30 825 Ecologische hoofdstructuur

Nr. 217 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2018

Naar aanleiding van mijn eindrapportage over het Groot Project Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (Kamerstuk 30 825, nr. 216) heeft de vaste commissie voor LNV mij op 8 november 2018 verzocht uw Kamer te informeren over: 1) in hoeverre de nu beschikbare informatie over kwalitatieve doelen gebaseerd is op eenduidige definities, 2) welke eenduidige definities er precies worden gebruikt en 3) welke instituten deze definities eveneens hanteren. Waar eenduidige definities ontbreken, word ik verzocht een voorstel te doen. In deze brief geef ik antwoord op de gestelde vragen.

De kwaliteit van natuur en biodiversiteit kan beschreven worden aan de hand van verschillende indicatoren (definities), afhankelijk van het doel van de rapportage. Zo wordt het aantal bedreigde soorten beschreven aan de hand van de Rode Lijst Index (RLI). De voortgang van het Europese natuurbeleid wordt uitgedrukt in de staat van instandhouding van soorten en habitattypen van de Vogel- en Habitatrichtlijnen. De richtlijnen schrijven voor welke soorten en ecosystemen moeten worden beschermd en hoe de trends ervan moeten worden gemeten en beoordeeld, waardoor dit een andere indicator oplevert dan bijvoorbeeld de RLI.

Voor de eindrapportage van het Groot Project EHS is gebruik gemaakt van drie typen indicatoren: een indicator voor de milieudruk op water- en natuurgebieden, de Rode Lijst Index voor de bedreigde soorten, en de Living Planet Index (LPI) voor soortgroepen en ecosystemen (fauna op land, fauna in agrarisch gebied, zoetwaterfauna, kust- en Noordzeesoorten). Voor deze indicatoren is gekozen, ook vanuit het oogpunt van eenduidigheid van de informatie. Ze sluiten aan op de voortgangsrapportages in het kader van het Groot Project EHS. Bovendien geven ze de trends weer voor karakteristieke soortgroepen en ecosystemen over de periode waarin aan de EHS (en sinds 2013 het Natuurnetwerk Nederland) is gewerkt.

Deze indicatoren worden gebruikt door het Planbureau voor de leefomgeving (PBL) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

In de eindrapportage wordt (in hoofdstuk 5) een toelichting gegeven op de aard van de gebruikte indicatoren en wordt een duiding gegeven van de uitkomst. Een nadere toelichting op deze en andere biodiversiteitsindicatoren die algemeen in gebruik zijn, staat beschreven in het Compendium voor de Leefomgeving van het CBS en het PBL (deze kunt u vinden op de volgende website: https://www.clo.nl/indicatoren/nl1591-inleiding-biodiversiteitsindicatoren).

In overleg met het PBL en provincies wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe methodiek om de milieu- en natuurkwaliteit te beschrijven aan de hand van Beleidsrelevante Natuur Indicatoren (BNI). Ook dit instrument wordt ontwikkeld door het PBL. Deze indicatoren worden gehanteerd en zullen worden toegelicht in de 4e Voortgangsrapportage Natuur over 2017.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven