30 872 Landelijk afvalbeheerplan

Nr. 302 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 oktober 2024

In 2019 is de Europese Single-Use Plastics (SUP)-richtlijn1 aangenomen. Een onderdeel hiervan is de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) zwerfafval, op basis waarvan producenten van bepaalde wegwerpplastics2 de kosten betalen die gebiedsbeheerders maken voor het opruimen van het zwerfafval afkomstig van die producten. De SUP-richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in het Besluit kunststofverpakkingen voor eenmalig gebruik3 en nader uitgewerkt in de Regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik4 (hierna: de Regeling).

Het inrichten van het benodigde uitvoeringsproces voor het innen en uitkeren van vergoedingen is complexer gebleken dan op voorhand werd verwacht. Inmiddels blijkt het onmogelijk om dit jaar op zorgvuldige wijze uitvoering te geven aan de UPV. Om die reden heb ik besloten dit uit te stellen tot 2025. De direct belanghebbenden, bestaande uit producenten, gebiedsbeheerders, en hun vertegenwoordigers, zijn inmiddels van dit besluit op de hoogte gesteld. Onderstaand licht ik de redenen en de gevolgen van het besluit kort toe.

Oorzaken uitstel

Er ligt een drietal oorzaken ten grondslag aan het uitstel. Allereerst kost de praktische inrichting, inclusief het operationeel maken van een uitvoeringsorganisatie, meer tijd dan voorzien mede door praktische en juridische aandachtspunten. Hier wordt momenteel nog aan gewerkt.

Tevens bleken de termijnen vermeld in de Regeling in de praktijk voor vertraging te zorgen. Producenten hebben jaarlijks tot 1 augustus de tijd om verslag uit te brengen, maar het besluit dat per 1 juni door de overheid moet worden genomen (zie hieronder), is afhankelijk van de informatie uit die verslagen. Dit samenspel van termijnen maakte het onmogelijk om tijdig het besluit te publiceren, waarna ook de navolgende termijnen onder druk kwamen te staan. Aan de aanpassing van de termijnen wordt momenteel gewerkt.

Ten slotte is, toen de benodigde informatie was ontvangen, een concept van het ministerieel besluit opgesteld waarin de bijdragen en vergoedingen worden vastgelegd. Hoewel niet vereist op basis van de Regeling, is uit zorgvuldigheid besloten om dit besluit ter consultatie voor te leggen aan belanghebbenden om hen de kans te geven hierop te reageren, ook omdat dit de eerste iteratie is van de uitvoering van deze UPV. De internetconsultatie5 stond open tot 27 augustus 2024. Aan het verwerken van de zienswijzen en de publicatie van het definitieve besluit wordt momenteel gewerkt. Het aantal en de inhoud van de zienswijzen maakt dat dit enige tijd kost.

Vervolgproces

Gezien het bovenstaande is het niet langer mogelijk om in 2024 op een zorgvuldige manier tot inning en uitkering over te gaan en wordt het proces uitgesteld tot 2025. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat met het uitstellen van de inning en uitkering, de betaalverplichting voor de producenten en het recht op de vergoeding van de gebiedsbeheerders niet komt te vervallen. In 2025 zal dan ook voor beide jaargangen, 2024 en 2025, geïnd en uitgekeerd worden.

Het is de verwachting dat de uitvoering van de UPV vanaf 2026 jaarlijks door een structureel ingerichte uitvoeringsorganisatie wordt uitgevoerd. Aan de oprichting van deze organisatie wordt momenteel gewerkt. Tot die tijd moet een tussenoplossing worden gevonden om te voorkomen dat alle producenten afzonderlijk bedragen moeten overmaken aan de afzonderlijke gebiedsbeheerders. Ik ben dan ook verheugd dat Verpact bereid is gevonden om in 2025 te helpen met de uitvoering. Verpact zal optreden als tussenpersoon aan wie de producenten hun bijdragen overmaken en van wie de gebiedsbeheerders hun vergoeding ontvangen. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de UPV blijft bij het ministerie.

Uiteraard betreur ik het dat het niet is gelukt de uitvoering van deze belangrijke UPV te laten verlopen zoals voorzien in de regelgeving. Tegelijkertijd is sprake van een nieuwe UPV, die bovendien afwijkt van andere UPV’s. We zijn in die zin aan het pionieren. De lessen die zijn getrokken uit de gang van zaken worden meegenomen bij de evaluatie van het Besluit kunststofproducten voor eenmalig gebruik en de Regeling. Over deze evaluatie wordt uw Kamer (zoals vastgelegd in de regelgeving) voor het einde van 2024 geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, Ch.A. Jansen

Naar boven