldoen. Daarover staat meer in de brief die ik onlangs aan de Kamer heb gezonden.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Ter aanvulling merk ik op dat wij laatst in de procedurevergadering hebben besproken dat wij over deze onderwerpen, het drinkwater in nieuwbouwwoningen en de loden pijpen, in het najaar, als de toegezegde notitie gearriveerd is, een apart AO zouden beleggen. Wij wilden dit niet betrekken bij de behandeling van de Drinkwaterwet.

De voorzitter:

Maar de minister heeft haar antwoord volgens mij gegeven.

MinisterCramer

Dat is juist. De laatste vraag die gesteld is, gaat over maatschappelijk verantwoord ondernemen. De heer Boelhouwer heeft een vraag gesteld over actief aandeelhouderschap. Het is voor een publieke aandeelhouder belangrijk om te zorgen voor een brede publieke borging van het beginsel van "people, planet and profit". Ik onderschrijf in dat licht het belang van een actief aandeelhouderschap.

In de studie van mevrouw Klostermann is ook gekeken naar de invulling die de verschillende drinkwaterbedrijven eraan geven. Dat verschilt afhankelijk van de aandeelhouders en hun rol. Er is een duidelijke wisselwerking tussen wat de aandeelhouders van het bedrijf verlangen en wat het bedrijf aan initiatieven neemt en vice versa. Er is een duidelijke wisselwerking en een nauwe samenwerking.

Het thema van maatschappelijk verantwoord ondernemen is niet alleen in de private sector een onderwerp van aandacht. De heer Madlener mag mij best aankijken, hoor. Hij weet dat dit onderwerp mijn ruime aandacht heeft. Ook in de drinkwatersector, weliswaar een publieke sector, is voor maatschappelijk verantwoord ondernemen een taak weggelegd. Wat mij betreft ligt er dus ook een belangrijke rol voor de drinkwaterbedrijven voor de technische assistentie en de overdracht van kennis en van middelen voor de drinkwatervoorziening in ontwikkelingslanden. Dit is een maatschappelijke taak, waaraan verschillende bedrijven een specifieke invulling geven. Er moet natuurlijk een duidelijke taakverdeling zijn met Ontwikkelingssamenwerking. Dingen moeten niet op een verkeerde manier dubbel gedaan worden. Naar ik weet vervullen de drinkwaterbedrijven echter een additionele rol. Dat vind ik dus een goede zaak. Daarmee wil ik mijn beantwoording in eerste termijn beëindigen.

De voorzitter:

Hebben de Kamerleden vragen gesteld die nog niet beantwoord zijn? In ieder geval is de vraag over de meters nog niet beantwoord, dacht ik.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Ik heb de suggestie gedaan om Vewin in het kader van ontwikkelingssamenwerking een participatiemaatschappij te laten oprichten om de kennis beter te bundelen en meer kracht te kunnen geven.

De heerJansen(SP)

Ik heb een vraag gesteld over de individuele bemetering.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister voor de beantwoording van deze resterende vragen.

MinisterCramer

De vraag over de meters zouden wij toch in de tweede termijn doen?

De voorzitter:

Dat ging over het amendement. De inbreng is gewoon in de eerste termijn gedaan. In ieder geval moet de vraag van de heer Boelhouwer nog beantwoord worden.

MinisterCramer

Hij vroeg zich af of het voor een organisatie als Vewin is weggelegd om een participatiemaatschappij op te richten. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is een taak van elk bedrijf. Ik kan mij voorstellen dat, gezien de zeer specifieke deskundigheid van de drinkwatersector en de mogelijkheid om gezamen­lijk op te treden, drinkwaterbedrijven een collectievere rol, via Vewin, willen vervullen. Ik zal dit aan Vewin voorleggen.

De voorzitter:

Beantwoordt u de vraag over de meters nog?

MinisterCramer

Daarop kom ik in de tweede termijn terug.

De voorzitter:

Dan heeft de heer Jansen in de tweede termijn het recht van interruptie.

Wij zijn hiermee gekomen aan het einde van de reactie van de minister in eerste termijn. Ik zie dat de leden behoefte hebben aan een tweede termijn. Wellicht kunnen zij daarin ook aangeven wat er met de amendementen gebeurt. De amendementen op stuk nrs. 23 en 24 zijn ingetrokken. Een aantal amendementen wordt vermoedelijk aangehouden tot de brief van de Kamer en de nota van wijziging klaar zijn.

De heerKoppejan(CDA)

Voorzitter. De minister is de Kamer op veel punten tegemoet gekomen en dat stemt tot dankbaarheid.

De minister heeft het signaal van het amendement-Boelhouwer/Koppejan ontvangen; het is een breed gesteund voorstel om de kostenoriëntatie en kostendekkendheid scherp in het wetsvoorstel vast te leggen en om te kijken naar de solvabiliteit. Ook de andere partijen, inclusief die van de oppositie, steunen dat punt en ik adviseer de minister om het zeker in stand te houden. Voor het overige zijn wij natuurlijk altijd bereid om juridische verbeteringen te accepteren.

Ik heb nog een tweetal punten. Het eerste punt is de precario. De minister gaf aan dat zij daar niet alleen over gaat. Ik begrijp dat en om die reden wil ik haar helpen om het gesprek daarover in het kabinet te voeren. Ik dien daartoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er door gemeenten, provincies en waterschappen precario geheven wordt op waterleidingen;

overwegende dat de precarioheffing vaak doorberekend wordt naar burgers en bedrijven;

constaterende dat de regering heeft toegezegd dat de mogelijkheid van gemeenten om precario te heffen wordt afgeschaft;

overwegende dat ook voor waterschappen en provincies de mogelijkheid van precarioheffing behoort te worden afgeschaft;

verzoekt de regering om nog dit jaar in overleg met gemeenten, provincies en waterschappen de precarioheffingen op waterleidingen in 2009 af te schaffen;

en verzoekt de regering, de Tweede Kamer hierover voor het einde van het jaar te informeren en een daartoe strekkende wetswijziging te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (30895).

De heerKoppejan(CDA)

Voorzitter. Het tweede punt betreft de internationale samenwerking, waarover wij zojuist hebben gesproken. De minister onderschrijft het belang om daarbij ook de kennis en ervaring van de waterschapsbedrijven te benutten. Wij hebben echter al geconstateerd dat dit niet alleen een zaak is van haar ministerie, maar dat dit ook samenwerking vereist met Ontwikkelingssamenwerking. Om het gesprek tussen de minister en haar collega voor Ontwikkelingssamenwerking te stimuleren en om daadwerkelijk ervoor te zorgen dat de tien drinkwaterbedrijven de komende tijd meer ingezet worden in het kader van de ontwikkelingssamenwerking, heb ik samen met mijn collega's Boelhouwer en Wiegman-van Meppelen Scheppink de volgende motie geformuleerd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er voor meer dan 2,6 miljard burgers wereldwijd nauwelijks voldoende schoon drinkwater beschikbaar is;

constaterende dat miljoenen mensen sterven aan ziektes die veroorzaakt worden door gebrek aan schoon drinkwater;

constaterende dat de tien Nederlandse drinkwaterbedrijven over veel deskundigheid, kennis en ervaring beschikken over de levering van kwalitatief goed drinkwater;

constaterende dat de VN de beschikbaarheid van schoon drinkwater en sanitatie erkend hebben als mensenrecht;

constaterende dat Nederlandse drinkwaterbedrijven onder meer in opdracht van de Wereldbank in andere landen met behulp van hun kennis en ervaring nu al drinkwaterprojecten realiseren;

van mening dat Nederlandse drinkwaterbedrijven ook in de toekomst een ruime bijdrage moeten kunnen blijven leveren aan de beschikbaarheid van schoon drinkwater in ontwikkelingslanden;

verzoekt de regering, in overleg met de drinkwaterbedrijven concrete voorstellen uit te werken, waarin de deskundigheid, kennis en ervaring van de tien Nederlandse drinkwaterbedrijven nog meer benut kunnen worden ter bevordering van een goede drinkwatervoorziening in ontwikkelingslanden;

verzoekt de regering, de Tweede Kamer hierover voor het einde van het jaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan, Boelhouwer en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (30895).

De heerBoelhouwer(PvdA)

Voorzitter. Ik dank de minister voor de uitvoerige beantwoording in eerste termijn. Wij hebben heel veel amendementen langs zien komen bij de behandeling van de Drinkwaterwet. Dat moet niet opgevat worden, zelfs niet in de lichtste vorm, als een signaal dat de wet onvoldoende zou zijn aangeleverd. De Tweede Kamer is, los van wat je precies van de inhoud vindt, breed op zoek gegaan om een aantal van de onderwerpen die in het kader van het drinkwater aan de orde zijn politiek te maken. Dat verklaart waarom de Kamer gemakkelijker met amendementen kon komen dan het ministerie dat in zijn oorspronkelijke tekst kon opnemen. Nogmaals, vat het vooral niet op als een signaal over onvoldoende handelen van het ministerie. Integendeel, ook de wijze waarop de nota's van wijziging en dergelijke tot nu toe zijn aangeleverd stemt tot grote tevredenheid. Ik wil dat aan het begin van de tweede termijn toch opgemerkt hebben.

Er zijn een paar punten blijven liggen. Ik ben u nog een antwoord schuldig wat ik wil doen met het amendement op stuk nr. 14 over het tapwater. Ik heb er kennis van genomen dat "kan" is veranderd in "wordt". Het is mij niet helemaal duidelijk of dat ook geldt voor de mogelijkheid om de hoeveelheid water terug te brengen van 30 naar 10 m3. Als dat zo is – de minister knikt nu bevestigend – trek ik mijn amendement over het warm tapwater in.

De voorzitter:

Wij wachten even het officiële antwoord van de minister af of het knikken wordt bevestigd.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Prima.

Dan kom ik bij het pièce de résistance, dat in de debatten een grote rol heeft gespeeld: de regulering van de kosten en/of winsten. Ik wacht met heel veel belangstelling af wat de minister ons daarover laat weten. Ik ben er ook niet op uit om dat amendement in de Eerste Kamer te laten sneuvelen, omdat het juridisch minder handig geformuleerd zou zijn. Vooral met die bril kijk ik ernaar op het moment dat ik de reactie van de minister binnenkrijg. Dat wil ik wel uitdrukkelijk naar voren hebben gebracht. Ik ben niet op voorhand van plan om aan de inhoud als zodanig zo veel af te doen. Ik geef dit signaal maar alvast heel duidelijk af in de richting van de minister. Dat lijkt mij heel eerlijk en redelijk.

Het amendement van mevrouw Neppérus is beperkt tot de bestaande situatie. Ik neem aan dat het zal worden gewijzigd. Op dat moment kunnen wij instemmen met dit amendement. Als dat niet was gebeurd, hadden wij het niet ondersteund, maar dat had ik al kenbaar gemaakt.

Ik vind het amendement op stuk nr. 39 van de heer Jansen zeer sympathiek om de meterplicht vast te leggen op het moment dat burgers er zelf om vragen. Bemeteren is een goede zaak. Ik vind het een zeer sympathiek amendement en vermoed dat mijn fractie ervoor zal stemmen.

Hetzelfde geldt voor het amendement inzake het afsluiten. De minister heeft aangegeven dat zij een nota van wijziging op dit punt zal opstellen. Naar aanleiding van deze nota van wijziging zullen wij onze mening bepalen, met een positieve grondtoon.

De heerJansen(SP)

Voorzitter. Ik wilde mijn tweede termijn beginnen met een opmerking over het dualistisch gehalte van de coalitiepartijen inzake amendering en moties. Maar goed, de heer Boelhouwer stemt mij alsnog wat milder. Ik blijf mij echter zorgen maken over deze houding tegenover amendering op wetgeving. Je moet altijd op grond van de inhoud bekijken waar er coalities zijn te vormen, zonder jezelf op voorhand te beperken. De SP-fractie kiest daar in ieder geval niet voor. Wij hebben vroegtijdig opening van zaken gegeven. Ik had verwacht dat die beantwoord zou worden.

Ik kom op het amendement op stuk nr. 39. In de nota naar aanleiding van het verslag komt de minister met enkele cijfers over bemetering. Landelijk zou er sprake zijn van 97% bemetering. Amsterdam wijkt hiervan af met slechts 40%. Zelfs als het alleen Amsterdam zou zijn, dan gaat het dus om 240.000 van de 400.000 huizen. In Utrecht zijn er minstens 35.000 woningen zonder meter. In Rotterdam is er een percentage bemetering van 93. Dat is het resultaat van een speciale actie van het WBE, dat zijn tijd wat dit betreft vooruit was. Ik vrees dat de cijfers van de minister niet kloppen en dat er nog wel degelijk een flinke opgave ligt. In de formulering van het amendement heb ik geprobeerd aan te sluiten bij bestaande wetgeving in ontwikkeling. Ik noem de Wet energiebesparing toestellen, waarin een artikel is opgenomen over de mogelijkheid om een warmtemeter af te dwingen, zij het met een aantal mitsen en maren. Ik noem de economie-eis. Als het te duur wordt, is dat een grond om het niet te hoeven doen.

Ik kom op de regulering van kosten en winst. De minister suggereert dat sprake is van een bepaalde tegenstelling. De SP-fractie ziet die tegenstelling niet zozeer. Als je alleen aan winstregulering zou doen, creëer je luie drinkwaterbedrijven. Dan heeft men geen enkele reden om te innoveren, want de kosten kunnen gewoon worden doorgeschoven. Er moet een vorm van prikkeling zijn. Een benchmark zonder sancties is onvoldoende prikkeling.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen koppel ik aan onze kritiek op structuur-nv's. Als gemeenteraadslid of statenlid heb ik weinig te melden als ik zou willen dat mijn drinkwaterbedrijf maatschappelijk verantwoorder gaat ondernemen. Immers, in een structuur-nv mag ik mij niet over de inhoud uitlaten. Ik mag mij bezighouden met de winstuitkering, ik mag commissarissen benoemen, maar dan heb ik het wel zo'n beetje gehad. Op dit punt biedt de structuur-nv volgens mij veel minder mogelijkheden dan de maatschappelijke onderneming. Deze zou de stakeholders veel meer aanknopingspunten geven om meer op de inhoud te gaan zitten in plaats van alleen maar op het geld. Voor de SP moet dat het centrale punt zijn. Wij moeten gaan voor kwaliteitsverbetering, duurzaamheid en een fatsoenlijke prijs.

De heerKoppejan(CDA)

Ons amendement geeft de aandeelhouders meer bevoegdheden, juist inzake de tarieven en de leveringsvoorwaarden. De winstbestem­ming is al in het Burgerlijk Wetboek geregeld.

De heerJansen(SP)

Ik steun dat amendement ook. Tarieven en leveringsvoorwaarden betreffen echter niet het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Over dit soort kwaliteitsaspecten mogen wij het als gemeenteraadslid of statenlid helemaal niet hebben.

Mevrouw Wiegman heeft een amendement ingediend over onderzoek en ontwikkeling. De drinkwatersector had historisch gezien een uitstekende R&D-activiteit: het KIWA. Die activiteit wordt echter langzaam uitgehold, doordat Vitens zelf onderzoek gaat doen. De SP pleit ervoor dat de drinkwaterbedrijven samen blijven doen wat zij samen kunnen doen, zodat ook de kleine bedrijven profiteren van R&D.

Ten slotte heb ik nog een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de regering in wetsvoorstel 30895 Drinkwaterwet een verplichte prestatievergelijking voor drinkwaterbedrijven wil invoeren;

  • - de prestatievergelijking betrekking heeft op de kwaliteit van het geleverde water, de milieuaspecten van de drinkwatervoorziening, klantenservice en kostenefficiëntie;

van mening, dat de penetratiegraad van individuele watermeters, het aantal onvrijwillig afgesloten klanten per duizend klanten en het aantal storingen relevante indicatoren zijn op de in het wetsvoorstel benoemde thema's;

verzoekt de regering om bij de uitwerking van de richtlijnen voor de prestatievergelijking genoemde indicatoren op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (30895).

De heerVan der Staaij(SGP)

Voorzitter. Dank voor de beantwoording door de minister.

Uit de amendementen en de inbrengen van de woordvoerders blijkt dat door een meerderheid wordt gehecht aan een sterkere wettelijke borging van de kostendekkende tarieven, dus dat kosten- en winstregulering gewenst zijn. Over de manier waarop dat vorm wordt gegeven, zijn verschillende amendementen ingediend en besproken. De heer Jansen heeft daarover een amendement ingediend, en zelf heb ik dat ook gedaan met een iets andere formulering van kostendekkendheid. Ik dacht namelijk dat de levering tegen kostprijs, zoals geformuleerd in het amendement van de heer Jansen, iets beperkter was dan kostendekkendheid waar ik het over had. In de latere amendementen van de heren Boelhouwer en Koppejan is daaraan nog een nadere uitwerking gegeven. De minister heeft daarvan gezegd nog met een reactie te komen, die wij graag afwachten. Pas daarna maken wij de balans op. Hoe steviger het in de wetstekst zelf kan, hoe beter het ons is, maar het moet natuurlijk wel kunnen.

Nog een detailpuntje over het amendement op stuk nr. 34. Waarom is in artikel 8a, derde lid, de vaststelling van bezwaar of beroep uitgesloten van de vaststelling, bedoeld in dat lid? De minister heeft gezegd dat dat te maken heeft met het technische karakter, waarbij zij een vergelijking maakte met de vaststelling van de rente. Als wij voor deze tekst kiezen, is dat dan een puur technische, cijfermatige operatie? Zodra daarover twijfel bestaat, raakt het wel degelijk de positie van de betrokken bedrijven, en dan zou wel bezwaar en beroep mogelijk moeten zijn.

Ik had en heb sympathie voor het amendement van collega Jansen, die het toezicht op de tarieven bij de NMa neerlegt. De minister vindt dat de VROM-Inspectie daarin een taak heeft, maar sluit de financiële expertise die daarvoor wordt gevraagd niet meer aan bij de NMa?

De reactie van de minister op vragen over warm tapwater en het bluswater vindt mijn fractie bevredigend. Mijn fractie heeft sympathie voor het amendement van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink op het terrein van de prestatievergelijking. Zij wil onderzoek en ontwikkeling een plaats geven in de prestatievergelijking. De nadere reactie van de minister daarop wachten wij af. De minister gaf aan inhoudelijk sympathiek tegenover dit amendement te staan, maar betwijfelde of het te operationaliseren is. Graag krijg ik haar definitieve oordeel daarover.

Voorzitter. De minister heeft over het beheer van terreinen bij grondwaterbeschermingsgebieden duidelijk uiteengezet dat daarmee de wettelijke beheerstaak voor de grondwaterbedrijven is versterkt. Mijn zorg heeft vooral betrekking op de positie van de grondgebruikers. Wellicht krijgt de landbouw ineens te maken met vergaande beperkingen als gevolg van de versterkte taken die in het wetsvoorstel worden toegekend. Mag ik ervan uitgaan dat de minister dit in nauw overleg doet en dat het niet ineens gaat om een uitbreiding van allerlei bevoegdheden? Mijns inziens gaat het vooral om de aanduiding dat men er een taak in heeft en dat er vanzelfsprekend in goede samenwerking met de betrokken grondeigenaren invulling aan moet worden gegeven.

Dit waren mijn opmerkingen in tweede termijn. Ik zal niet alle amendementen nalopen. Er zijn nog diverse amendementen waar wij sympathiek tegenover staan, maar dat blijkt wel uit ons stemgedrag.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink.

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Voorzitter. Allereerst een woord van dank aan de minister voor haar reactie op het denken en doen in de waterketen, en dan ook echt waterketenbreed. Wij verstaan elkaar. Het is goed om dat met elkaar te delen vandaag. Ik ben ook blij met haar toezeggingen en reacties met betrekking tot het gebruik van huishoudwater. Het is goed dat het denken niet stil blijft staan en dat mogelijke ontwikkelingen door moeten kunnen gaan. Ik weet dat er allerlei initiatieven gaande zijn. Het zou goed zijn als initiatiefnemers bij VROM kunnen blijven aankloppen voor advies en mogelijk voor facilitering. Het is prima dat op basis van de Drinkwaterwet restrictief moet worden gehandeld. Ik begrijp de bezwaren op dit terrein heel goed. Wij willen graag reactief meedenken over manieren om de initiatieven vorm te geven.

Ik vind het prima om mijn amendement op stuk nr. 35 te combineren met wat de minister heeft toegezegd over het Drinkwaterbesluit. De amendementen op stuk nrs. 37 en 38 wil ik op dit moment wel handhaven. Onderzoek en ontwikkeling lijken mij heel belangrijke thema's die expliciet moeten worden opgenomen, maar het moet wel te operationaliseren zijn. Ik wens de minister veel succes bij de uitwerking daarvan.

Ik wil ingaan op de opmerking over het opendeurgehalte van amendement op stuk nr. 30. Ook al zou het een open deur zijn, er is niets mis mee om het woord duurzaamheid nog eens expliciet te noemen, zeker in verhouding tot het aantal keren dat het woord doelmatigheid wordt gebruikt in de wettekst.

Dan de amendementen met betrekking tot het afsluiten. Ik ben blij om te horen hoe de minister het uitwerken van het protocol voor zich ziet. De heer Jansen en ik hebben op dit punt vanmorgen van gedachten gewisseld, waarbij de vraag hoe dit geborgd wordt aan de orde kwam. Dit lijkt mij een goede weg.

Ik heb het amendement op stuk nr. 39 over de meters goed op mij in laten werken. Ik denk dat het een goed middel is om dat amendement te laten opnemen, dus ik overweeg steun op dat punt. Ik vind echter wel dat de meter heel nadrukkelijk een middel is, mede in het kader van bewustwording. Het is ontzettend belangrijk om dat meer en meer onder de bevolking van de grond te krijgen.

Tot zover mijn inbreng in tweede termijn.

De voorzitter:

Ik heb een vraag. Houdt u het amendement op stuk nr. 35 aan?

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Dat handhaaf ik.

De heerVan der Staaij(SGP)

Kan mevrouw Wiegman aangeven hoe zij over de tarieven denkt? Ik vind het wel interessant om dat oordeel van de fractie van de ChristenUnie te vernemen.

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie)

Ik moet zeggen dat ik zeer veel sympathie heb voor het stukje werk van de collega's Boelhouwer en Koppejan. Ik ben natuurlijk wel benieuwd waarmee de minister gaat komen, omdat het de vraag is hoe je met die twee knoppen een evenwicht bewaart. Ik ben sterk onder de indruk van de genuanceerde uitwerking in het amendement van de collega's. Ik voel het meest voor het begaan van die weg.

De heerMadlener(PVV)

Voorzitter. Ik was voorafgaand aan dit wetgevingsoverleg eigenlijk positiever dan nu. Ik denk dat de coalitiepartijen toch een beetje de weg zijn kwijtgeraakt. Wij hebben het over levering van drinkwater, een overheidstaak. Daarover zijn wij het wel eens. Vervolgens wordt gesproken over maatschappelijke ondernemingen, bedrijven die maatschappelijk verantwoord moeten ondernemen, duurzaamheid, people, planet, profit. Ik denk dat je een aardig proefschrift kunt schrijven over de onduidelijkheid die deze termen met zich brengen en over de politieke invulling waarover iedereen anders zal denken.

Ik handhaaf mijn amendement waarbij ik ben uitgegaan van de simpele gedachte dat drinkwaterbedrijven voor ons allemaal zijn en tegen de zo laag mogelijke (kost)prijs water moeten leveren dat schoon is. Gelukkig doen ze dat over het algemeen goed; en dat willen wij ook zo houden. Het uitkeren van winst hoort daar niet bij. Dat hoeft helemaal niet, want dat is rondpompen van geld. Dat is absoluut niet nodig. Sterker nog, kijkend naar de taken en de kosten, willen wij ook niet dat die bedrijven Ajax gaan sponsoren. En er zal vast wel een of ander geniaal marketingbureau komen dat tegen de directeur van zo'n bedrijf zegt...

De voorzitter:

Mag van Rotterdammers Feyenoord wel?

De heerMadlener(PVV)

Nee, want je hebt als consu­ment geen keuze, maar er is altijd vanuit marke­tingdiensten wel druk om iets te doen aan de naamsbekendheid. Je ziet dan toch ineens weer reclames van overheidsbedrijven. Het kost allemaal geld en je hebt er geen bal aan, want je hebt, zoals gezegd, als consument geen keuze. Dus geen reclame, geen sponsoring en ook geen ontwikkelingshulp. Ik moet een fors woord van kritiek richten tot de coalitiepartijen die nu zelfs komen met een motie om die ontwikkelingshulp voort te zetten en zelfs uit te bouwen.

Ten eerste, men gaat bij ontwikkelingshulp uit van de veronderstelling dat die kennis niet in die landen aanwezig is. Ik vind dat een hooghartige instelling, want vaak is juist de plaatselijke kennis over waar drinkwater te vinden is, veel groter dan onze kennis over het leveren van drinkwater. De Nederlandse situatie is volstrekt onvergelijkbaar met de situatie in bij voorbeeld de een of andere woestijn. Dus ik vind dat het nergens op slaat om te zeggen dat de drinkwaterbedrijven in ontwikkelingslanden waterputten moeten slaan.

Ten tweede, democratische controle ontbreekt. Hoe weten wij welke regimes op welke manier worden gesteund en hoeveel geld er naartoe gaat? Ik zie er geen enkele controle op. Ik vind het zeer onverstandig dat allerlei overheidsbedrijven zich met ontwikkelingshulp gaan bezighouden en dat dit zelfs wordt gestimuleerd. Dat moeten wij niet doen. Dit nog afgezien van mijn oordeel over ontwikkelingshulp. Dat laat ik nog even in het midden. Die mensen in ontwikkelingslanden hebben ook geen gas of elektriciteit. Gaan gasbedrijven en elektriciteitsbedrijven straks ook ontwikkelingshulp bieden? Dat gaat allemaal in hogere tarieven zitten en die hulp komt ook nog eens slecht terecht. Ik vind het een teken dat de coalitie met alle goede bedoelingen helemaal doorschiet. Dat wilde ik gezegd hebben.

Ik heb al gezegd dat volgens mij de aansluitkosten voor woningen te hoog zijn. Je kunt er iets aan doen door beter samen te werken met andere nutsvoorzieningen, zoals elektriciteitsbedrijven. Door dat ene geultje kun je de verschillende leidingen leggen.

Mensen, planeet en winst, het zijn mooie begrippen, maar ze zijn voor mij hol. Je kunt er alle kanten mee op, zoals ik al heb gezegd en nog wel tien keer zou willen herhalen, maar ik kan er niets mee. Ik weet niet wat ermee wordt bedoeld. Wat is maatschappelijk verantwoord ondernemen eigenlijk? Die waterleidingbedrijven zuiveren gewoon water. Die nemen water in bij de rivier, maken het schoon en pompen het dan een leiding in. Ik gooi het over mijn tuin en vervolgens loopt het via het grondwater weer de rivier in of naar de zee. Wat is daar nou moeilijk aan?

De heerBoelhouwer(PvdA)

Dus waar hebben wij het over?

De heerMadlener(PVV)

Inderdaad. Die bedrijven doen het hartstikke goed, het kost niet veel geld en wij hebben zat water. Hoe schoner je het erin gooit, hoe schoner het er weer uitgaat. Overigens, de waterleidingbedrijven hebben natuurlijk wel veel bereikt door erop te wijzen dat het voor de inname van water noodzakelijk is dat de rivieren schoner worden. Hoe schoner het water is als het naar de zuivering gaat, hoe gemakkelijker het te zuiveren is. Op dat punt hebben zij een belangrijke signaalfunctie gehad. Dat signaal hebben wij vertaald in bilaterale overeenkomsten met Frankrijk et cetera. Dat gaat prima. Laten wij nu niet doen alsof dit een vaag duurzaamheidsgebeuren is. Het is gewoon het zuiveren van water tegen de laagst mogelijke kostprijs. Mijn motie sluit daar het beste bij aan en ik hoop dat iedereen haar steunt. Laten wij niet zo moeilijk doen over allerlei ontwikkelingshulp en weet ik niet wat. In neem nog maar een slokje water, voorzitter!

De voorzitter: Van der Staaij

MevrouwNeppérus(VVD)

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden. Wat mij natuurlijk heel goed deed, is dat zij op het punt van de collectieve leidingwerken zal komen met een nota van wijziging. Ik wacht die even af, maar ik hoop dat daarmee in voldoende mate aan onze wensen tegemoet wordt gekomen. Als het dat het geval is, zal ik het desbetreffende amendement intrekken.

Wat de tarieven betreft, vindt de VVD toch echt dat er iets moet gebeuren, maar eigenlijk alle collega's hebben dat gezegd. Ik wacht de brief van de minister af en ik hoop dat die niet te afhoudend is. Ik heb zelf rechten gestudeerd, laat het gewoon een open brief zijn. Natuurlijk willen wij geen juridische problemen, maar wij vinden echt dat er wat moet gebeuren. Mijn amendement om op dat punt te kijken naar een maximumwinst- en solvabiliteitregulering vindt de minister wel erg in de bedrijfsvoering ingrijpen. Ik kan mij daar wel iets bij voorstellen, maar er moet echt wat gebeuren. Wellicht kan de komende weken worden bekeken wat mogelijk is. Ik hecht natuurlijk niet aan mijn amendement, het gaat mij erom dat er een goede oplossing komt om tot een beperking te komen.

De minister heeft gereageerd op het punt van de precario. De net door de heer Koppejan ingediende motie spreekt mij aan en wij zullen die zeker steunen.

Wat het toezicht betreft, wees de minister op de VROM-Inspectie. Dat die kijkt naar inhoudelijke zaken is natuurlijk goed. Ik begrijp dat de heer Madlener er ook een bezoek aan gaat brengen. Ik heb wel vertrouwen in dat inhoudelijke, maar het gaat hier om die tarieven. Ik hecht daarom nog altijd wel aan de rol van de NMa, ondanks de aarzelingen die de minister op dat punt heeft.

De voorzitter: Neppérus

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor enkele minuten om de minister in de gelegenheid te stellen om haar antwoord voor te bereiden.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

MinisterCramer

Voorzitter. De heer Koppejan vraagt mijn in zijn motie om de precariorechten af te schaffen. Het is een mij sympathieke motie, maar ik moet haar aanneming toch ontraden, omdat dit onderwerp onder de verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken valt. Ik moet om een reactie op de motie te kunnen geven dan ook in overleg met mijn collega.

De heerKoppejan(CDA)

Ik begrijp dat niet goed, want de motie roept de regering ergens toe op. De regering dat bent u en uw collega's. De motie biedt u dan ook alle mogelijkheden om met uw collega van BZK in overleg te gaan. Overigens heeft uw collega al een toezegging gedaan over de gemeenten. Een dergelijke toezegging is er echter nog niet voor de provincies en de waterschappen. Alles wat ik doe, is u vragen om hen daar in overleg met de minister van BZK bij te betrekken.

MinisterCramer

In uw motie verzoekt u de regering om de Tweede Kamer hierover voor het einde van het jaar te informeren en een daartoe strekkende wetswijziging te sturen. Daaruit blijkt dat u ervan uitgaat dat de regering ja zal zeggen op uw inhoudelijke voorstel. Zover wil ik niet gaan, omdat ik daarvoor eerst moet overleggen met mijn collega. Ik sta met andere woorden sympathiek tegenover uw motie, maar moet aanneming van de motie om formele redenen ontraden.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Zult u bij dat overleg met de andere ministeries de bestuurlijke afspraak betrekken dat medeoverheden inspraak hebben bij beslissingen om hun inkomenspositie te veranderen? Deze vraag is overigens de reden dat ik de motie niet heb ondertekend.

De heerVan der Staaij(SGP)

Ik begrijp waarom de minister zegt op dit moment nog geen uitsluitsel te kunnen geven over het oordeel van de regering over de motie. De motie raakt immers de portefeuille van de minister van Binnenlandse Zaken. Is het wellicht wel mogelijk om de Kamer een inhoudelijk oordeel over de motie te doen toekomen, nadat zij heeft overlegd met haar ambtgenoot van Binnenlandse Zaken? De motie komt namelijk wel in stemming.

MinisterCramer

Zoals ik al zei: de primaire verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij mijn collega Ter Horst. Zij moet hierover bovendien overleggen met de betrokken overheidsinstanties. Al met al moet ik de aanneming van de motie om die reden ontraden.

Voorzitter. In de tweede motie van de heer Koppejan, ook ondertekend door de heer Boelhouwer en mevrouw Wiegman, wordt om concrete voorstellen gevraagd voor het overdragen van expertise naar ontwikkelingslanden. Daarmee sluiten de indieners aan op het akkoord Water, Sanitaire voorzieningen en Hygiëne, een onderdeel van het Akkoord van Schokland. Op dit moment overleggen de ministeries van Verkeer en Waterstaat, VROM en Ontwikkelingszaken met Vewin, de Unie van Waterschappen en de VNG over mogelijkheden om hetgeen in de motie wordt gevraagd, te concretiseren. Staatssecretaris Huizinga van Verkeer en Waterstaat heeft hier het voortouw in het kader van haar Watervisie. Het kabinet komt later bij de Kamer terug met de conclusies die het uit dit overleg heeft getrokken.

De heerKoppejan(CDA)

U laat het oordeel over deze motie aan de Kamer?

MinisterCramer

Ja. Ik laat het oordeel aan de Kamer. Ik geef alleen aan dat het kabinet reeds in deze richting werkt.

De voorzitter:

U laat het oordeel dus aan de Kamer.

MinisterCramer

De heer Boelhouwer heeft gevraagd of de grens van 30 m3 te verlagen is. Ik wil overwegen de grens van 30 m3 water te verlagen zodat ook kleinere collectieve voorzieningen verplicht worden tot de uitvoering van een meetprogramma.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Mijn vraag was niet of u het wil overwegen, maar of u het zal doen.

MinisterCramer

Ja.

De heerBoelhouwer(PvdA)

Als u nu volmondig "ja" zegt en het verandert van 30 m3 in 10 m3, dan trek ik het amendement in.

De voorzitter:

Het amendement-Boelhouwer (stuk nr. 14) is ingetrokken.

MinisterCramer

De heer Boelhouwer heeft nog enige beschouwingen naar voren gebracht ten aanzien van het punt van de tarifering. Ook de heer Koppejan en de andere leden hebben dat trouwens gedaan. Ik kom hier nog bij brief op terug. De nuance moet goed worden bekeken. Ik ben van mening dat de reacties qua strekking in lijn liggen met hetgeen ik zelf ook beoog. Het gaat alleen even over de nuancering en daarover zal ik de Kamer deze week schriftelijk berichten.

De heer Jansen heeft een amendement ingediend over verplichte bemetering. Bemetering vindt nu wel flink ingang, maar het is met name in grote steden en oude wijken daarbinnen een probleem. Het is alleen niet zo dat hiervoor geen aandacht is. Integendeel. Er zijn echter technische argumenten en kostenargumenten waardoor steden hier nog niet zo hard getrokken hebben aan de introductie van die meters als elders. Mijn uitgangspunt is dat het streven erop gericht moet zijn om zo volledig mogelijke bemetering tot stand te brengen. Ik ben het wat dat betreft helemaal eens met de heer Jansen. Het punt is alleen dat ik het niet kan waarmaken om een verplichting op te leggen, omdat dit punt speelt bij de verschillende gemeenten. Het streven is erop gericht en de eisen aan de bemetering liggen vast in NEN-normen. Wat dat betreft is het amendement dus overbodig. Het streven is nadrukkelijk gericht op een zo breed en volledig mogelijke bemetering. Dus ook dat onderdeel van het amendement is dus wat mij betreft overbodig. Dat de bewoner toegang moet verlenen voor uitvoering van de werkzaamheden om die meters aan te leggen, hoeft ook niet verder te worden geregeld, want dat is een onderdeel van de wetgeving. Wat mij betreft is de algemene conclusie dat ik dit amendement ontraad, omdat de onderdelen ervan wat mij betreft overbodig zijn.

De heerJansen(SP)

Het is opmerkelijk dat deze artikelen wel voorkomen in de Elektriciteits- en Gaswet en straks zullen voorkomen in de Wet energiebesparing toestellen. Daar is het dus wel nodig om het wettelijk te regelen en hier opeens niet. Dat is merkwaardig. Voor de rest is de minister een beetje inconsequent, want zij zegt dat het af en toe technisch en financieel lastig is, bijvoorbeeld in oudere woningen zoals in Amsterdam. Hoe kan het dan dat in Rotterdam – daar staan ook wel een paar oudere huizen – inmiddels 93% is bemeterd en in Amsterdam 40%? Dat kan niet! Dat komt omdat er in Rotterdam een vooruitziend waterbedrijf heeft gezeten dat er in Amsterdam dus niet zat. De minister heeft dus wel degelijk de mogelijkheid om druk op de ketel te zetten.

MinisterCramer

Daar hebt u gelijk in. Het punt is dat dit soort bemetering afhangt van het soort complex. In een meergezinswoning is het heel lastig om extra voorzieningen aan te brengen als deze woningen niet gerenoveerd worden. Dat loopt gauw op tot € 10.000. Dan wacht je al snel tot die huizen in het kader van renovatie aan vernieuwing toe zijn, in plaats van een enorme investering te doen die in gigantische bedragen gaat lopen. Dit terwijl je weet dat het in een latere fase tijdens een renovatieproces veel goedkoper kan. Dat is de hoofdreden waarom ik er nu geen gefixeerde termijn aan wil verbinden, maar wel heel nadrukkelijk het streven onderstreep.

De heerJansen(SP)

In artikel 30a, lid 1a, wordt gesteld dat het een uitzonderingsgrond is, tenzij het ter beschik­king stellen technisch onmogelijk, dan wel financieel niet redelijk is. Als het echt zo is wat de minister zegt, heeft zij haar uitzondering al in het amendement staan. Daar is niets mis mee. Ik vraag de minister in te gaan op het feit dat in Amsterdam 40% bemeterd is en in Rotterdam 93%. In Amsterdam zijn er net als in Rotterdam toch ook portiekwoningen? Daar is toch geen verschil tussen?

De heer Madlener ben ik tegemoetgekomen door op te nemen "alleen wanneer de eindafnemer erom vraagt". Dus mensen die er geen behoefte aan hebben, krijgen geen meter. Alleen de mensen die graag een meter willen, moeten er wat mij betreft een kunnen krijgen.

De heerMadlener(PVV)

Moeten zij dan ook al die kosten betalen? In Rotterdam krijg je minder water – namelijk de 15% die je bespaart – voor meer geld. Ik snap niet waarom u zo graag die meter wilt. Wat is daar nu het nut van?

De heerJansen(SP)

In lid 2 van artikel 30a van het amendement staat dat de minister eisen kan stellen aan het tarief. Vervolgens kan de klant zelf de rekensom maken of een meter interessant is voor hem of niet. Het is een vrijwillige keuze van de klant. Heeft hij er geen zin in, dan gebeurt het niet.

De heerMadlener(PVV)

Maar de kosten betaalt de klant volledig zelf?

De heerJansen(SP)

In uw eigen regio heeft het waterleidingbedrijf Europoort de plaatsing gratis uitgevoerd door die collectief te doen tegen veel lagere kosten dan bij plaatsing per persoon. Dat zou het meest gunstig zijn.

De heerMadlener(PVV)

Ik vraag u concreet te zijn. Als u zegt dat de klant ervoor kan kiezen maar het ook zelf betaalt, kan ik mij daar nog iets bij voorstellen. Maar dan moeten alle kosten op die ene klant worden verhaald en niet in een soort collectief, want dan gaan andere mensen betalen voor jouw meter en dat is weer niet eerlijk.

De heerJansen(SP)

In dit voorstel betaalt de klant inderdaad een kostendekkend tarief dat de minister kan bepalen. Collectief, over een heel complex, wordt het goedkoper en aantrekkelijker. Als je het in je eentje doet, is het misschien minder aantrekkelijk. Dat is juist.

MinisterCramer

Ik kan toezeggen dat ik de Kamer nader zal berichten over de vraag naar het verschil tussen Rotterdam en Amsterdam in dit opzicht, maar dat krijg ik niet in een week voor elkaar. Ik zal die informatie zo snel mogelijk naar de Kamer sturen. Meer kan ik niet doen, afgezien van de formulering die al in de wettekst staat.

De motie van de heer Jansen om bij de uitwerking van de richtlijnen voor de prestatievergelijking een aantal indicatoren op te nemen. Bij de opstelling van prestatie-indicatoren zal ik bezien of dit mogelijk en zinvol is. Ik twijfel wel of de genoemde elementen voldoende onderscheidend zijn en wil dit daarom nu niet nu al vastleggen. Om die reden ontraad ik de aanneming van deze motie op dit moment, omdat ik eerst de zekerheid wil hebben of het überhaupt wel zinvol is.

De heer Jansen heeft gevraagd naar de taakverdeling tussen KIWA en de bedrijven bij de efficiënte inzet van middelen en deskundigheid, ook in verband met onderzoek. Daarover bestaan duidelijk afspraken tussen de partijen. In de bedrijfstak bepalen de bedrijven wat de optimale inzet van de KIWA kan zijn bij de kennisbehoefte en wat zij zelf aan onderzoek betalen en uitvoeren. Er is dus een gemeenschappelijk programma en een individueel programma.

De heer Jansen heeft verder gevraagd waarom in plaats van voor een verlicht structuurregime niet is gekozen voor een maatschappelijke onderneming. Hij stelde dat er veel meer mogelijkheden zijn om maatschappelijk verantwoord ondernemen in de bedrijfsvoering op te nemen. Zoals al door de heer Koppejan naar voren is gebracht en overigens ook door mijzelf nadrukkelijk is gezegd, zitten in het verlichte structuurregime veel mogelijkheden om dergelijke thema's mee te nemen of anderszins aandacht te schenken aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Hiervoor hoeft dus niet noodzakelijkerwijs een andere vorm gevonden te worden dan de voorgestelde.

De heer Van der Staaij vroeg naar de wijze waarop de sturing van de tarifering geregeld wordt. Hierop kom ik deze week terug in een brief. Daarnaast heeft hij gevraagd of de VROM-Inspectie wel deskundig genoeg is om de tarifering vanuit haar perspectief goed te beoordelen. Hij heeft gelijk als hij zegt dat dit tot nu toe geen hoofdtaak is van de VROM-Inspectie. Men krijgt deze taak er nu bij en zal expertise moeten gaan ontwikkelen en mensen aanstellen die deze taak gaan uitvoeren, net zo goed als men de taak krijgt om de prestatievergelijking goed te kunnen analyseren. De NMa gaat over mededinging en daar gaat het in dit geval niet om.

De samenwerking tussen de agrarische sector en de drinkwaterbedrijven vind ik op zich een goed punt. Grondwaterbescherming gaat immers ook over de gebruikers van dat grondwater. Dit zijn zaken die worden geregeld in provinciale beschermingsverordeningen. Mij is bekend dat tussen de partijen overleg wordt gevoerd over een zorgvuldig beheer van het grondwater.

Mevrouw Wiegman heeft opnieuw de relatie tussen duurzaamheid en doelmatigheid onder de aandacht gebracht. Ik neem haar zorg serieus en heb ook in mijn antwoord toegelicht dat beide punten als twee zeer duidelijk onderscheiden pijlers in de wet zijn opgenomen. In die zin kan ik haar zorg deels wegnemen. Punt blijft – de heer Madlener sprak hierover – wat "duurzaamheid" is. Dit begrip is niet zwart op wit in beton gegoten. De interpretatie van het begrip door de verschillende bedrijven loopt uiteen. Dit is ook onderdeel van de invulling die een bedrijf eraan wil geven, ook in het kader van het bredere thema maatschappelijk verantwoord ondernemen.

De vraag van mevrouw Neppérus over expertise van de VROM-Inspectie heb ik beantwoord naar aanleiding van de vraag van de heer Van der Staaij. Hiermee heb ik mijns inziens op hoofdpunten geantwoord op de vragen van de Kamer in tweede termijn.

De voorzitter:

Mijnheer Madlener, ik zie dat u nog iets wilt vragen. U mag alleen iets vragen wat nog niet aan de orde is geweest. De discussie wordt niet heropend.

De heerMadlener(PVV)

Ik heb gevraagd naar de aansluitkosten van individuele woningen die soms erg uit de hand lopen.

MinisterCramer

Dat is onderdeel van de prestatievergelijking en de bedrijfsvoering en moet door middel van transparante informatievoorziening duidelijk worden. Hierop moet een bedrijf aanspreekbaar zijn.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor haar antwoorden. Er waren heel veel amendementen en wij hebben er nog moties bij gekregen. Dit betekent dat wij het woord "prestatievergelijking" weer gebruiken waar wij tot voor kort spraken van "benchmarking". Ik zou zeggen dat het bijna weer tijd is voor een nota van wijziging. Nog deze week krijgen wij een brief van de minister over tarifering, teneinde hierop grip te krijgen. Ik neem aan dat de verschillende woordvoerders aan de hand daarvan zullen nadenken of zij hun amendement handhaven dan wel intrekken of wijzigen. Er komt een nota van wijzing over collectieve leidingen die ook weer aanleiding kan zijn voor amendementen. Ik stel voor dat wij dit onderwerp nog niet aanmelden voor de stemmingen, als wij deze stukken hebben ontvangen. Dan lopen wij hierop immers te veel vooruit. Woensdag over een week is de eerstvolgende procedurevergadering. Ik stel voor om tijdens deze vergadering waarop alle partijen vertegenwoordigd zijn, aan de hand van de stukken te besluiten hoe verder te gaan.

Ik dank de collega's voor hun inbreng, ik dank de minister en haar medewerkers voor de beantwoording en ik dank alle belanghebbenden voor hun interesse. Ik sluit dit wetgevend overleg.

Sluiting 15.42 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).

Plv. leden: Duyvendak (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Jacobi (PvdA), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), Kamp (VVD), Timmer (PvdA), Waalkens (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (ChristenUnie).

Naar boven