30 826 Voorstel van wet van de leden Van Gerven en Dijsselbloem houdende een verbod op de pelsdierhouderij (Wet verbod pelsdierhouderij)

Nr. 56 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 juli 2020

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 12 juni 2020 inzake het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij in verband met het verhogen van het subsidiepercentage voor sloop en enkele andere verbeteringen (Kamerstuk 30 826, nr. 55)

De vragen en opmerkingen zijn op 22 juni 2020 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 30 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De griffier van de commissie, Haveman-Schüssel

1. Inleiding

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de schriftelijke vragen die de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mij heeft gesteld naar aanleiding van de voorhang van het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij in verband met het verhogen van het subsidiepercentage voor sloop en enkele andere verbeteringen.

2. Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen wat de verbeteringen zijn ten opzichte van het vorige Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij. Op welke manier maakt dit de regeling voor de nertsenhouders werkbaarder in de praktijk?

Het wijzigingsbesluit voorziet in enkele wijzigingen van het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij. De belangrijkste wijzigingen betreffen het verhogen van het subsidiepercentage voor sloop van voormalige pelsdierhouderijen van 50% tot 100%, het uitbreiden van de voor subsidie in aanmerking komende kosten met kosten voor de sloop van omheiningen en van de inventaris, en het verlengen van de termijn voor het uitvoeren van gesubsidieerde sloop- of ombouwwerkzaamheden van één jaar naar drie jaar.

De bij het besluit behorende wijzigingsregeling verhoogt de normsubsidiebedragen voor sloop- en ombouw en er zijn normbedragen toegevoegd met betrekking tot het verwijderen en afvoeren van de inventaris en van de omheining. Hiernaast is, om het aanvraagproces te vergemakkelijken, een technische verbetering aangebracht ten aanzien van de gegevens die een pelsdierhouder moet aanleveren bij het indienen van een aanvraag van een subsidie voor sloop- of ombouw.

De leden van de VVD-fractie hebben de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in een eerder stadium opgeroepen de regie te pakken in de gesprekken met de sector, provincies en gemeenten over de mogelijkheden om pelsdierhouderijen om te bouwen naar een andere economische activiteit.1 Op welke manier pakt de Minister van LNV het initiatief en deze regie in de gesprekken met de provincies en gemeenten? Hoe verlopen deze gesprekken? Deze leden constateren dat een regierol voor de Minister van LNV door de coronauitbraak bij nertsen alleen maar noodzakelijker is geworden. Deelt de Minister van LNV deze mening? Zo nee, waarom niet?

Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer (Kamerstuk 35 006, nr. 13) heb ik met de sector gesproken over de lange vergunningprocedures waarmee ondernemers worden geconfronteerd die kiezen voor ombouw van hun pelsdierhouderij naar een andere landbouwactiviteit of niet-landbouw-activiteit. Daarbij benadrukte de sector dat de mogelijkheden daartoe en/of het economisch perspectief daarvoor beperkt zijn.

Pelsdierhouders dienen op een goede manier te kunnen stoppen of ombouwen naar een andere activiteit en daarom heb ik provincies en gemeentes meermaals opgeroepen om met pelsdierhouders in gesprek te gaan over de ruimtelijke ordenings- en milieuknelpunten die zich daarbij voordoen. De gemeente Gemert-Bakel heeft samen met enkele andere gemeentes, de sector en de provincie Noord-Brabant besproken welke oplossingsrichtingen zij bij ombouw zien en welke mogelijkheden er zijn om de procedures rondom het ombouw-proces te versnellen.

Anders dan in enkele andere sectoren is in de pelsdierhouderij geen sprake van een stelsel van productierechten (fosfaatrechten of dierrechten). Ook is de uitstoot naar de omgeving van ammoniak-, fijnstof- en geur-emissie in de pelsdiersector laag of niet vastgesteld. Daardoor zijn de mogelijkheden voor ombouw van een voormalige pelsdierlocatie naar een andere diercategorie beperkt, als dit gepaard gaat met een hogere belasting. De mogelijkheden voor ombouw zijn dan ook sterk locatie- en omgeving gebonden.

Ik heb op 6 mei jongstleden subsidie verleend ten behoeve van het Sociaal-Economisch Plan (SEP) van de pelsdiersector voor een subsidiebedrag van 4,6 miljoen euro. Dit SEP is bedoeld voor ondernemers en medewerkers in de pelsdiersector en is gericht op de verwerving van vaardigheden, door middel van opleidingen, trainingen, cursussen, workshops, coaching en kosten voor oriëntatie van de deelnemers op een nieuwe toekomstige onderneming. Het SEP kan ook voor genoemde knelpunten ondersteuning bieden.

Door de besmettingen bij pelsdieren met SARS-Cov-2 is de complexe situatie van de pelsdierhouders verder toegenomen. Waar mogelijk en nodig vervul ik een regierol.

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of er al meer duidelijkheid is over het onderzoek naar een eenmalige stoppersregeling voor nertsenhouders of dat de Kamer nog enig geduld moet hebben.

Tijdens het debat van 10 juni jongstleden heb ik uw Kamer toegezegd vaart te maken met de nadere uitwerking van een stoppersregeling. Ook uw Kamer dringt daar op aan, onder meer via de aangenomen motie van de leden Geurts en Bromet (Kamerstuk 28 286, nr. 1112). Het is echter niet mogelijk om voor het zomerreces al een stoppersregeling gereed te hebben en een voorstel voor financiële dekking daarbij. Bovendien is voor een dergelijke regeling de goedkeuring vereist van de Europese Commissie, omdat het een staatssteunmaatregel betreft. Het zomerreces zal ik benutten door onderzoek te laten doen naar het waardeverlies voor de nertsenhouderij en voor het voorbereiden van een conceptregeling. Het kabinet is voornemens om in augustus aanstaande een besluit te nemen over de stoppersregeling en daarna uw Kamer daarover te informeren.

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de Minister de Europese goedkeuring voor het gewijzigde Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij verwacht te ontvangen. Hoe lang duurt het na deze goedkeuring voordat de Minister de regeling door middel van een koninklijk besluit in werking kan laten treden? Wat is vervolgens het te doorlopen proces voor nertsenhouders en welke stappen moeten de nertsenhouders daadwerkelijk zetten om gebruik te kunnen maken van het budget? Deze leden constateren dat de nertsenhouders in zwaar weer zitten. Deelt de Minister dat er voor zowel deze als voor de mogelijk eenmalige stoppersregeling waar nu onderzoek naar wordt gedaan, snel duidelijkheid moet komen om stoppende nertsenhouders enig perspectief te bieden?

In de praktijk vergt een besluit van de Europese Commissie om geen bezwaar te maken tegen een aangemelde staatssteunmaatregel een periode van circa vier maanden. Gelet op het belang om te komen tot een spoedig besluit zal ik hierover in contact treden met de Europese Commissie.

Nadat uw Kamer zich heeft uitgesproken over het ontwerpbesluit kan het aan de Afdeling advisering van de Raad van State worden voorgelegd. Na advisering door de Raad van State, kan het ter vaststelling aan de Koning worden voorgedragen en op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden. Ik streef ernaar om het besluit en de Regeling zo snel mogelijk na de vaststelling in werking te laten treden.

Na de inwerkingtreding van het Besluit en de bijbehorende Regeling kunnen pelsdierhouders aanvragen indienen voor subsidiëring van de sloop of ombouw van hun pelsdierhouderij.

Ik deel de mening dat er voor zowel de sloop- en ombouwregeling als voor de mogelijke eenmalige stoppersregeling waar nu onderzoek naar wordt gedaan, snel duidelijkheid moet komen om stoppende nertsenhouders perspectief te bieden.

3. Vragen en opmerkingen van de leden van D66-fractie

De leden van D66-fractie lezen dat het kabinet onderzoekt of, en zo ja hoe, een eenmalige stoppersregeling voor de pelsdierhouderij kan worden vormgegeven waarmee deze bedrijven op korte termijn vrijwillig hun bedrijfsvoering kunnen beëindigen. De Minister zegt vaart te maken met de nadere uitwerking van de stoppersregeling. Deze leden zijn van mening dat de regeling waaraan het kabinet werkt zodanig ingericht moet worden dat nertsenhouders geactiveerd worden om snel te stoppen. Deze leden zijn immers van mening dat het houden van dieren voor bont niet meer van deze tijd is. Echter meldt de Minister dat de subsidieregeling voor sloop- en ombouwkosten zich er niet voor leent om bedrijven te stimuleren versneld het houden van pelsdieren te beëindigen. Daarvoor zou een eventuele aanvullende stoppersregeling kunnen dienen. Deze leden vragen de Minister waarom zij van mening is dat de subsidieregeling voor sloop-en ombouwkosten zich niet leent voor het versneld stoppen van bedrijven. Ziet de Minister kans om alsnog een trap in te bouwen in de regeling waardoor het loont voor nertsenhouders om sneller te stoppen?

De sloop- en ombouwregeling biedt een vergoeding voor de sloop en ombouw van gebouwen waarin nertsen beroepsmatig gehouden worden. Dat wil zeggen dat de regering in het kader van de Wet verbod pelsdierhouderij slechts bevoegd is om voor de hiervoor genoemde activiteiten een tegemoetkoming te geven. De vergoeding ziet niet op het vervroegd beëindigen van de bedrijfsactiviteiten. Naar mijn mening draagt het inbouwen van een trap in de sloop- en ombouwregeling dan ook niet bij aan de afweging voor het al dan niet vervroegd te stoppen. Het kabinet onderzoekt de mogelijkheid voor een eenmalige stoppersregeling. Een adequate vergoeding door de stoppersregeling zal eraan bijdragen dat nertsenhouders eerder kunnen stoppen.

Blijkens de memorie van toelichting had de wetgever met het voorzien in een wettelijke grondslag voor een subsidieregeling voor sloop- en ombouwkosten een drieledig doel: ten eerste is het vanuit landschappelijk oogpunt wenselijk dat er geen ongebruikte of verouderde stallen op het platteland aanwezig blijven en dat langdurige leegstand en verpaupering wordt voorkomen, ten tweede is het vanuit maatschappelijk oogpunt wenselijk dat percelen waar nertsenhouderijen gevestigd waren een nuttige bestemming krijgen, en ten derde is het vanuit economisch perspectief wenselijk dat de voormalige nertsenhouder desgewenst een snelle tart met een andere activiteit kan maken. De initiatiefnemers hadden met de grondslag voor een subsidieregeling voor sloop- en ombouwkosten niet het doel om pelsdierhouders te stimuleren versneld of zo snel mogelijk te stoppen.

4. Vragen en opmerkingen van de leden van SP-fractie

Nota van toelichting

Hoofdlijnen van het wijzigingsbesluit

De kosten voor sloop en afvoer van omheiningen en inventaris worden in het nieuwe voorstel van de Minister vergoed. Wat de leden van de SP-fractie betreft dient tegenover beide genoemde wijzigingen de voorwaarde te staan dat de huisvestingsinventaris – grotendeels bestaande uit kooien – dient te worden vernietigd voor recycling. Deze leden beogen daarmee te voorkomen dat de draadgazen kooien opnieuw worden ingezet voor de huisvesting van dieren. Ook wordt hiermee de garantie afgedwongen dat subsidieaanvragers hun boedel niet alsnog doorverkopen. Deze leden spreken daarbij tevens de wens uit dat een dergelijke standaard voor huisvesting, zowel qua afmeting als comfort, voor het houden van dieren nooit meer wettelijk wordt toegestaan. Daarbij wijzen zij erop dat dit bijvoorbeeld in grote delen van de Europese vleeskonijnenindustrie helaas nog gangbare praktijk is.

Op grond van het ontwerpbesluit wordt uitsluitend subsidie verleend voor het verwijderen en afvoeren van de tot het gebouw of bouwwerken behorende inventaris. Indien een pelsdierhouder subsidie aanvraagt voor sloop en/of ombouw, dan is hij vervolgens ook verplicht om álle gebouwen en bouwwerken te slopen, tenzij in die gebouwen, bouwwerken en erfverharding wordt geïnvesteerd ten behoeve van de ombouw naar een nieuw bedrijf, niet zijnde een pelsdierhouderij. Deelname aan de sloop- en ombouwregeling is vrijwillig en het is voorts niet verplicht om subsidie aan te vragen voor het verwijderen en afvoeren van de inventaris. Indien een pelsdierhouder ervoor kiest om een deel van zijn inventaris te verkopen, omdat hij op die manier meer waarde kan genereren, dan is dat toegestaan. Het deel dat hij verkoopt komt dan uiteraard niet tevens voor subsidie in aanmerking. Ten overvloede merk ik op dat de kooien, gelet op artikel 4, aanhef, en onderdelen c en d, van de Wet verbod pelsdierhouderij, niet kunnen worden gebruikt voor, kort gezegd, de uitbreiding van bestaande pelsdierhouderijen in Nederland.

Verlengen termijn tussen subsidieverlening en afronding subsidiabele activiteiten

De leden van de SP-fractie kunnen voorts instemmen met het verlengen van de termijn voor de uitvoering van sloop- en ombouwwerkzaamheden, aangezien is gebleken dat de vigerende termijn van één jaar te vaak onhaalbaar is vanwege plantechnische obstakels. Wel vragen deze leden zich af of een drievoudige verruiming van deze termijn niet wat veel van het goede is. Wellicht kan de Minister toelichten waarom is gekozen voor een termijn van drie jaar?

Voor slopen en ombouwen zijn vaak vergunningen nodig van decentrale overheden. Met name bij ombouw kan het verkrijgen van de noodzakelijke omgevingsvergunning langere tijd in beslag nemen, zeker als daarvoor een wijziging van het bestemmingsplan nodig is.

Deze wijziging hangt daarnaast samen met het vervallen van de eis in de Regeling dat pelsdierhouders al bij de aanvraag moeten beschikken over de voor sloop of ombouw benodigde vergunningen. Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de wijziging van de Regeling. Overigens ligt het voor de hand dat pelsdierhouders zelf ook blijven anticiperen op eventuele lange(re) proceduretermijnen door deze ruim voor de subsidieaanvraag te starten.

Indieners van de subsidieaanvraag dienen daarbij wat de leden van de SP-fractie betreft continu inzichtelijk te maken dat zij zich van het begin af aan inspannen om de werkzaamheden zo snel als mogelijk te voltooien. Deze leden vragen de Minister of zij inzichtelijk kan maken welke (financiële) consequenties volgen voor indieners die zich aantoonbaar niet houden aan de gestelde subsidievoorwaarden, zowel op het punt van de uitwerking als voor het naleven van de gestelde termijnen.

Indien degene aan wie een subsidie is verleend zich aantoonbaar niet houdt aan de voorwaarden, zal de subsidie niet worden vastgesteld en zullen al betaalde voorschotten met rente worden teruggevorderd.

5. Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister wat het effect is van de verhoging van het subsidiepercentage voor sloop van de nertsenfokkerijen, de verhoging van de normbedragen voor sloop per vierkante meter en het subsidiabel maken van de sloop van omheiningen en inventaris, op de maximale vergoeding per bedrijf. Op welke termijn verwacht de Minister dat bedrijven gesloopt zullen worden? Hoe zal erop worden toegezien dat de bedrijven ook daadwerkelijk worden gesloopt? Hoe zal erop worden toegezien dat de kooien worden gesloopt en niet alsnog worden doorverkocht? Is het waar dat bedrijven op dit moment na drie jaar leegstand een deel van hun kooien opnieuw vullen om hun milieuvergunning niet te verliezen? Zo ja, hoe vaak is dit gebeurd sinds 2013?

Het verhogen van het subsidiepercentage voor sloop, de verhoging van de normbedragen voor sloop per vierkante meter en het subsidiabel maken van de sloop van omheiningen en inventaris leiden tot een naar rato verhoging van de totale vergoeding per locatie. De vergoeding per locatie is in het huidige besluit gemaximeerd op een vast bedrag van 95.000 euro per locatie (of 120.000 euro bij aanwezigheid van asbest). Met deze wijziging worden de vaste maximumbedragen per plaats vervangen door een systeem waarin het maximumbedrag per plaats variabel is. Dit variabele maximumbedrag per locatie is veelal hoger dan het oude maximumbedrag en wordt berekend aan de hand van het aantal fokteven, een aantal degressieve schijven met bedragen per fokteef, en een correctie voor de eventuele sloop van asbest en van staal.

Na het in werking treden van het besluit zullen diverse pelsdierhouders naar verwachting snel opteren voor sloop of ombouw, zeker degenen die hebben gewacht op de verbeteringen in het gewijzigde besluit.

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om na 3 jaar een omgevingsvergunning milieu in te trekken (artikel 2.33 Wabo). Dit is geen verplichting voor het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag moet dan aantonen dat er 3 jaar geen gebruik van is gemaakt. Een intrekking is een besluit waarop beroep mogelijk is. In de praktijk zal een bevoegd gezag niet zomaar tot intrekking overgaan. Indien de veehouder nog plannen heeft om dieren te houden zal hij dit kenbaar maken. Een intrekking gaat, in de praktijk, vaak in overleg. Mijn ministerie houdt geen systematische gegevens bij over hoe vaak dit sinds 2013 in de pelsdierhouderij is gebeurd, de gemeente is hierin het bevoegde gezag.

Voor het overige antwoord op deze vraag verwijs ik uw Kamer naar het gegeven antwoord op een vraag van de SP-fractie.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben tevens nog enkele vragen over de coronabesmettingen in de nertsenfokkerij. Hoeveel nertsen zijn er op dit moment al gedood vanwege coronabesmettingen? Hoeveel moederdieren, hoeveel pups en hoeveel dekreuen betrof dit? Bij hoeveel bedrijven en op hoeveel locaties zijn er besmettingen geconstateerd? Op welke wijze is bij het early warning onderzoek gecontroleerd of de ingestuurde kadavers daadwerkelijk afkomstig waren van de betreffende locatie? Waar blijven de resultaten van het screeningsonderzoek dat is uitgevoerd bij alle nertsenbedrijven in Nederland? Hoe is de controle op het vervoersverbod vormgegeven? Kunt u bevestigen dat transporten met nertsen niet hoeven te worden aangemeld, waardoor er helemaal geen zicht is op deze transporten?

Er zijn nu 17 bedrijven besmet gevonden en geruimd met in totaal 183.000 fokdieren en 600.000 pups. De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) haalt voor het early warning onderzoek de kadavers op bij de bedrijven. Deze werkwijze borgt de herkomst van de kadavers. De GD heeft de screening al enige tijd afgerond. Een aantal bedrijven had een onduidelijke uitslag. Deze zijn met een andere test nogmaals onderzocht bij Wageningen Bioveterinary Research. Deze laboratoriumtest heeft wat meer tijd in beslag genomen. Uw Kamer wordt volgende week over de resultaten van het screeningsonderzoek geïnformeerd.

De teams «vervoer» van de NVWA zijn geïnstrueerd om toe te zien op naleving van de vervoersverboden. Bij de controle van de naleving op het vervoersverbod van nertsenmest kan daarnaast gebruik worden gemaakt van de laad- en losmeldingen, die vanuit de meststoffenregelgeving verplicht zijn. Er is goed overleg met de koepelorganisatie van de nertsenhouders over knelpunten, die ontstaan door beide vervoersverboden. Er is geen wettelijke plicht om transporten met nertsen aan te melden.

Kunt u bevestigen dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in heel 2019 en in de eerste helft van 2020, dus in anderhalf jaar tijd, niet één reguliere controle heeft uitgevoerd in deze sector? Wordt dit toezicht de komende tijd geïntensiveerd? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Op grond van risicogericht inspecteren heeft de NVWA in 2019 en de eerste helft van 2020 geen reguliere controles uitgevoerd op dierenwelzijn en de Wet verbod pelsdierhouderij bij nertsenbedrijven. Er is wel een inspectie uitgevoerd naar aanleiding van een melding. Voor 2020 stond een naleefmeting gepland bij de nertsenhouderij op zowel de Wet verbod pelsdierhouderij als dierenwelzijn. Vanwege de huidige besmettingen met COVID-19 op de nertsenbedrijven, zijn deze inspecties tot nader order uitgesteld.

Op welke wijze zal de ontwikkeling van het coronavirus in de nertsenfokkerij worden gevolgd in de komende maanden? Zal het screeningsonderzoek worden voortgezet? Zo ja, op welke wijze?

De early warning zal worden voortgezet. Er wordt nagegaan of er aan efficiency gewonnen kan worden zonder dat dit ten koste gaat van de gevoeligheid. Ook zal het serologisch onderzoek (de screening) nog ten minste één keer worden herhaald en indien nodig vaker.


X Noot
1

Stenogram van het plenaire debat op 13 februari 2019 over Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met het toevoegen van de bevoegdheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties ter handhaving van die wet (Kamerstuk 35 006), Handelingen II 2018/19, nr. 53, item 7.

Naar boven