30 825 Ecologische hoofdstructuur

Nr. 120 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 november 2011

U heeft mij gevraagd inhoudelijk te reageren op een vertrouwelijke brief die u heeft ontvangen van een klokkenluider bij Wageningen-UR die melding maakt van het onjuist interpreteren en modelleren van grondwaterstanden. Conform uw verzoek zal ik alleen inhoudelijk reageren.

Volgens de persoon in kwestie is sprake van onjuiste informatievoorziening over de nadelige gevolgen van verdroging voor landbouw en natuur. Aanleiding om dit via een klokkenluidersregeling te melden is de opdracht van zijn werkgever, Wageningen-UR, om een conclusie in een wetenschappelijk rapport, dat door twee hoogleraren was goedgekeurd, aan te passen. In de brief wordt niet precies duidelijk wat er is aangepast in het betreffende rapport waar naar verwezen wordt (WOt-rapport 94).

In de brief wordt gesteld dat door onjuiste informatievoorziening de mate van verdroging in termen van een grondwaterstanddaling veelal systematisch wordt overschat. Dit signaal is bekend bij hydrologen. De twee foute bronnen van modellen, te diepe grondwaterstandbuizen in laag Nederland en te grote celgrootte in numerieke modellen, zijn onder hydrologen algemeen bekend. De gesignaleerde overschatting van de grondwaterstanddaling blijkt maar enkele centimeters te bedragen en geen decimeters, zoals vroeger werd gedacht. Te grote cellen in numerieke modellen kunnen inderdaad leiden tot fouten in overgangsgebieden tussen infiltratie- en kwelgebieden.

Tegenwoordig wordt door onderzoekers en beleidsmedewerkers met bovenstaande potentiële fouten in modellen rekening gehouden. Voor de voortgang van verdrogingbestrijding (de zogeheten TOP-lijsten verdrogingbestrijding), waarover u jaarlijks via de ILG en EHS rapportage bent geïnformeerd, worden meetgegevens van grondwaterstanden slechts ter ondersteuning gebruikt: verdroging wordt primair afgemeten aan de toestand van de natuur. Een natuurgebied waarin verdroginggevoelige soorten zijn verdwenen wordt daarbij als verdroogd aangemerkt.

Kortom, hoewel de verbetering van de informatievoorziening een continu aandachtspunt is, ben ik van mening dat de mate van verdroging op dit moment voldoende in beeld kan worden gebracht en daarmee ook de gevolgen voor landbouw en natuur.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven