30 872 Landelijk afvalbeheerplan

Nr. 83 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2012

Op woensdag 7 maart kon de eerste termijn van het Algemeen overleg grondstoffen en afval niet worden afgerond. Daarom is afgesproken dat ik de nog onbeantwoorde vragen schriftelijk beantwoord. In de voorliggende brief zijn mijn antwoorden opgenomen.

1. Akkoord Verpakkingen

In het Regeerakkoord is de Rijksbijdrage van € 115 miljoen per jaar aan het Afvalfonds vanaf 2013 geschrapt. Later is in het kader van vereenvoudiging van het belastingstelsel besloten om de verpakkingenbelasting af te schaffen. Ik ben toen onmiddellijk begonnen met het voeren van oriënterende gesprekken met de betrokken partijen om te komen tot een alternatieve financiering voor inzameling en hergebruik van verpakkingsafval. Sinds begin vorig jaar zijn op initiatief van mijn ministerie dan ook eerst in een kerngroep en vervolgens in een Stuurgroep gesprekken en onderhandelingen gevoerd met de VNG en het verpakkende bedrijfsleven om te komen tot afspraken.

Het akkoord waarover de onderhandelingsdelegaties van de VNG, het verpakkende bedrijfsleven en IenM overeenstemming hebben bereikt, draagt bij aan vergroening van onze economie. Het leidt tot efficiënter gebruik van grondstoffen en zet grondstoffenrotondes in beweging. Op termijn moet een kostendekkende keten ontstaan, met een goede verantwoordelijkheidsverdeling in de keten en met de langjarige zekerheid die investeringen en innovaties mogelijk maakt. Dat zijn de elementen die in dit akkoord geborgd worden, en die zullen leiden tot vermindering van milieudruk, meer aandacht voor de verduurzaming van de economie en hebben daarmee voordelen voor alle partijen.

Het akkoord bevat op hoofdlijnen de volgende afrekenbare afspraken:

  • Het bedrijfsleven heeft wettelijke verantwoordelijkheid en zorgt voor de bekostiging van het systeem van inzameling en hergebruik van verpakkingsafval.

  • Het akkoord heeft een looptijd van 10 jaar.

  • Er komt een verduurzamingsagenda, een kennisinstituut voor de verduurzaming van de verpakkingsketen met concrete projecten.

  • De doelstelling voor hout stijgt van 25% naar 45% in 2022.

  • Gemeenten blijven vergoeding ontvangen voor zwerfafval.

  • Het bedrag wordt bijna verviervoudigd van 5,5 miljoen naar 20 miljoen op jaarbasis gedurende de looptijd van het akkoord.

  • In de AMvB wordt de wijze van monitoring beter vastgelegd, waardoor er in de toekomst minder discussie over de cijfers zal ontstaan.

Voor kunststof:

  • Voor het eerst zijn afspraken gemaakt over de toepassing van hergebruikte materiaal in PET-flessen. Het percentage zal in 2018 minimaal 23% voor kleine flessen zijn en 28% voor grote flessen. Hierdoor wordt de markt voor gerecycled kunststof vergroot.

  • De hergebruiksdoelen voor kunststof verpakkingsafval stijgen van 43% in 2013 naar 52% in 2017 als streefdoel en in 2022 als resultaatsdoel.

  • Gemeenten krijgen meer regie over de keten dat zorgt voor meer hergebruik en efficiency in de keten.

  • Gemeenten hebben keuzevrijheid over de manier van inzameling, mits ze aan normen voldoen.

  • Evenzo krijgt het verpakkende bedrijfsleven keuzevrijheid in de manier van inzameling van PET-flessen en heeft reeds aangegeven af te willen stappen van het statiegeldsysteem, maar niet voor 2014.

  • Gemeenten krijgen ook vergoeding voor kosten die ze onverhoopt moeten maken doordat de grote PET-flessen niet meer via statiegeld worden ingezameld en daardoor mogelijkerwijs in het restafval, in bakken op straat of in zwerfafval terecht komen.

  • Gemeenten krijgen echter door de afschaffing van statiegeld ook een stroom binnen handbereik, die lucratief is, waardoor ze niet alleen meer kunnen inzamelen, maar ook hoogwaardigere materialen kunnen afzetten.

  • Het bedrijfsleven financiert een campagne om het publiek adequaat voor te lichten over de intrekking van statiegeld. Inhoud van de campagne wordt bepaald door de 3 partijen gezamenlijk.

  • De bestaande verkoopkanalen kunnen grote PET-flessen inzamelen binnen of in de directe omgeving van het verkooppunt tot 1-1-2015.

  • Verder wordt er geborgd dat de hoeveelheid hergebruik minimaal gelijk blijft. De massa die samenhangt met de statiegeldflessen is nu 25 kton/jaar, in totaal wordt nu vanuit de huishoudens 59 kton/jaar hergebruikt. De totale hoeveelheid hergebruikt kunststof materiaal vanuit de huishoudens zal minimaal 85 kton/jaar zijn.

Visie

Ik vind dat er zo min mogelijk materiaal verloren moet gaan in de keten van verpakkingen. Het materiaal dat gebruikt wordt, moet zo duurzaam mogelijk zijn. En nadat het verpakkingsmateriaal zijn nut heeft gehad, wordt het weer opnieuw gebruikt, zo mogelijk voor dezelfde toepassing. Uiteindelijk kan de keten gesloten worden doordat de waarde van het hergebruikte materiaal de kosten dekt.

Het gesloten akkoord zet grote stappen in de richting van dit doel. Voor een aantal verpakkingsmaterialen, zoals glas, metaal, papier en karton, is de kringloop economisch al nagenoeg gesloten: de baten dekken de kosten. Voor kunststof is dat nog niet zo ver. Ik beschouw de huidige, versnipperde verantwoordelijkheid voor de kunststofketen als een van de oorzaken daarvan die aangepakt moet worden.

Er is de afgelopen jaren belangrijke winst geboekt: de verpakkingen worden duurzamer en het inzamelen en hergebruiken van kunststof is goed op gang gekomen. Steeds meer burgers dragen hieraan bij door kunststof in hun afval te scheiden. Maar er is meer nodig om te komen tot een kringloop die zichzelf bedruipt, zoals kostenefficiëntie en een markt voor gerecycled materiaal.

Vertaling visie naar akkoord

Structureel toewerken naar een duurzamere kunststofketen vergt kennis. Kennis vanuit de wetenschap, vanuit de praktijk en vanuit de overheid. Het opstellen en uitvoeren van een «Kennisagenda verduurzaming verpakkingen» staat bewust bovenaan in het akkoord. Deze agenda wordt uitgevoerd door een kennisinstituut waarin de komende tien jaar onafhankelijk en afrekenbaar wordt gewerkt aan verduurzaming van de verpakkingsketen. Dit kennisinstituut wordt door het verpakkende bedrijfsleven, in overleg met de VNG en IenM, opgezet en bekostigd. Over de voortgang van de afspraken zal dit instituut aan IenM rapporteren.

Maar ook op onderdelen gaan we de keten versterken. De inzamelstructuur moet verder worden verbeterd, zodat het voor de burger nog gemakkelijker wordt zijn kunststof in te leveren, en net zo vanzelfsprekend als hij dat met glas doet. De toepassingen van het ingezamelde kunststof vervolgens, moet hoogwaardiger worden door constante aanvoer en duidelijke kwaliteitseisen. De kosten van het inzamelen en hergebruik gaan omlaag door intelligenter inzamelen en uitsorteren. Dit wordt bereikt door de versnipperde verantwoordelijkheid tegen te gaan met meer regie over de keten, door te leren van best practices en door schaalvoordelen.

Om de keten verder te verduurzamen, stelt het akkoord hoger wordende doelstellingen: zowel voor het inzamelen van kunststof als voor het gehalte van hergebruik in nieuwe verpakkingen. Ik vertrouw daarbij op de kennis van de partijen die in deze keten de regie voeren. De gemeenten weten het beste hoe zij effectief en kwalitatief kunnen inzamelen; zij krijgen daarvoor de vrijheid, ook over het sorteren. Gemeenten krijgen hun kosten vergoed op basis van de hoeveelheid herbruikbaar kunststof die zij inzamelen. Dit stimuleert hen om zoveel mogelijk kunststof in te zamelen en beloont hen voor verbetering van hun infrastructuur. Het daagt gemeenten uit ervoor te zorgen dat hun burgers hun kunststof afval gemakkelijk en gericht kunnen inleveren, waardoor de kosten van de keten omlaag gaan.

Behalve gemeenten kunnen ook supermarkten kunststof inzamelen, door het heffen van statiegeld. Het bedrijfsleven heeft echter in meerderheid de wens om op termijn de stroom die nu via de supermarkten loopt, te laten inzamelen door de gemeenten. Dit heeft twee effecten. De gemeentelijke inzamelstructuur voor kunststof krijgt meer stevigheid: er komt meer materiaal in dat systeem en het materiaal is waardevoller. Een ander effect is dat de kosten omlaag gaan: het statiegeldsysteem brengt hoge administratieve en logistieke lasten met zich mee.

Statiegeld is ingevoerd op een moment dat er verder geen kunststof inzamelsysteem was.

Sinds 2008 wordt ook kunststof (gescheiden) ingezameld en gerecycled. Dit systeem is in een paar jaar goed opgebouwd zodat het hergebruik van de huishoudelijke stroom bijna vertienvoudigd is, namelijk van 6 kton hergebruik in 2008 naar 59 kton hergebruik in 2010.

Statiegeld op grote PET flessen heeft zijn dienst bewezen voor het inzamelen van de 25 kton kunststof die gemoeid is met deze stroom. Maar mijn ambitie is om veel meer kunststof in te zamelen. Daarvoor wil ik de gemeentelijke inzamelstructuur (Plastic Heroes) versterken.

Het statiegeldsysteem kost 40 miljoen euro/jaar en dat betekent 6 cent per fles. Dat komt door de inzamelstructuur, voor grote PET flessen is die als volgt:

  • de flessen zijn voor eenmalig gebruik die na inzameling in de supermarkt gesorteerd moeten worden;

  • ze worden daarna leeg vervoerd naar drie sorteercentra voor verdere sortering met een tijdrovend administratief werk;

  • ze worden daarna versnipperd en gerecycled.

Deze stroom kan makkelijk geïntegreerd worden in het Plastic Heroes systeem, wat een aantal handelingen bespaart. De burger gaat dan niet naar de supermarkt met de PET-fles, maar naar de plastic heroes bak die naast de glasbak staat. Inmiddels is bewezen dat de burger de weg naar de glasbak goed weet te vinden. Nederland is koploper in Europa als het gaat om het inzamelen van glas, overigens zonder statiegeld. Deze omschakeling geeft ook een reductie van kosten van 75%, naar 1 á 1,5 cent per fles.

De cijfers laten zien dat er in Nederland in 2010 454 kton aan kunststof verpakkingen op de markt is gebracht. De grote PET flessen vormen dus een relatief kleine stroom, die erg duur is. In huishoudelijk afval zit ondanks de nu al goede inzameling nog steeds veel kunststof verpakkingen die niet in de plastic hero bakken komen, naar schatting minstens 150 kton/jaar.

Omschakelen van inzamelen van deze stroom van statiegeld naar plastic heroes heeft dus 3 voordelen:

  • De gemeentelijke kunststofinzameling wordt versterkt doordat er een waardevolle stroom bij komt;

  • De burger kan de flessen makkelijk kwijt, op dezelfde plaats als glas, of gewoon in de plastic hero zak;

  • Er is een kostenreductie van 6 ct per fles naar 1 á 1.5 ct per fles of van € 40 miljoen naar € 10 miljoen op jaarbasis.

Wanneer meer ingezameld wordt en de kosten omlaag gaan, komt voor kunststof het ideaal van een renderende keten dichterbij.

Wat levert dit akkoord op?

Het akkoord biedt belangrijke voordelen voor alle drie de partners:

De gemeenten zorgen voor inzameling van kunststof, en zijn vrij dat te doen op een manier die op hun specifieke omstandigheden is toegesneden. De gemeenten

worden vergoed op basis van de kosten die ze maken. Tegelijk worden ze geprikkeld om hun kosten te reduceren door efficiënter in te zamelen.

De vergoeding voor zwerfafval wordt bijna viervoudig voortgezet, en ook onverhoopte meerkosten door het afschaffen van statiegeld worden door de sector vergoed.

Het verpakkende bedrijfsleven krijgt een inzamelstructuur die het mogelijk maakt hun hergebruikdoelstellingen te bereiken en toe te werken naar een rendabele, gesloten keten. Door te focussen op één systeem van inzameling, en door verder te investeren in de verbetering daarvan, kan de potentie van dit systeem volledig worden benut.

De «Kennisagenda verduurzaming verpakkingen» zorgt voor bundeling van kennis en leidt tot innovatie en daarmee tot verdere verduurzaming van de keten.

Het Rijk ten slotte werkt met dit akkoord aan zijn streven om kringlopen te sluiten, met ambitieuze doelstellingen en spin off voor de Nederlandse economie.

Ook vind ik het erg belangrijk dat de afspraken worden nagekomen en ik zal daar dan ook met de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) op toezien.

Dit akkoord levert een bijdrage aan de Europese routekaart voor grondstoffenefficiëntie. Nederland toont met dit akkoord een hoge ambitie. Het percentage voor recycling van kunststofverpakkingen is bijna het dubbele van de Europese doelstelling van 22,5%. Wij recyclen 74% van al het verpakkingsafval. Het Europese gemiddelde voor recycling van verpakkingsafval in 2009 was 62%.

We zitten hier in de top 3 van Europa en laten alleen België (79%) en Denemarken (84%) voor ons.

De Europese Richtlijn Verpakkingen en verpakkingsafval (94/62/EG) schrijft voor verpakkingen materiaalhergebruik voor en laat het aan de lidstaten over hoe dat te realiseren. De systemen van inzameling verschillen dan ook in Europa. Zo zamelt België alleen harde fracties van kunststof in en heeft Duitsland voor een duaal systeem gekozen.

Zwitserland is van statiegeld overgegaan naar alleen inzameling van drankflessen.

Met dit akkoord voldoen wij aan onze verplichtingen die in de Europese richtlijn Verpakkingen verpakkingsafval (94/62/EG) zijn vastgelegd.

Hieronder ga ik in op de afzonderlijke vragen die gesteld zijn door verschillende Kamerleden.

Status verpakkingen akkoord

VRAGEN van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van Tongeren (GL) en Dikkers (PVDA) over de status van het akkoord en hoe ik tegen de positie van VNG aankijk.

ANTWOORD:

Onderhandelingsdelegaties van de VNG, het bedrijfsleven en het ministerie van IenM hebben een zorgvuldig onderhandelingsproces gevoerd, waarin elke partij de eigen wensen en belangen naar voren heeft kunnen brengen. Het proces heeft geleid tot een akkoord dat binnen de delegaties een breed draagvlak kent, uitvoering geeft aan ieders verantwoordelijkheid en een afgewogen en evenwichtig integraal pakket maatregelen bevat. Omdat het een integraal akkoord is, is het niet mogelijk één pijler eruit te halen; dat zou tot nieuwe onderhandelingen over het gehele pakket leiden. Ik vind dit akkoord evenwichtig en tegemoet komen aan de belangen van alle partijen.

Uitvoering akkoord

VRAGEN van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), mevrouw Van Tongeren (GL) en mevrouw Ouwehand (PVDD) over de uitvoering van het akkoord.

Er bestaat bij deze leden twijfel of het verpakkende bedrijfsleven haar deel van het akkoord wel zal invullen en de leden willen weten welke middelen er zijn om te borgen dat de afspraken worden nagekomen.

ANTWOORD:

Het akkoord dat ik u heb toegestuurd, is een onderhandelakkoord van de delegaties van de VNG, het verpakkende bedrijfsleven en van het ministerie van IenM dat naar ik hoop zal worden ondertekend door de drie genoemde partijen.

Ik ga er van uit dat ondertekening door vertegenwoordigers van de betrokken partijen al een garantie is voor uitvoering, maar uiteraard zal ik als staatssecretaris alle relevante middelen gebruiken om er voor te zorgen dat het akkoord wordt uitgevoerd. Het akkoord is voor de rechter afdwingbaar.

Daarnaast zullen de afspraken uit het akkoord worden opgenomen in wetgeving voor zover dat kan, en anders in een vorm van certificering.

Dat maakt handhaving door de Inspectie mogelijk. Ik vind het zelf erg belangrijk dat wij deze waarborgen inbouwen. Ik zal u jaarlijks op de hoogte stellen van de voortgang van de afspraken.

Bekostiging

VRAGEN van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) en mevrouw Van Tongeren (GL) over de hardheid van de bekostiging van het stelsel.

ANTWOORD:

De producenten en de importeurs van verpakkingen hebben de wettelijke verplichting tot de bekostiging van de inzameling en recycling van verpakkingsafval. Dat betekent dat het verpakkende bedrijfsleven zal zorgen voor de bekostiging.

Overigens betreffen de kostenstudies die in het onderhandelakkoord staan genoemd, niet de bekostiging als zodanig en hebben daar geen invloed op. Ze zijn nodig om de hoogte van de vergoedingen te bepalen die aan gemeenten zullen worden uitgekeerd voor het aanleveren van het kunststof verpakkingsafval.

Bron- en nascheiding

VRAGEN van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) en mevrouw Van der Werf (CDA) over bron- en nascheiding.

ANTWOORD:

Mijn standpunt hierin is volstrekt helder: ik stuur op doelen en laat de keuze voor de middelen aan de verantwoordelijke partijen. Dat betekent dat de gemeenten zelf mogen bepalen hoe ze de inzameling van kunststof verpakkingsafval realiseren, dus bron- of nascheiding, mits zij aan de gestelde normen voldoen. Dit betekent ook dat initiatieven zoals die van Pijnacker wat mij betreft in dit akkoord een plek kunnen krijgen.

Statiegeld

VRAGEN van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), de heer Jansen (SP), mevrouw Van Tongeren (GL), mevrouw Ouwehand (PVDD) en mevrouw Dikkers (PVDA) over afschaffen dan wel uitbreiden van het statiegeldsysteem.

ANTWOORD:

Mijn sturingsfilosofie is dat ik op doelen stuur en de keuze voor de middelen om doelen te bereiken aan de verantwoordelijke partijen overlaat. Dat betekent bijvoorbeeld keuzevrijheid voor gemeenten om te kiezen tussen bron- en/of nascheiding, maar ook keuzevrijheid voor bedrijven om te kiezen voor inzameling via een statiegeldsysteem.

Onder het kopje «Status verpakkingen akkoord» heb ik aangegeven dat het om een integraal akkoord gaat, waarbij het wegtrekken van één onderwerp niet zonder meer mogelijk is.

Overigens vind ik dat ook de burger hier een verantwoordelijkheid heeft. En daar vertrouw ik ook op. Ik geloof dan ook niet in wat sommige partijen zeggen, namelijk dat er een toename zal zijn in zwerfvuil. Het is niet zo dat de 1,5 liter flessen ineens door de burger in de bosjes worden gegooid.

Twynstra Gudde schrijft in haar bevindingenrapport over de werking van het Besluit Verpakkingen en papier en karton (Twynstra Gudde, Bevindingenrapport evaluatie werking Besluit beheer verpakkingen en papier en karton, 18 mei 2011) de verwachte gevolgen voor zwerfafval beperkt zijn.

De burger blijft bij de uitvoering van het akkoord nog steeds kunststofflessen scheiden en brengt de fles naar de kunststofinzameling in plaats van naar de supermarkt. Net zoals dat al jaren gebeurt bij glas. De gemeenten hebben hier een belangrijke rol in. Zij weten immers het beste wat er moet gebeuren zodat hun burgers zorgen voor een optimale inzameling. Met het nieuwe akkoord krijgen de gemeenten de ruimte om de inzamelstructuur verder te verbeteren in aansluiting op de specifieke omstandigheid ter plaatse. Dit is ook nodig om de hogere doelen te halen. Goede voorlichting gecombineerd met een goed alternatief inzamel- en/of nascheidingssysteem moeten het de burger zo makkelijk mogelijk maken. In die zin speciale aandacht voor de gemeenten (met name de grote gemeenten) die het inzamelen van kunststof verpakkingen nog niet of onvoldoende uitvoeren. Als deze gemeenten de inzameling goed oppakken, dan ben ik ervan overtuigd dat we ons geen zorgen hoeven te maken over het halen van de doelstellingen.

Toelichting

Er komen jaarlijks 650 miljoen grote PET flessen op de markt.

Na eenmalig gebruik volgt inzameling, sorteren in 3 centra, versnipperen en recycling.

Kosten hiervan volgens het bedrijfsleven: 40 miljoen euro per jaar, komt overeen met 6 eurocent per fles.

Er circuleren per jaar ook 500 miljoen kleine PET flesjes en 200 miljoen kleine PE flesjes voor eenmalig gebruik.

70% daarvan wordt buitenshuis gebruikt.

Als deze kleine flesjes zouden worden toegevoegd aan het statiegeld systeem (dus uitbreiding met inzamelen en sorteren bij kleine verkooppunten) kost dat circa 70 miljoen euro, komt overeen met 10 eurocent per flesje.

Doelstellingen voor kunststof verpakkingen.

VRAGEN en reacties van diverse leden over de doelstelling van 52% voor kunststof verpakkingsafval in relatie tot de 65% als doelstelling voor het totaal aan huishoudelijk afval.

ANTWOORD:

Ik heb in mijn afvalbrief aangegeven dat ik voor het huishoudelijk afval een recyclingspercentage van 65% wil bereiken.

Dat kan alleen samen met andere betrokken en verantwoordelijke partijen worden gehaald. In tonnen betekent dit ongeveer 6 miljoen ton recycling op een totaal van 9 miljoen ton huishoudelijk afval.

Slechts 5% van dat totaal aanbod van huishoudelijk afval (450 000 ton) is kunststof verpakkingsafval. Een lagere doelstelling voor deze relatief beperkte stroom (52% in plaats van 65%) betekent dat iets meer recycling van andere stromen nodig is om 65% recycling van het totaal te bereiken.

Het inzamelen van kunststof is relatief nieuw, ik ben tevreden over de resultaten en de groei die tot heden gehaald worden en de groei die er gehaald wordt.

Voor alle verpakkingen tezamen is het recyclingpercentage 74%, dus een stuk boven de 65%.

Drankenkartons

VRAGEN van diverse Kamerleden over gescheiden inzameling en recycling van drankenkartons.

ANTWOORD:

Het Besluit verpakkingen kent een hoge doelstelling van 90% voor recycling van papier en karton. Daar vallen zowel de verpakkingen als de niet verpakkingen (kranten, tijdschriften, enz.) onder. Drankenkartons bestaan gemiddeld voor 80% uit papier.

In principe staan de middelen vrij. Ik zie echter ook wel potentieel in deze stroom. Dit is een onderwerp dat precies past binnen de verduurzamingsagenda die in het akkoord is afgesproken.

De recycling van drankenkartons is technisch wel mogelijk en het milieurendement daarvan is hoog. Het gaat echter om een stroom die zichzelf nog niet bedruipt en dat betekent dat het geld kost. Om die reden is het van belang om te kijken of het wel zinvol is om die euro die je maar één keer uit kunt geven, in deze stroom te steken.

Daarom stel ik dan ook voor een pilot uit te laten voeren in een representatief aantal gemeenten voor het gescheiden inzamelen en hergebruiken van drankenkartons.

Afvalbedrijven melden aan Nedvang

VRAAG van de heer Leegte (VVD) over het melden van alle afvalbedrijven aan Nedvang hoeveel kunststofverpakking zij inzamelen bij bedrijven

ANTWOORD:

Kunststof verpakkingsafval van bedrijven komt op veel verschillende plaatsen vrij en kent na sortering veel verschillende recyclingsmogelijkheden. De inspectie heeft vorig jaar al voorgesteld om dit beter meetbaar te maken door een certificeringsrichtlijn in te voeren. Ik heb daarover overleg gehad met betrokken partijen en men heeft toegezegd dat deze richtlijn wordt geïmplementeerd.

Daarbij wil ik wel opmerken dat er altijd een onnauwkeurigheid zal blijven bestaan, omdat de richtlijn praktisch en pragmatisch moet blijven en niet mag leiden tot onevenredig zware lasten voor de uitvoering.

Zwerfafval

VRAGEN van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), mevrouw Van Tongeren (GL), de heer De Mos (PVV) en mevrouw Van Veldhoven (D66) over de hoeveelheid geld voor zwerfafval, de boetes, de handhaafbaarheid van de afspraken en het verscherpen van toezicht op zwerfafval.

ANTWOORD:

Burgers veroorzaken zwerfafval en de maatschappij heeft daar last van. Ik begrijp dat dit voor gemeenten een belangrijk onderwerp is. Gemeenten zijn vaak verantwoordelijk voor het opruimen en hebben belang bij zo goed mogelijke preventie van het weggooien.

Het verpakkende bedrijfsleven is niet verantwoordelijk voor het opruimen van zwerfafval. Vanuit haar maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft het verpakkende bedrijfsleven in het onderhandelakkoord afgesproken op jaarbasis 20 miljoen euro beschikbaar te stellen voor de aanpak van zwerfafval gedurende de looptijd van het akkoord.

Dit jaar ontvangen de gemeenten 5,5 miljoen euro voor het Focusprogramma Zwerfafval. Deze bijdrage zou ophouden als er geen nieuw akkoord zou worden gesloten.

Dit bedrag heeft het bedrijfsleven met de afspraken in het akkoord dus bijna verviervoudigd.

Preventie en verduurzaming

VRAGEN van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), mevrouw Van Tongeren (GL) en de heer De Mos (PVV) over preventie en verduurzaming van de keten van verpakkingen.

ANTWOORD:

Dit is voor mij een erg belangrijk onderdeel van het onderhandelakkoord, het is opgenomen in de vorm van een verduurzamingsagenda. Die borgt, samen met de komst van het Kennisinstituut, dat er op structurele basis ontwikkelingen op het gebied van verduurzaming van verpakkingen worden gevolgd en toegepast. Er is afgesproken dat in 2012 en 2013 voor de verschillende stromen hoogst haalbare ambities worden opgesteld voor 2018, waar vervolgens in stapjes naar toe wordt gewerkt. Vervolgens wordt in 2018 op dezelfde wijze bezien wat haalbaar is voor 2022.

Als voorbeeld: momenteel is afgesproken dat kleine petflessen in 2018 voor 23% uit gerecycled materiaal moeten bestaan en de grote petflessen voor 28%. Als in de periode 2012/2013 uit onderzoek van het onafhankelijke instituut blijkt dat deze percentages hoger kunnen zijn, dan zal, conform het onderhandelakkoord, naar die hogere percentages worden toegewerkt. In het onafhankelijke instituut zijn bedrijfsleven, VNG, I&M en wetenschappers vertegenwoordigd.

Het bedrijfsleven zet zich hiermee in voor minder gebruik en minder verlies van grondstoffen, meer gerecycled materiaal in verpakkingen, meer recycling van verpakkingen en het zoeken naar alternatieven met lagere milieudruk.

Maar nog belangrijker is de stap die is gezet naar het niet meer alleen naar de verpakking kijken, maar ook naar de product-verpakkingscombinatie. Het is uit het oogpunt van milieurendement namelijk beter om de houdbaarheid van voedsel te verlengen door meer verpakkingen te gebruiken (minder voedselverspilling), dan minder of geen verpakking te gebruiken en een kortere houdbaarheid van voedsel (meer voedselverspilling).

Het uitvoeren van de verduurzamingsagenda is essentieel om te komen tot verduurzaming van de hele keten. Door daar met elkaar aan te werken verwacht ik dat er grote stappen gezet kunnen worden. Hier zal ik op toezien. Enerzijds door de mij ter beschikking staande middelen te gebruiken om te garanderen dat de agenda wordt uitgevoerd (zie verder onder «Uitvoering akkoord», dat stuk geldt onverkort ook voor de verduurzamingsagenda). Anderzijds door ook als Ministerie actief deel te nemen en door maatschappelijke partners te stimuleren dat ook te doen.

Beschikbaarheid rapporten

VRAGEN van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) en mevrouw Van Tongeren (GL) over toezending van rapporten. Het betreft hier de monitoringsrapportage 2010 van Nedvang, het Inspectierapport over de monitoringsresultaten van 2010 en het feitenrapport nascheiding.

ANTWOORD:

U ontvangt samen met deze brief de 3 rapporten.1

Feitenrapport nascheiding

Het feitenrapport nascheiding is gemaakt om te bepalen hoe omgegaan kan worden met de positie van nascheiding binnen de huidige Raamovereenkomst. Daarnaast zijn de conclusies ook gebruikt bij het opstellen van het nieuwe onderhandelakkoord. De rapportage is gemaakt in samenwerking met de gemeenten en het verpakkende bedrijfsleven en met inbreng van nascheiders. De conclusie is dat, op het moment van opstellen van het rapport, nascheiding nog niet gelijkwaardig presteerde aan bronscheiding, waarbij er verschil is tussen de verschillende nascheidende bedrijven. Deze conclusie is de basis voor het vaststellen van een vergoeding aan de nascheidingsgemeenten voor 2011 en 2012.

Echter, aangegeven is dat nascheiders ambitie hebben om te investeren en te innoveren en in het nieuwe akkoord is dan ook afgesproken dat een nascheidingsgemeente kan blijven nascheiden mits de hoeveelheid hergebruik niet terugvalt ten opzichte van het huidige niveau (2012).

Monitoringsrapportage Nedvang 2010 en inspectie rapport

De monitoringrapportage 2010 van Nedvang geeft een onderbouwing van de resultaten die al in oktober 2011 bekendgemaakt zijn. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) controleert als toezichthouder van het Besluit verpakkingen en papier en karton (Besluit) aan de hand van de Monitoringsrapportage 2010 of aan de eisen van het Besluit, is voldaan. Voor de kunststofketen constateert de Inspectie dat de cijfers niet accuraat genoeg zijn. Dat geldt niet voor de hoeveelheid kunststof die door de huishoudens wordt ingezameld. Het meten daarvan levert goed bruikbare monitoringsgegevens op. Het is deze stroom waar afspraken over gemaakt zijn in het onderhandelakkoord. De onnauwkeurigheid zit in de hoeveelheid kunststof uit verpakkingen die bedrijven inzamelen. Deze cijfers zijn niet voldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Al in 2009 heeft de Inspectie geadviseerd om hier een certificeringsrichtlijn voor op te zetten en ik heb de afgelopen maanden gebruikt om met de betrokken partijen afspraken te maken om deze richtlijn ook daadwerkelijk op praktische en pragmatische wijze te implementeren. Deze afspraken zijn er nu, dus ik verwacht dat de onnauwkeurigheid die in dit deel van de cijfers zit, kleiner wordt. Ik verwacht echter dat er altijd een bepaalde onnauwkeurigheid in de cijfers blijft zitten. De nauwkeurigheid die er bij huishoudens gehaald wordt, kan hier niet gehaald worden zonder grote administratieve lasten.

De Inspectie geeft aan dat externe controle de datakwaliteit kan verbeteren. Nedvang heeft een accountants- en adviesbureau opdracht gegeven om te onderzoeken of er, ten opzichte van de maatregelen die al in het uitvoering- en monitoringprotocol zijn opgenomen, nog aanvullende effectieve en praktisch implementeerbare maatregelen zijn te ontwikkelen om de kwaliteit van te rapporteren gegevens extra te waarborgen. Als uit dat onderzoek blijkt dat deze er zijn, zal Nedvang deze toevoegen aan de protocollen en implementeren.

In de monitoringrapportage wordt over dit aspect dan gerapporteerd onder het onderwerp «kwaliteit van de gegevens».

Daarnaast zet de Inspectie vraagtekens bij de gerapporteerde hoeveelheid op de markt gebrachte kunststof verpakkingen. Deze gegevens komen deels uit de opgave van de hoeveelheden voor de verpakkingenbelasting en voor een klein deel uit enquêtes van Nedvang voor de onderdrempelige bedrijven en logistieke hulpmiddelen zoals pallets.

De Belastingdienst geeft mij aan dat de afwijking die in hun cijfers kan zitten eerder 1% dan 5% is. Dat vind ik een aanvaardbare nauwkeurigheid.

Door de gesignaleerde onzekerheid kan de Inspectie geen uitspraak doen over de juistheid van het gerapporteerde hergebruik van kunststof. De inspectie constateert dat op basis van de beschikbare informatie niet gesteld kan worden welk hergebruik voor kunststof gehaald is en denkt dat de in de monitoringsrapportage gepresenteerde hoeveelheden voor kunststof naar beneden moeten worden bijgesteld. De doelstelling voor 2010 was 38% hergebruik. De marge met de naar het oordeel van de Inspectie niet accuraat gemeten 48% is zo groot, dat ik er vanuit ga dat de producenten ondanks de onnauwkeurigheid wel voldaan hebben aan hun taak. Maar we moeten natuurlijk wel goed kunnen meten hoe groot het hergebruik voor kunststof is.

Voor glas constateert de inspectie dat er gemeten is met informatie die niet actueel meer is. Dit geeft onzekerheid, maar dat kan zowel positief als negatief werken. Ook hier werkt Nedvang aan verbetering van de meetmethode.

Uit gesprekken met Nedvang is mij gebleken dat de inspanningen om tot een zo nauwkeurig mogelijke monitoring te komen groot zijn. De kwaliteit van de monitoring lijkt internationaal gezien goed te zijn. Nedvang heeft reeds overleg gevoerd met de inspectie over de bevindingen en het verder verbeteren van de monitoring. Ik ga op basis van de rapportage van de Inspectie aan Nedvang vragen om de aangekaarte onnauwkeurigheden/onzekerheden die in de systematiek voor kunststof zitten in beeld te brengen en die samen met de maatregelen die genomen gaan worden aan mij te rapporteren. Er wordt continu gewerkt aan verbetering en dat zal de komende jaren door moeten gaan, dit geeft dan ook een goede basis voor de periode na de huidige raamovereenkomst.

Bij de uitvoering van de nieuwe afspraken zal de wijze van monitoring verder in gezamenlijkheid worden uitgewerkt zodat er een betrouwbare, betaalbare monitoring is, die zich minimaal blijvend kan meten met het niveau dat in andere Europese lidstaten gebruikelijk is.

Overige vragen over verpakkingen van verschillende Kamerleden

VRAAG van mevrouw Van Tongeren (GL) hoe lang er statiegeld blijft op glas.

ANTWOORD:

Net als bij kunststof, geldt ook hier dat het aan het bedrijfsleven is om te bepalen of ze statiegeld blijven heffen op die glazen verpakkingen waar nog wel statiegeld op wordt geheven. Het verpakkende bedrijfsleven heeft overigens aangegeven hier de eerste tijd niet van af te willen, omdat deze flessen wel hervulbaar zijn in tegenstelling tot de kunststofflessen en het systeem minder kosteninefficiënt is.

VRAAG van mevrouw Van Tongeren (GL) of de staatssecretaris een wedstrijd onder studenten kan organiseren voor design.

ANTWOORD:

Nedvang stimuleert de producenten en importeurs om te kijken naar hun verpakkingen en die steeds te verduurzamen.

Zo heeft Nedvang in 2011 aan producenten en importeurs gevraagd om duurzame voorbeelden van verpakkingen in te sturen en is in oktober 2011 tijdens hun jaarlijkse congres de verpakkingsprijs «Aangepakt 2011» uitgereikt voor het meest innovatieve preventievoorbeeld dat was ingediend.

In dit kader is Nedvang nu aan het inventariseren over eventuele uitbreiding met een studentenprijsvraag. Er worden nu gesprekken gevoerd met docenten van een aantal hogescholen.

Nedvang probeert op allerlei manieren om studenten bij recycling te betrekken. Zo zijn studenten van de Hogeschool van Amsterdam aan de slag met een ontwerp voor een inzamelmiddel voor plastic voor in huis.

Nedvang heeft een rondleiding in de sorteerinstallatie van Sita gefaciliteerd en zal ook bij de beoordeling aanwezig zijn.

Studenten van de Hogeschool van Rotterdam zijn ook in de sorteerinstallatie van Sita geweest om hun kennisniveau van sorteerprocessen te verhogen.

VRAAG van mevrouw Van Veldhoven (D66) of PET-flessen in de glasbak kunnen.

ANTWOORD:

De PET-flessen kunnen niet samen met glas worden ingezameld, omdat daarmee het recyclingproces bemoeilijkt wordt. De recyclinginstallaties voor glas zijn er niet op toegerust om ook kunststof uit te halen. PET-flessen kunnen uiteraard wel in de Plastic Heroes bakken worden gedeponeerd.

VRAAG van mevrouw Van Veldhoven (D66) of piepschuim en blik kunnen worden gerecycled.

ANTWOORD:

De terugwinningpercentages van deze stromen zijn reeds hoog. Van het blik wordt nu al 88% teruggewonnen en volgens de branchevereniging van EPS-fabrikanten wordt 84% van het EPS (piepschuim) dat in Nederland op de markt wordt gebracht reeds terug gewonnen.

2. Afvalbrief «Meer waarde uit afval»

Harde doelstellingen

VRAAG van mevrouw van der Werf (CDA) of de doelstellingen in de Afvalbrief harde doelstellingen zijn waar de staatssecretaris of zijn opvolger aan mag worden gehouden.

ANTWOORD:

Het zijn in ieder geval doelstellingen waar ik me hard voor maak. Maar zoals ik al in de afvalbrief heb opgenomen, zijn het geen doelstellingen die ik alleen kan halen. Met name gemeenten zullen aan de slag moeten om de recycling van huishoudelijk afval te verhogen, iets wat essentieel is voor mijn ambitie om van 80 naar 83% te gaan. In april komt een werkgroep van met name gemeenten met een advies hoe meer waarde uit het huishoudelijk afval kan worden verkregen en ik ga daarover met de gemeenten in gesprek tijdens het gemeentelijk afvalcongres op 24 mei.

Toelichting

Om van 80 naar 83% recycling te komen, moet er bijna 2 miljoen ton afval worden verschoven van verbranden en storten naar recycling.

1 tot 1,5 miljoen ton daarvan is afkomstig uit het huishoudelijk afval, dus een pittige opgave voor gemeenten.

Afvalvermindering

VRAGEN van mevrouw Van der Werf (CDA) en mevrouw Van Tongeren (GL) over (doelstellingen voor) afvalvermindering.

VRAAG van mevrouw Ouwehand (PVDD) over het stimuleren van het terugdringen van consumptie.

ANTWOORD:

In de afvalbrief zijn geen kwantitatieve doelstellingen voor afvalvermindering (preventie) opgenomen, maar wel in het Landelijk afvalbeheerplan (LAP). In de afvalbrief is opgenomen dat, conform de verplichting daartoe in de Kaderrichtlijn afvalstoffen, afvalpreventieprogramma’s worden vastgesteld.

Inmiddels is de inventarisatie afgerond van de afvalpreventieactiviteiten die in Nederland zijn en worden uitgevoerd en de effecten ervan. Binnenkort wordt in overleg met alle betrokkenen (waaronder de Branchevereniging Kringloopbedrijven Nederland) bezien waar het nog op te stellen afvalpreventieplan zich op moet gaan richten. Dat moet eind 2012 duidelijk zijn. Het jaar 2013 wordt dan gebruikt om het afvalpreventieprogramma op te stellen. Ik zal uw Kamer daarover informeren.

Toelichting

In het LAP is opgenomen dat de in de periode 1985–2006 bereikte ontkoppeling tussen de ontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product (BBP) en de ontwikkeling van het totale afvalaanbod moet worden versterkt. Dit houdt in dat het totaal afvalaanbod in 2015 niet groter mag zijn dan 68 Mton en in 2021 niet groter mag zijn dan 73 Mton.

Voor de volledigheid: in 2008 was er 63 miljoen ton afval, in de jaren 2009 en 2010 (concept cijfers) ligt het totaal afvalaanbod op ruim 61 miljoen ton.

Design for recycling en Cradle to cradle

VRAAG van mevrouw Van Tongeren (GL) en mevrouw Van der Werf (CDA) over design for recycling en cradle to cradle.

ANTWOORD:

Design for recycling en cradle to cradle zijn beginselen die de afgelopen jaren steeds meer aandacht hebben gekregen en die goed passen in onze grondstoffenrotonde uitgangspunten: goed ontwerpen is een eerste voorwaarde om producten zo lang mogelijk te gebruiken, na gebruik goed te kunnen opknappen (levensduur verlengen)en tenslotte de materialen die in een product zitten, zo goed mogelijk weer te kunnen benutten.

Om deze aandacht te versnellen is er in het verleden veel aandacht aan ontwerponderwijs besteed en is er bij de rijksoverheid een aanjaagteam cradle to cradle actief geweest. Het bedrijfsleven zelf past deze beginselen steeds meer toe en men wil zich er ook op onderscheiden.

Structurele toepassing van Ecodesign in het ontwerp- en productieproces zal leiden tot meer productgerichte innovatie. Vanuit de overheid zal de ontwikkeling van concrete hulpmiddelen voor toepassing van Ecodesign in de Nederlandse industrie worden ondersteund. Daarbij gaat het ondermeer om ontwikkelen van een NEN-norm en het verankeren binnen milieumanagement van bedrijven via de internationale guideline ISO 14006. Een en ander in nauwe samenwerking met FME, Metaalunie, de Beroepsorganisatie voor Nederlandse Ontwerpers (BNO) en het Kennisplatform Duurzaam Grondstoffenbeheer.

Ook in het onderwijs zijn de beginselen geen uitzondering meer. Ik heb vernomen dat bij de studie Industrieel ontwerpen aan de TU Delft ongeveer een derde van de afstudeerders in hun afstudeerpakket het onderwerp duurzaamheid heeft opgenomen en dat de vraag vanuit de studenten op dit gebied alleen maar toeneemt.

Visie op recycling

VRAAG van de heer Leegte (VVD) over een visie op de verschillende redenen voor inzet op recycling, namelijk vanwege het opraken van grondstoffen en vanwege milieuwinst.

ANTWOORD:

De Grondstoffennotitie (32 852, nr. 1) die op 15 juli 2011 aan de kamer is gestuurd, bevat deze visie. Daarin wordt onderkend dat de voorzieningszekerheid van grondstoffen een geopolitieke, een economische en een milieukant heeft. Vaak versterken deze invalshoeken elkaar, maar ook kan afhankelijk van de invalshoek de focus op verschillende grondstoffen liggen. Zoals de milieuwinst bij hernieuwbare grondstoffen en de economische schaarste bij bepaalde metalen. Recycling komt in veel gevallen als een van de oplossingsrichtingen naar voren, naast natuurlijk de noodzaak van het efficiënt gebruiken van grondstoffen.

Kwaliteit van recycling

VRAAG van mevrouw Van Veldhoven (D66) en mevrouw Van Der Werf (CDA) naar meer kwaliteitseisen voor stromen bij recycling (bijvoorbeeld upcycling).

ANTWOORD:

In de context van de review van de Richtlijn Ecodesign zal Nederland de Commissie vragen de werkingssfeer van deze richtlijn te verbreden naar alle producten, zodat het mogelijk wordt Europese milieueisen te stellen aan alle producten.

Daarbij wil NL tevens een goede methodiek voor aanpak van de grondstoffenproblematiek via Ecodesign. Het gaat daarbij om levensduur, materiaalgebruik, recyclebaarheid en aandeel gerecycled materiaal, feitelijk dus om Design for Sustainability, handen en voeten te geven.

In het onderhandelakkoord verpakkingen zijn nu al (voor het eerst) normen opgenomen voor recyclingspercentages voor grote en kleine petflessen: er is afgesproken dat kleine petflessen in 2018 voor 23% uit gerecycled materiaal moeten bestaan en de grote petflessen voor 28%. Het onafhankelijke instituut dat voor de verduurzamingsagenda wordt opgericht, kan deze stromen uitbreiden.

Onderscheid in nuttige toepassing en recycling

VRAAG van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) over het onderscheid tussen recycling en nuttige toepassing.

ANTWOORD:

Nuttige toepassing is de overkoepelende term voor alle handelingen waarbij afvalstoffen een nuttige bestemming krijgen. Onder nuttige toepassing vallen onder meer recycling (afval weer als materiaal inzetten) en energieterugwinning (afval als brandstof inzetten). De afvalbrief focust zich op recycling, omdat het de meest hoogwaardige vorm van nuttige toepassing is. De afvalbrief zet dus in op het hoogste.

Toelichting (definities uit Wet milieubeheer)

Nuttige toepassing: elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie, andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt, tot welke handelingen in ieder geval behoren de handelingen die zijn genoemd in bijlage II bij de kaderrichtlijn afvalstoffen;

Recycling: nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel, met inbegrip van het opnieuw bewerken van organische afvalstoffen, en met uitsluiting van energieterugwinning en het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal;

Roadmaps voor recycling

VRAAG van mevrouw Van Veldhoven (D66) over roadmaps voor recycling.

ANTWOORD:

Het idee van de roadmaps spreekt mij aan. Er gebeurt echter op het gebied van recycling en (gescheiden) inzameling al veel binnen de bestaande grondstofrotondes en ketenprojecten. Naar mijn mening bestaan dan ook voor diverse afvalstoffen al roadmaps, al zijn ze niet als zodanig benoemd. Ik zal bezien of, en zo ja, voor welke afvalstromen roadmaps kunnen worden opgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met de Europese Roadmap Resource efficiency.

Recycling van kleine apparaten

VRAAG van de heer Janssen (SP) en mevrouw Dikkers (PVDA) over inzameling en recycling van kleine apparaten.

ANTWOORD:

Voor de inzameling van apparatuur bestaan al diverse systemen, zoals de milieustraten van de gemeenten en het oud voor nieuw systeem van winkels. Het betreffende bedrijfsleven en de overheden zijn in gesprek over hoe de inzameling kan worden verbeterd, onder meer in de werkgroep huishoudelijk afval die beziet hoe de recycling van huishoudelijk afval kan worden verhoogd. Verder zorgt het bedrijfsleven nu al voor meer inzamelpunten, zoals onlangs bij een grote bouwmarktketen. Ook zal het aantal inzamelpunten in de toekomst worden uitgebreid als gevolg van de herziene Europese richtlijn voor elektrische apparaten (oud voor niets systeem).

Toelichting

  • In 2010 hebben Wecycle en ICT Milieu 125 miljoen kilo e-waste ingezameld (totaal van grote en kleine apparaten). Dat is 7,5 kilo per persoon. Wettelijk verplicht is 4 kilo. In 2006 werd 74 miljoen kilo ingezameld.

  • In 2010 is 1,75 kilo per inwoner aan kleine apparaten in de verbrandingsoven terecht gekomen. Dat is even veel als nu per jaar wordt ingezameld van dit soort apparaten (elektrische tandenborstels, spaarlampen, boormachines, enz.).

  • Uit onderzoek blijkt 9 op de 10 Nederlanders elektrische apparaten wil scheiden.

  • Tweederde van de Nederlanders wil apparaten zelf wegbrengen naar inzamelplekken.

Recycling van bouw en sloopafval

VRAAG van mevrouw Van Veldhoven (D66) over de recycling van dakafval.

ANTWOORD:

In goed overleg tussen de betreffende branchevereniging, Agentschap NL en het ministerie van IenM wordt momenteel een aanpassing van de van toepassing zijnde minimumstandaard uit het LAP voorbereid. De aanpassing houdt in dat dakafval niet meer mag worden gestort, maar moet worden gerecycled. Deze aanpassing wordt meegenomen in de in voorbereiding zijnde wijziging van het LAP.

De wijziging van het LAP kan op dit moment helaas nog niet worden afgerond, omdat er nog wordt gewacht op een guidance van de Europese Commissie over de interpretatie van diverse onderdelen van de nieuwe Kaderrichtlijn afvalstoffen. Deze guidance is essentieel voor de wijziging van het LAP. De verwachting is dat de guidance in de eerste helft van dit jaar wordt gepubliceerd en de wijziging van het LAP kan direct na publicatie in gang worden gezet.

Overigens is kort geleden door Agentschap aan de provincies medegedeeld dat lopende ontheffingen van het stortverbod voor de stroom dakafval moeten worden ingetrokken, omdat er voldoende alternatieve verwerkingscapaciteit beschikbaar is.

Toelichting

Jaarlijks ontstaat ongeveer 25 miljoen ton bouw- en sloopafval, daarvan wordt nu al ruim 97% nuttig toegepast.

De stroom dakafval is ongeveer 100 000 tot 200 000 ton.

Dat is 0,5% van de totale stroom bouw- en sloopafval.

Recycling en sociale werkplaatsen

VRAAG van mevrouw Dikkers (PVDA) of er een koppeling kan worden gelegd tussen recyclebedrijven en sociale werkplaatsen.

ANTWOORD:

In veel gemeenten is die koppeling er al en wordt de sociale werkvoorziening ingeschakeld, met name bij reparatie- en kringloopactiviteiten, maar ook voor zwerfafval. Samen met de VNG wil ik kijken of deze projecten nog bredere praktijk kunnen worden. Het blijft echter een zelfstandige bevoegdheid van de verschillende gemeenten en instanties.

Verbranden versus recyclen

VRAAG van de heer Leegte (VVD), mevrouw Van der Werf (CDA) en mevrouw Van Veldhoven (D66) over het tegen gaan van verbranding van waardevolle grondstoffen.

ANTWOORD:

In het LAP zijn minimumstandaarden opgenomen. Deze geven onder meer aan welke afvalstoffen wel en niet mogen worden verbrand. De standaarden zijn het toetsingskader voor de vergunningverlening bij AVI’s, dus de AVI’s weten welke afvalstoffen men wel en niet mag accepteren.

Het belangrijkste is natuurlijk om er voor te zorgen dat er zo weinig mogelijk afval naar de AVI’s gaat. Juist daar richt de afvalbrief zich op, met name door in te zetten op meer scheiding van huishoudelijk afval.

Invoer van afval voor AVI’s,

VRAAG van mevrouw Van Tongeren (GL) over de invoer van afval naar Nederlandse AVI’s.

VRAAG van de heer Jansen (SP) over gesleep van afval door Europa.

ANTWOORD

De Nederlandse AVI’s hebben overcapaciteit en er is dus niet genoeg Nederlands afval om ze volledig te vullen.

Het staat bedrijven vrij om hiervoor in te voeren, mits aan de regelgeving wordt voldaan. Dan hebben de Nederlandse AVI’s weer vollast. Bovendien wordt uit het afval energie teruggewonnen die ten goede komt aan Nederlandse bedrijven en burgers. Daarmee wordt de inzet van fossiele brandstoffen en de daarbij behorende CO2-uitstoot vermeden.

Ook betekent verbranden van buitenlands afval in Nederland dat het betreffende afval in het buitenland niet hoeft te worden gestort.

Binnen Europa wordt steeds meer samengewerkt op het gebied van industrie en milieu. Een van de voorbeelden daarvan is de Roadmap Resource efficiency, waarbij gezamenlijk wordt gekeken naar een strategie om de grondstoffenproblematiek aan te pakken. Afvalstoffen en recycling nemen daarbij een belangrijke plaats in. In de laatste milieuraad heb ik voor Rio 2020 dan ook afval(management) als een kans genoemd.

Verder willen we allemaal dat afval een grondstof is. Dat betekent een vrij verhandelbaar product. Dan past het niet om beperkingen op te leggen aan het verwerken van afval in andere landen.

Overigens scoort Nederland Europees gezien al erg goed als het gaat om recycling. Zoals in mijn afvalbrief is aangegeven, wordt van ons afval al zo’n 80% gerecycled, terwijl het Europees gemiddelde op 38% ligt. Verder komt maar 4% van ons afval op de stortplaats terecht, terwijl voor de hele Europese Unie 40% wordt gestort.

Toelichting

Totale beschikbare AVI capaciteit in Nederland is 7 miljoen ton. Die is voor ongeveer tweederde deel in overheidshanden (gemeenten en provincies).

Tekort aan Nederlands afval is 750 000 tot 1 miljoen ton.

Momenteel met name invoer vanuit Verenigd Koninkrijk (600 000 ton) en Italië (200 000).

De 150 000 ton afval uit Napels die in Delfzijl wordt verbrand, levert een besparing op van 40 miljoen kubieke meter aardgas. Dat is het gebruik van zo’n 20 000 huishoudens.

(Over)capaciteit AVI’s

VRAGEN van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), mevrouw Van Tongeren (GL) en de heer De Mos (PVV) over de overcapaciteit van de AVI’s.

ANTWOORD:

De afvalverbrandingssector zelf is momenteel bezig om te bezien of, en zo ja, wat men kan doen aan de overcapaciteit van de AVI’s in Nederland. Vooralsnog heb ik daar geen rol in. Overigens heb ik ook niet of nauwelijks mogelijkheden om in te grijpen. We hebben immers de afgelopen jaren in Nederland besloten dat de afvalverbrandingsmarkt een vrije marktwerking kent.

Betalen op milieustraten

VRAAG van de heer De Mos over dat in steeds meer gemeenten moet worden betaald op milieustraten als men afval komt brengen.

ANTWOORD:

De gemeente is verantwoordelijk voor het «afval huishoudboekje».

De gemeente heeft dus de vrijheid om de totale gemeentelijke kosten voor afvalbeheer via de afvalstoffenheffing gelijkelijk te verdelen over de huishoudens of om (meer) gericht te kiezen voor het principe «de vervuiler betaalt». Dat laatste kan er toe leiden dat burgers moeten betalen als ze afval op een milieustraat brengen. Voordeel hiervan is dat burgers die geen afval op een milieustraat brengen niet meebetalen aan het verwerken van afval dat door anderen wordt afgedankt. Dit past in het Diftar (gedifferentieerd tarieven) systeem, dat er voor zorgt dat er een directere relatie is tussen de hoeveelheid afval die door een burger wordt weg gegooid en het tarief dat daarvoor moet worden betaald.

Nabijheidsbeginsel

VRAAG van de heer Jansen (SP) over de uitvoering van de motie Jansen en Samsom over het nabijheidsbeginsel.

ANTWOORD:

In de brief «Meer waarde uit afval» wordt op blz. 35 in een kader op deze motie gereageerd. Samengevat: afvalbeheer heeft een internationaal karakter, afvalstoffen worden als normale goederen over de hele wereld getransporteerd, verwerking in de nabijheid van de plaats van ontstaan van het afval betekent niet automatisch minder milieudruk en het is op basis van internationale regelgeving vaak niet mogelijk om grensoverschrijdend transport van afvalstoffen tegen te houden. Gelet daarop is in de afvalbrief aangegeven dat er geen noodzaak is om het nabijheidbeginsel nader in te vullen.

Er moet uiteraard wel worden voldaan aan de eisen en normen van internationale verdragen en de vergunning van het individuele bedrijf. Hierdoor wordt het milieu op adequate wijze beschermd.

Overigens wordt in Nederland, voor zover de internationale regelgeving dat toestaat, al het uitgangspunt gehanteerd dat uitvoer in principe niet wordt toegestaan als de verwerking in het buitenland minder hoogwaardig is dan in Nederland.

Staalslak

VRAAG van de heer Leegte (VVD) over de status van staalslak (afval of bijproduct).

ANTWOORD:

In de Wet milieubeheer staan de voorwaarden voor het vaststellen van de status bijproduct voor een reststroom. Dit zal het bedrijf zelf moeten doen in samenspraak met het bevoegd gezag (provincie). Het is van belang dat het bevoegd gezag instemt met de vaststelling van de status bijproduct. Ik zal aandringen op overleg tussen het bedrijf en het bevoegd gezag.

Handhaving LAP

VRAAG van mevrouw Van Veldhoven (D66) voor betere handhaving van het LAP.

ANTWOORD:

De handhaving van het LAP behoort tot het normale takenpakket van met name de handhavende instanties van andere overheden en van de ILT. In overleg tussen betrokkenen worden (meer)jaarlijks prioriteiten vastgesteld en wordt bezien of bepaalde onderdelen van het LAP meer handhaving behoeven. Indien nodig kunnen ad hoc handhavingsacties worden gepland. Ik ben van mening dat deze aanpak binnen de beschikbare capaciteit goed werkt.

De Nederlandse afvalsector in Europa

VRAAG van mevrouw Van Der Werf (CDA) over het exporteren van kennis en kunde van de Nederlandse afvalsector.

ANTWOORD:

Het succes van het Nederlandse afvalbeheer en de bijdrage daaraan van het afvalbedrijfsleven zijn al goed bekend in Europa. De Nederlandse afvalsector wordt in andere landen als topsector gezien. Waar mogelijk brengen ik en mijn ambtenaren de kennis en kunde van de afvalsector naar voren.

Maar ik zie hier ook nadrukkelijk een taak van de sector zelf. Waar mogelijk zal ik die uiteraard ondersteunen. Zie ook mijn antwoord op de eerdere vraag over invoer van afval.

De periode na 2015

VRAAG van mevrouw Van Der Werf (CDA) over de periode en de doelstellingen na 2015.

ANTWOORD:

In het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) is het totale Nederlandse afvalbeheerbeleid opgenomen. Dit plan heeft een doorkijk naar 2021, maar het bevat geen kwantitatieve doelstellingen voor ná 2015. Ik vind het nu nog te vroeg om die te formuleren, omdat ik eerst wil zorgen dat we de behoorlijke ambitieuze doelstellingen uit de afvalbrief worden gerealiseerd. In de Grondstoffennotitie en de Duurzaamheidsagenda wordt overigens wel verder gekeken dan 2015.

Inzameling van radioactieve rookmelders

VRAAG van de heer Janssen (SP) over de inzameling van radioactieve rookmelders.

ANTWOORD:

Radioactieve rookmelders kunnen bij de bestaande systemen voor de inzameling van apparatuur (milieustraat gemeente, oud voor nieuw systeem, enz.) worden ingeleverd. Overigens komt er in april van dit jaar een app voor de mobiele telefoon die de weg wijst naar inzamelpunten voor elektrische apparaten, maar ook voor spaarlampen en textiel. Hierdoor moet het voor de burger nog makkelijker worden om afval naar de juiste plaats te brengen.

3. Resource efficiency

VRAAG van mevrouw Van Der Werf (CDA) over een Europese grondstoffenrotonde/grondstoffennotitie.

ANTWOORD:

Ik vind dat een goed idee, want het kan leiden tot een gelijkwaardig speelveld, schaalwinst (economies of scale) en het gezamenlijk beter aanpakken van de milieudruk. Ik neem dit mee bij de uitvoering van de Roadmap Resource Efficiency.

4. IMPEL-TFS enforcement actions

VRAAG van de heer Janssen (SP) over het feit dat 32 landen hebben meegedaan, maar Italië (het land waar het Napels afval vandaan komt) niet.

ANTWOORD:

Italië heeft in het kader van het IMPEL project geen inspecties uitgevoerd, maar de Italiaanse Douane voert wel gewoon EVOA transportcontroles uit als onderdeel van haar reguliere taak.

Daarnaast zijn door Nederlandse instanties inspecties uitgevoerd toen de vrachten op Nederlands gebied waren.

5. Covergisting

VRAAG van mevrouw Dikkers (PVDA) over covergisting.

ANTWOORD:

Uit het gezamenlijke onderzoek «Afvalstoffen bij covergisters» van de ILT en andere toezichthouders bleek dat de meeste overtredingen betrekking hebben op regelgeving waarvoor het toezicht niet bij de ILT berust, maar bij andere inspecties, zoals nVWA en het Bevoegd Gezag Wabo-inrichtingen.

Ik heb van de nVWA begrepen dat zij vervolgonderzoek zullen instellen na dat de wijziging van de positieve lijst is geïmplementeerd. De ILT zal, waar zinvol, betrokken zijn bij die verdere acties.

Omdat de covergistingssector niet is georganiseerd en geen centraal aanspreekpunt heeft, hebben mijn ambtgenoot van EL&I en ik in het najaar van 2011 vier landelijke voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor onder meer de bedrijven in deze sector. De bijeenkomsten waren erg goed bezocht. Er is onder meer uitgebreid ingegaan op de van toepassing zijnde wetgeving.

Gelet op het streven om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verlichten, vind ik nieuwe registratieverplichtingen niet echt wenselijk. Ook ben ik nog niet overtuigd van de noodzaak hiertoe, maar ik houd de mogelijkheid nog wel open als in de toekomst blijkt dat de andere middelen geen soelaas bieden.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven