nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 augustus 2007
In de procedurevergadering van 4 juli 2007 heeft uw Commissie het
besluit genomen mij te verzoeken de Kamer te informeren over de redenen van
uitstel van de invoering van het bij Uw Kamer in behandeling zijnde voorstel
van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Hierbij geef ik gehoor
aan uw verzoek.
Eerder is de datum van 1 januari 2008 als mogelijke datum van invoering
van de Wabo genoemd. Inmiddels is voor mij duidelijk dat deze datum niet haalbaar
is. Daarvoor bestaan de volgende redenen die betrekking hebben op de nog benodigde
tijd voor de totstandkoming van de noodzakelijke wet- en regelgeving en voor
de invoering van de Wabo bij degenen die belast zijn met de uitvoering en
handhaving van de wet.
In de eerste plaats moet rekening worden gehouden met de huidige stand
van zaken van de parlementaire behandeling van het onderhavige wetsvoorstel.
Deze heeft ook betekenis voor de uitwerking en voortgang van de noodzakelijke
uitvoerings- en invoeringsregelgeving. In de invoeringswet zal een veertigtal
wetten worden gewijzigd en wordt tevens het overgangsrecht met betrekking
tot de Wabo geregeld. Voor de totstandkoming van die invoeringswetgeving is
het van belang dat de inhoud van het onderhavige wetsvoorstel in belangrijke
mate vaststaat. Een voorstel voor de invoeringswet zal daarom zo spoedig mogelijk
nadat de Tweede Kamer met het onderhavige wetsvoorstel heeft ingestemd in
procedure worden gebracht. De ervaring leert dat ook de behandeling van een
dergelijk wetsvoorstel enige tijd vergt.
In de tweede plaats is het van groot belang om de betrokken overheden
en de vergunningaanvragers voldoende tijd te gunnen voor de noodzakelijke
organisatorische implementatiewerkzaamheden. Dit geldt ook voor de tijd die
nodig is voor de uitwerking en implementatie van de noodzakelijke ICT-omgeving.
Veel overheden en bedrijven zijn op dit moment reeds bezig met de voorbereiding
van de invoering van de omgevingsvergunning. Ik verwijs hiervoor onder meer
naar de u op 22 juni 2007 toegezonden eindrapportage van de pilots omgevingsvergunning
(Kamerstukken II 2006/07, 29 515 en 30 844, nr. 198). Het kunnen
aanvragen, toetsen, verlenen en handhaven van een kwalitatief goede omgevingsvergunning
vergt van bedrijven en toekomstige bevoegde gezagsinstanties dat zij hun werkprocessen
en organisatie hiervoor geschikt maken. In contacten in het land waarin met
name de invoeringswerkzaamheden aan de orde komen, is de behoefte geuit om
meer duidelijkheid te verkrijgen over de voorgenomen datum van invoering,
zodat de planning van de noodzakelijke werkzaamheden en de daarmee samenhangende
financiering daarop kunnen worden afgestemd. Ook in de door uw Commissie georganiseerde
Rondetafel bijeenkomst over de Wabo is vanuit de medeoverheden aandacht gevraagd
voor voldoende tijd voor de invoering.
Vanwege de tijd die met al deze voorbereidingen is gemoeid, wordt thans
uitgegaan van inwerkingtreding op 1 januari 2009. Bij deze planning is
rekening gehouden met de Code Interbestuurlijke Verhoudingen van januari 2005,
waarbij afspraken zijn gemaakt over inwerkingtreding van wetgeving.
De verschuiving van de datum van inwerkingtreding betekent dat een ieder
meer tijd krijgt om zich goed te kunnen voorbereiden op de invoering van de
omgevingsvergunning. Dit geeft ook VROM en zijn partners ruimer de mogelijkheid
om de betrokken partijen te begeleiden in de invoeringswerkzaamheden. Zoals
aangegeven in de brief van 22 juni 2007, zal met name ook nog aandacht
nodig zijn voor de onderwerpen gecoördineerd toezicht en handhaving,
samenwerking tussen overheden en de rol van de milieudiensten en waterschappen
en het in overleg met het bedrijfsleven inhoud geven aan het bevorderen van
het geïntegreerd aanvragen van de omgevingsvergunning. De implementatieondersteuning
door VROM zal, onder meer op die punten, voluit worden voortgezet. Zo zal
VROM in het najaar als implementatie-ondersteuning, onder meer een aantal
goed bezochte masterclasses (zoals bijvoorbeeld over ICT, en toezicht en handhaving)
uit het voorjaar, nog een keer aanbieden. Bovendien kan ook de invoering van
de Landelijke Voorziening Omgevingsloket (LVO) waarmee burgers en ondernemers
de omgevingsvergunning elektronisch kunnen aanvragen grondiger worden voorbereid.
Dit kan door meer tijd te nemen voor het testen in de praktijk met een aantal
overheden, alvorens de landelijke «uitrol» plaatsvindt.
Overigens is gebleken dat verschillende overheden al zover zijn met de
aanpassing van hun bedrijfvoeringsprocessen dat zij graag van start willen
gaan met de nieuwe manier van werken, met name ten aanzien van bedrijven.
Op die manier kan de dienstverlening al flink worden verbeterd. Daarbij bezien
overheden en bedrijfsleven in samenspraak wat de mogelijkheden zijn (binnen
het huidige wettelijke kader) om reeds te anticiperen op de invoering van
de omgevingsvergunning.
Zulke voortvarendheid kan alleen maar worden toegejuicht. Het ministerie
van VROM zal dit ook zoveel mogelijk faciliteren. Zo zijn reeds internetmodules
ontwikkeld waarmee nu al elektronisch (in samenhang) bouw-, reclame-, inrit-,
kap- en sloopvergunningen kunnen worden aangevraagd. Tijdig voor 1 januari
2008 volgt een internetmodule waarmee de melding kan worden gedaan in het
kader van het nieuwe Activiteitenbesluit milieubeheer. Zowel de kopgroep van
gemeenten als het betrokken bedrijfsleven zijn enthousiast om vooruitlopend
op het wetsvoorstel in de bestaande situatie reeds de aanvraag en behandeling
van vergunningen met ICT te vergemakkelijken. Hiermee wordt de landelijke
ICT-voorziening stap voor stap ingevoerd wat risico’s vermindert.
Op bovengeschetste wijze beoog ik het tempo in de verbetering van dienstverlening
en vermindering van administratieve lasten zo goed mogelijk behouden.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer