30 825
Ecologische hoofdstructuur

nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 oktober 2007

Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, het eindrapport van de Stuurgroep «Kosten realisatie milieukwaliteit EHS en VHR» aan.1 De stuurgroep heeft in opdracht van het bestuurlijk overleg Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) een landelijk indicatief beeld geschetst van de gebiedsgerichte kosten en financieringsmogelijkheden voor het realiseren van de gewenste water- en milieukwaliteit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

In de stuurgroep namen leden van het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de departementen VROM, V&W en LNV zitting. Het rapport is in het Bestuurlijk overleg ILG van juli 2007 besproken.

De stuurgroep heeft de gebiedsgerichte kosten voor het realiseren van de gewenste milieucondities in de EHS (inclusief Natura 2000-gebieden) via drie verschillende benaderingen in beeld gebracht. Op grond daarvan komt de stuurgroep tot de conclusie dat bij ongewijzigd beleid en op grond van het huidige investeringsniveau (in ILG-kader) tot 2027 in maximaal 75% van het areaal natuur de vereiste water- en milieucondities kunnen worden gerealiseerd. Naast de aanbeveling om meer middelen in te zetten voor dit doel, doet de stuurgroep ook aanbevelingen voor kostenreductie zodat met de geïnvesteerde middelen meer effect kan worden bereikt. Deze aanbevelingen liggen overigens in lijn met aanbevelingen van het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) in Natuur- en Milieubalansen en de rapporten over optimalisatie van de EHS (2005) en de ecologische evaluatie van het natuurbeheer (2007).

Ondanks de resterende onzekerheden in de berekeningen heeft het werk van de stuurgroep geleid tot een meer gezamenlijk beeld van de orde van grootte van de benodigde investeringen en van strategieën om deze kosten te beperken. Daardoor kunnen de waardevolle inzichten in het rapport mede gebruikt worden bij toekomstige discussies over ambities en afspraken voor verbetering van de water- en milieucondities en over de financiering daarvan. Op dit moment dient te worden uitgegaan van de afspraken die hierover zijn gemaakt in het kader van het ILG, zoals ik ook met u heb besproken in het Algemeen Overleg Verdroging van 25 september 2007.

In de Beleidsvisie Natuurbeheer, waarin ik een integrale reactie geef op de recente evaluaties van het Milieu- en Natuurplanbureau over het natuurbeheer en die u op 12 oktober jl. is toegezonden (Kamerstuk 30 825, nr. 7), ga ik verder in op deze materie.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven