30 895
Nieuwe bepalingen met betrekking tot de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterwet)

nr. 29
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 22 mei 2008

Het voorstel van de wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. De voordracht voor een krachtens deze wet vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

B

Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel B vervalt.

2. In onderdeel C, aanhef, wordt «Artikel 11a» vervangen door: Artikel 12.

C

Aan artikel 35 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere eisen gesteld ten aanzien van de opzet en inhoud van het in het eerste lid bedoelde verslag.

Toelichting

Onderdeel A

In mijn brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 29 april jl. (30 895, nr. 27) is een voorhangprocedure genoemd als optie voor het betrekken van de Tweede (en Eerste) Kamer der Staten-Generaal bij het regelen van de winst van waterleidingbedrijven, indien het regelen van de winst bij amvb (het Drinkwaterbesluit) plaats zou vinden. Dit sluit ook aan bij het amendement-Jansen (30 895 nr. 18).

Ongeacht de wijze van regeling van de winst – in amvb of wet – kan worden geconstateerd dat bij de Kamer de wens leeft om door middel van een voorhangprocedure ook in bredere zin dan alleen voor de winstregels betrokken te worden bij de regels op grond van de Drinkwaterwet die bij algemene maatregel van bestuur (het Drinkwaterbesluit) worden gesteld. Verwezen wordt naar het amendement van het lid-Koppejan (30 895, nr. 24), waarbij is voorgesteld een voorhangprocedure in te voeren voor amvb’s als bedoeld in artikel 31, tweede lid, en artikel 32, tweede lid (prestatievergelijking) en het amendement-Jansen (30 895, nr. 20) en het daarin voorgestelde nieuwe artikel 30a (afsluitbeleid). Ik merk hierbij het volgende op.

Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is de eerder in het wetsvoorstel opgenomen voorhangplicht vervallen, mede omdat, zoals de Raad aangaf, een actuele, inhoudelijke motivering van het handhaven daarvan ontbrak (30 895, nr. 4, punt 6). Geconstateerd kan echter worden dat bij de Kamer een brede politieke wens leeft tot handhaving van de voorhangprocedure voor in elk geval een deel van de bij amvb te regelen onderwerpen die van wezenlijk belang zijn in het kader van de openbare drinkwatervoorziening. Om die reden wordt in deze derde nota van wijziging aan de wens van de Kamer tegemoetgekomen. Om praktische redenen wordt daarbij een algemeen geldende voorhangprocedure voorgesteld, op te nemen in artikel 1 (nieuw zevende lid), die van toepassing is op het Drinkwaterbesluit en elk besluit waarbij dat besluit wordt gewijzigd. Er wordt een algemene voorhangplicht voorgesteld, omdat de bij amvb te stellen regels zoveel mogelijk in het Drinkwaterbesluit zullen worden opgenomen en bij de vaststelling of wijziging van dat besluit (veelal) meerdere onderwerpen zullen worden geregeld, waardoor het niet goed mogelijk is om onderscheid te maken naar de inhoud van het te regelen onderwerp en daarvan af te laten hangen of de voorhangprocedure van toepassing is.

Ook sluit dit aan bij de huidige in artikel 4a van de Waterleidingwet geregelde voorhangplicht voor het Waterleidingbesluit. Dit betreft onder meer de kwaliteitseisen en normstelling ten aanzien van drinkwater.

Onderdeel B

In onderdeel B zijn twee technische wijzigingen opgenomen. Artikel 10a van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) is per 1 januari 2008 vervallen op grond van de Wet Overige fiscale maatregelen 2008 (Stb. 2007, nr. 563). Het vervallen van artikel 48, onderdeel B, vloeit hieruit voort. Voorts wordt artikel 48, onderdeel C, in overeenstemming gebracht met de nieuwe nummering van de Wbm.

Onderdeel C

Met deze toevoeging wordt een wettelijke basis verschaft om nadere eisen te stellen aan de opzet en inhoud van het verslag dat over de prestatievergelijking wordt uitgebracht. Daarbij kan worden gedacht aan het opstellen van een model, dat bij de verslaglegging wordt gehanteerd.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Naar boven