30 844
Regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

nr. 22
AMENDEMENT VAN HET LID WIEGMAN – VAN MEPPELEN SCHEPPINK

Ontvangen 26 november 2007

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Aan artikel 2.6, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien het bevoegd gezag van oordeel is dat de activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd een meeromvattend project betreffen en een meer integrale beoordeling van dat project dient plaats te kunnen vinden, kan het bevoegd gezag een aanvraag voor het gehele project eisen.

Toelichting

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is gericht op het stroomlijnen en vereenvoudigen van procedures en op het bevorderen van een meer integrale vergunningverlening (één loket, één procedure). Door de nu voorgestelde flexibele faseringsmogelijkheden bepaalt de aanvrager in hoeverre sprake zal zijn van een dergelijke stroomlijning en integrale beoordeling. Hierdoor wordt de procedure voor een omgevingsvergunning weer ingewikkeld. Voorkomen dient bovendien te worden dat aanvragers een project zodanig «in twee stukken knippen», dat een integrale beoordeling wordt belemmerd.

Daarom dient het bevoegd gezag de bevoegdheid te krijgen om van de aanvrager een meeromvattende aanvraag te verlangen indien duidelijk is dat het betreffende project een meer integrale toetsing vergt. Op grond van art. 4:5 Algemene wet bestuursrecht kan het bevoegd gezag de aanvrager vragen de aanvraag aan te vullen. Indien de aanvrager dat niet, onvoldoende of niet tijdig doet, kan het bevoegd gezag de aanvraag buiten behandeling laten.

Wiegman-Van Meppelen Scheppink

Naar boven