Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 januari 2014
Het lid Voortman heeft verzocht om een reactie op de berichtgeving in de Volkskrant
van 29 januari 2014 over de ontwikkeling van de zorgpremie in 2015.
Zoals in de brief van 6 november 2013 over de nadere uitwerking Hervorming langdurige
zorg1 is gemeld, heeft de overheveling van zorgtaken uit de AWBZ naar de Zvw consequenties
voor de premies die verzekerden betalen. Speculaties over de exacte hoogte van het
effect op de zorgpremie zijn voorbarig.
De gevolgen en oplossingsvarianten van deze premieconsequenties worden momenteel onderzocht.
Maar hierbij is het van belang te bedenken dat genoemde overhevelingen de zorg in
zijn totaliteit goedkoper maken. Waarbij tevens de premiestijging en de gemiddelde
stijging van het eigen risico voor lage inkomens in de bestaande systematiek steeds
volledig gecompenseerd worden via de zorgtoeslag.
Burgers betalen voor de gezondheidszorg via rijksbijdragen (belastingen), AWBZ-premie,
eigen bijdragen, de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringwet, de nominale
premie voor de Zorgverzekeringwet en het eigen risico. Iedere wet kent daarbij zijn
eigen financieringssystematiek.
De AWBZ kent een constante, niet lastendekkende, premie die automatisch wordt ingehouden
op loon of uitkering. Dat betekent dat, ondanks het feit dat de AWBZ-uitgaven de afgelopen
jaren zijn gestegen, de premies gelijk zijn gebleven. Hierdoor zijn er in het AWBZ-fonds
tekorten ontstaan. In 2014 wordt in de VWS begroting een tekort van € 3 miljard voorzien.
Door die forse tekorten kent het AWBZ-fonds momenteel een negatief vermogen van circa
€ 20 miljard. Derhalve is de huidige AWBZ financieel niet houdbaar.
De Zvw heeft de afgelopen jaren laten zien te werken. De Zvw kent een lastendekkende
premie; hoe hoger de schadelast van verzekeraars, hoe hoger de premies voor verzekerden
en de werkgeverslasten. Dus als er zorg van de AWBZ naar de Zvw wordt overgeheveld,
stijgt de schadelast van verzekeraars, die deze extra uitgaven zullen verwerken in
de premie. Elk jaar voorafgaand aan het polisjaar maken verzekeraars hun premie bekend
en kunnen verzekerden desgewenst van verzekeraar wisselen. Deze onderlinge concurrentie
zorgt ervoor dat verzekeraars scherp kijken naar zowel de kosten als de kwaliteit
van de verzekerde zorg. De overhevelingen dragen ertoe bij dat verzekerden ook voor
dit overgehevelde gedeelte van de zorg kunnen profiteren van scherpe zorginkoop.
Overhevelingen van taken uit de AWBZ naar de Zvw hebben gezien de verschillende financieringssystematiek
in deze twee wetten dus gevolgen voor de premies die betaald worden in beide wetten.
Welke premie-effecten er precies optreden is echter afhankelijk van de exacte vormgeving
van de overhevelingen. Naarmate de besluitvorming over de vormgeving en het tijdspad
van de specifieke overhevelingen vordert, zoals bijvoorbeeld de overheveling van de
langdurige ggz, kan ook meer worden gezegd over de premieconsequenties.
De hoogte van de nominale premie in de Zvw wordt overigens niet alleen bepaald door
de overhevelingen die plaatsvinden van AWBZ naar Zvw, maar ook door autonome ontwikkelingen
in de Zvw. Voor 2015 zijn deze ontwikkelingen grotendeels onbekend. In de loop van
het jaar ontstaat daarover meer duidelijkheid. Ook het beleid van verzekeraars, omtrent
hun zorginkoop en hoe zij eventuele reserves inzetten om te concurreren op de zorgverzekeringsmarkt,
is van invloed op de hoogte van de premie die zij uiteindelijk vaststellen voor hun
verzekerden. Los van ramingen van de gemiddelde premieontwikkeling hebben verzekeraars
dus ook een eigenstandige rol in de vaststelling van de nominale premie en de communicatie
hierover naar hun verzekerden.
Over de premiegevolgen van de overhevelingen wordt u zo spoedig als mogelijk is nader
geïnformeerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers