nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER STAAIJ
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
I
Na onderdeel F wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Fa
Aan artikel 32a wordt een volzin toegevoegd, luidende: Buiten hetgeen
hun bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van het algemeen
bestuur als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste
van het waterschap.
II
Na onderdeel M wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Ma
Aan artikel 44 worden drie leden toegevoegd, luidende:
3. Buiten hetgeen hen bij of krachtens de wet is toegekend, genieten
de leden van het dagelijks bestuur als zodanig geen inkomsten, in welke vorm
ook, ten laste van het waterschap.
4. De leden van het dagelijks bestuur genieten geen vergoedingen,
in welke vorm ook, voor werkzaamheden, verricht in nevenfuncties die zij vervullen
uit hoofde van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur ongeacht of die
vergoedingen ten laste van het waterschap komen of niet. Indien deze vergoedingen
worden uitgekeerd, worden zij gestort in de waterschapskas.
5. Van het bepaalde in het vierde lid kan het algemeen bestuur in
bijzondere gevallen ontheffing verlenen. Het daartoe strekkende besluit van
het algemeen bestuur wordt door het dagelijks bestuur aan gedeputeerde staten
gezonden.
III
Na onderdeel P wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Pa
Aan artikel 49 worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Buiten hetgeen hem bij of krachtens de wet is toegekend, geniet
de voorzitter als zodanig geen inkomsten, in welke vorm ook, ten laste van
het waterschap.
4. De voorzitter geniet geen vergoedingen, in welke vorm ook, voor
werkzaamheden, verricht in nevenfuncties welke hij vervult uit hoofde van
het voorzittersambt, ongeacht of die vergoedingen ten laste van het waterschap
komen of niet. Indien deze vergoedingen worden uitgekeerd, worden zij gestort
in de waterschapskas.
Toelichting
In de nota naar aanleiding van het verslag is terecht benadrukt dat de
Waterschapswet zoveel mogelijk dient te sporen met overeenkomstige bepalingen
in Provincie- en Gemeentewet. Op het punt van vergoedingen, al dan niet uit
zogenaamde qualitate qua-functies, is hier evenwel geen sprake van (zie de
artikelen 43, 65 en 96 Provinciewet en 44, 66 en 99 Gemeentewet). Niet in
te zien valt waarom voor waterschapsbestuurders op dit punt een ander regime
zou moeten gelden dan voor provinciale en gemeentelijke bestuurders. Het amendement
voorziet in gelijkluidende bepalingen in de Waterschapswet.
Van der Staaij