30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging

Nr. 58 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 januari 2024

Met deze brief informeer ik u over eerdere toezeggingen in relatie tot en de voortgang van de modernisering van de Wet op de lijkbezorging. De toezeggingen betreffen het ruimen van graven, lichamelijke integriteit en de planning van de modernisering van de Wet op de lijkbezorging. Verder informeer ik u over de kwaliteit van de uitvaartsector en onderzoek naar verwerking van het effluent na alkalische hydrolyse.

Ruimen van graven

In de Kamerbrief van 10 april 20201 heeft mijn ambtsvoorganger periodiek onderzoek aangekondigd naar het ruimen van graven. Het nieuwe onderzoek dat ik heb laten uitvoeren heeft zich niet alleen gericht op gemeentelijke begraafplaatsen, maar ook op bijzondere begraafplaatsen. Het onderzoek bevestigt het eerdere beeld, namelijk dat ruimingen in de regel zorgvuldig uitgevoerd worden en dat incidenten zeldzaam zijn. Ik zie dan ook geen reden om het ruimen van graven verder periodiek te laten onderzoeken, wel houdt het mijn aandacht. Ondanks het positieve beeld inzake het ruimen van graven kwam in het onderzoek van 2020 en ook in dit onderzoek de suggestie naar voren om gemeentelijk toezicht bij grootschalige ruimingen te onderzoeken. Verder heeft de Landelijke Organisatie Begraafplaatsen aandacht gevraagd voor het ontbreken van regelgeving ten aanzien van verzamelgraven. Deze twee onderwerpen zullen worden betrokken bij de voorbereiding van het conceptwetsvoorstel ter modernisering van de Wet op de lijkbezorging (Wlb).

Kwaliteit van de uitvaartsector

Bij de Kamerbrief van 10 april 2020 is uw Kamer een flitspeiling aangeboden over de kwaliteit van de uitvaartsector. Uit die flitspeiling blijkt onder meer dat respondenten de dienstverlening van de uitvaartsector heel positief waarderen (met een 8). Ik heb recent opnieuw (bijgaand) onderzoek laten uitvoeren om te controleren of dat eerdere beeld nog actueel is. Dat blijkt het geval te zijn, ook nu scoort de uitvaartsector een 8. Ik zie hierin opnieuw een bevestiging dat er geen aanleiding is om de werkzaamheden van de uitvaartsector nader te reguleren.

Lichamelijke integriteit

Het onderzoek «Strafbaarstelling van lijkschennis»2 heeft diverse aanbevelingen gedaan ten behoeve van de bescherming van de lichamelijke integriteit. In de beleidsreactie op dat onderzoek van 13 juni jl.3 heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd samen met de Minister van VWS uw Kamer eind dit jaar te informeren over de ontwikkeling van regelgeving om de menselijke waardigheid en daarbij met name het non-commercialiteitsbeginsel te waarborgen ten aanzien van exposities met geprepareerde lichamen en ten aanzien van de donatie en doorverstrekking van lichamen van overledenen ten behoeve van ontleding in het belang van de wetenschap en het wetenschappelijk onderwijs. Aan deze toezegging geef ik, mede namens de Minister van VWS, middels deze brief invulling.

Wij onderschrijven het belang om excessen met lichamen van overledenen te voorkomen. De navolgende regelgeving is van kracht en in ontwikkeling om daarvoor zorg te dragen. Tentoonstellingen met geprepareerde lichamen vallen onder het toezicht van de burgemeester op publiek toegankelijke gebouwen/samenkomsten (art. 174 Gemeentewet) en de burgemeester kan bij excessen een tentoonstelling onmiddellijk sluiten met het oog op de openbare orde, veiligheid en gezondheid. Verder is ontleding van lichamen alleen mogelijk in het belang van de wetenschap en het wetenschappelijk onderwijs na schriftelijk verlof van de burgemeester die de plaats van ontleding benoemt.4 Met het bij uw Kamer aanhangige Wetsvoorstel zeggenschap lichaamsmateriaal5 (Wzl) wordt het verboden om voor bestemming van een lichaam ten behoeve van ontleding aan een donor of beslissingsbevoegde een vergoeding te geven dan wel een vergoeding te ontvangen welke meer bedraagt dan de kosten die de donor of beslissingsbevoegde in verband daarmee heeft gemaakt. Ook regelt dit wetsvoorstel het verbod om in de communicatie de indruk van enig geldelijk voordeel of een kostenbesparing te wekken voor een donor. Tevens wordt een informatieplicht geïntroduceerd over de toepassingen met het materiaal en de mogelijkheid van eventuele inkomsten die daaruit kunnen voortvloeien.

Bij de gezamenlijke voorbereiding van de regelgeving, als aangekondigd in de beleidsreactie, is gebleken dat het overgrote deel van de gedoneerde lichamen in Nederland ten goede komt aan anatomische instituten zonder winstoogmerk. Er is momenteel slechts één commerciële partij actief, wat in Nederland geen incidenten heeft opgeleverd. Verder zijn er slechts twee tentoonstellingen in Nederland bekend met geprepareerde lichamen, waar zich geen excessen hebben voorgedaan. Gelet hierop, en gelet op de reeds geldende regelgeving en de regelgeving die in procedure is gebracht, is het vanuit een oogpunt van noodzakelijkheid en proportionaliteit niet aangewezen meer regelgeving tot stand te brengen. Mocht hier in de toekomst wel aanleiding toe zijn, dan kan regelgeving alsnog worden overwogen.

Alkalische hydrolyse

In mijn brief van 21 maart jl.6 heb ik aangegeven dat het Ministerie van IenW nog werkt aan een beoordeling van verwerkingsmethoden van het effluent na alkalische hydrolyse. Hiervoor heeft het Ministerie van IenW onderzoek laten doen. Het onderzoek treft u bijgaand. Hieruit blijkt dat milieubelasting van een verwerkingsmethode afhangt van het type proces dat gebruikt wordt in de hydrolysator. Daarnaast is er voor enkele verwerkingsmethoden meer onderzoek nodig om te bepalen hoe succesvol de methode is om het effluent te zuiveren of hergebruiken. Het Ministerie van IenW zal deze uitkomsten betrekken bij regelgeving inzake de afvoer van het effluent, te regelen in het Besluit activiteiten leefomgeving.

Planning modernisering Wlb

De brief van 21 maart 2023 ging ook in op de planning van de modernisering van de Wlb. Daarin is de verwachting uitgesproken dat het wetsvoorstel in de eerste helft van 2024 wordt ingediend. Wel heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven de financiering van de beoogde wettelijke uitbreiding van de bevoegdheden van de gemeentelijk lijkschouwer af te willen wachten, evenals de beoordeling door I&W van de afvoerroutes van het effluent. Inmiddels is in de gewenste duidelijkheid voorzien. Daarnaast is in de brief van 5 oktober jl.7 aangekondigd dat consultatie van het wetsvoorstel dit najaar gepland staat. Die planning is als gevolg van de complexiteit rond de hiervoor genoemde onderwerpen niet haalbaar gebleken. Mijn inzet is om het conceptwetsvoorstel in de eerste helft van 2024 in consultatie te brengen.

Mede namens de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Infrastructuur en Waterstaat,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
1

Kamerstukken II, 2019/20, 30 696 en 25 295, nr. 48

X Noot
2

Kamerstukken II, 2021/22, 36 200 VI, nr. 110

X Noot
3

Kamerstukken II, 2022/23, 36 200 VI, nr. 138

X Noot
4

Art. 67 Wlb. De eis van het verlof van de burgemeester dient als waarborg dat niet in strijd met de strekking van de wet wordt gehandeld. Zo zal de ontleding in een daartoe geëigende inrichting moeten plaatsvinden. Zie ook Kamerstukken II, 1970/71, 11 256, nr. 3

X Noot
5

Kamerstukken II, 35 884

X Noot
6

Kamerstukken II, 2022/23, 30 696, nr. 56

X Noot
7

Kamerstukken II, 2023/24, 30 696, nr. 57

Naar boven