Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 30597 nr. 250 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 30597 nr. 250 |
Vastgesteld 9 mei 2012
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 13 februari 2012 inzake het Nibud onderzoek «Richtlijn waskosten zorginstellingen» (uitvoering van de motie van het lid Voortman inzake richtbedrag voor waskosten) (Kamerstuk 30 597, nr. 246).
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 mei 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Smeets
Adjunct-griffier van de commissie, Clemens
1
Wat zijn de mogelijkheden van cliënten om in beroep te gaan wanneer zij bezwaren hebben tegen de gehanteerde waskosten in de AWBZ-instelling waar zij verblijven?
De relatie tussen de zorgaanbieder en de cliënt betreffende de waskosten is een privaatrechtelijke overeenkomst. De cliënt kan besluiten de overeenkomst in de toekomst niet voort te zetten en moet dan op een andere wijze voorzien in het (laten) wassen. Ook kan de bewoner bij het zorgkantoor melden dat hij of zij van mening is dat de waskosten onredelijk hoog zijn.
De cliënt kan via de cliëntenraad inbrengen dat zij bezwaar heeft tegen de gehanteerde waskosten. De cliëntenraad heeft op basis van de WMCZ een verzwaard adviesrecht ten aanzien van de hoogte van de waskosten.
2
Wat voor effect zal de invoering van het scheiden van wonen en zorg hebben op de financiering van de waskosten van cliënten van een AWBZ-zorginstelling?
Onderdeel van de AWBZ-aanspraak is het wassen van platgoed, zoals lakens en handdoeken.
De kosten voor het wassen van kleding vallen niet onder de verstrekking. Dit zal niet anders zijn na de invoering van scheiden van wonen en zorg.
3
De instelling en de cliëntenraad moeten in overleg een prijs vaststellen voor de waskosten – hoe verhoudt deze mogelijkheid tot sturing zich tot de praktijk?
Op basis van de WMCZ heeft de cliëntenraad een verzwaard adviesrecht op dit onderwerp. Ik heb geen signalen dat zorginstellingen dit onderwerp niet voorleggen aan de cliëntenraden. Bij geschillen kan de cliëntenraad naar de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden, die een bindende uitspraak doet bij een geschil. Het LOC heeft een handreiking aanvullende diensten gemaakt om cliëntenraad en zorgaanbieder te ondersteunen bij het gesprek over de hoogte van aanvullende diensten, waaronder de waskosten.
4
Waarop baseert de staatssecretaris dat ook voor een cliënt in de AWBZ-zorg een normaal waspatroon van twee wassen per week geldt?
Het Nibud gaat bij een normaal waspatroon voor een eenpersoonshuishouden gemiddeld uit van twee wasbeurten per week. Het nibud is hier van uitgegaan omdat er geen redenen zijn om aan te nemen dat voor een cliënt in de AWBZ-zorg structureel een ander waspatroon voor kleding geldt dan voor iemand die thuis woont.
5
Wat is op dit moment de hoogte van het zak- en kleedgeld en hoe is de hoogte van dit bedrag samengesteld?
De hoogte van het zak- en kleedgeld is met ingang van 1 januari 2012 vastgesteld op € 296,26 netto per maand, inclusief vakantiegeld. Het zak- en kleedgeld is evenals de overige algemene bijstandsnormen gekoppeld aan het netto minimumloon en stijgt daardoor mee met de ontwikkeling van het netto minimumloon. Gelet op het verschil in noodzakelijke bestaanskosten geldt voor personen in instellingen een aparte bijstandsnorm. Deze is afgestemd op de beperkte uitgaven die voor rekening van de belanghebbende blijven. Overigens hebben in een instelling verblijvende bijstandsgerechtigden hiernaast recht op zorgtoeslag, een vergoeding voor dat deel van de Zvw-premie dat niet door zorgtoeslag wordt gedekt, compensatie van het eigen risico, forfaitaire tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten op grond van de Wtcg, en in bepaalde gevallen ook langdurigheidstoeslag.
6
Hoeveel mensen wonen op dit moment in een instelling en hoeveel van hen hebben door de eigen bijdrage die zij betalen alleen het zak- en kleedgeld nog van hun inkomen over?
Op dit moment wonen ongeveer 250 000 cliënten in een zorginstelling. In 2010 waren er in december 6 duizend mensen die intramuraal verbleven en die een besteedbaar inkomen hadden gelijk aan het zak- en kleedgeld. Dat is de groep mensen die intramuraal verblijft en geen andere uitkering hebben dan bijstandsuitkering. Zij betalen een intramurale eigen bijdrage van nul euro en krijgen van de gemeenten een uitkering op zak- en kleedgeld niveau. Daarnaast is er nog een beperkte groep mensen (circa 2 000 mensen) die wel een andere uitkering ontvangen (bijv. WAO) maar waarbij hun besteedbaar inkomen desondanks gelijk is aan het zak- en kleedgeld.
7
Klopt het dat bij het vaststellen van de huidige hoogte van het zak- en kleedgeld rekening is gehouden met waskosten tussen de € 20,– en € 35,–?
De hoogte van het zak- en kleedgeld wordt vastgesteld door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op basis van de Wet werk en bijstand. Bijstandsgerechtigden die verblijven in een intramurale instelling hebben recht op het zak- en kleedgeld. Het zak- en kleedgeld is gekoppeld aan het netto minimumloon. Anders dan bij een budgetmethode, waarbij de hoogte van de normen wordt gerelateerd aan die van bepaalde aanwezige kosten behoeven daarmee geen arbitraire uitspraken te worden gedaan over wat waaraan belanghebbenden de bijstand worden geacht te besteden. In de brief van 23 december 2008 (Kamerstukken II, 2007/2008, 29 689, nr. 245) aan de Tweede Kamer, heeft de toenmalige minister van SZW, een indicatie gegeven van de uitgaven en inkomsten van iemand met zak- en kleedgeld. In die berekening is uitgegaan van € 22,– per maand voor het wassen van kleding en overige vrijwillige bewonersbijdragen.
8
Is de door het Nibud vastgestelde berekening en richtlijn, die hoger uitvalt dan het bedrag waarmee bij de berekening van het zak- en kleedgeld rekening is gehouden, aanleiding om de berekening van de hoogte van het zak- en kleedgeld aan te passen?
De bijstandsnorm voor personen in een instelling is evenals de overige bijstandsnormen niet gekoppeld aan een pakket van goederen en diensten, maar aan het netto-minimumloon. De koppeling aan het minimumloon is de waarborg voor een toereikende voorziening in het bestaan.
9
Is het kabinet voornemens om de hoogte van het zak- en kleedgeld te heroverwegen?
Het kabinet is niet voornemens om tot een verhoging van het zak- en kleedgeld over te gaan. Het zak- en kleedgeld stijgt mee met het minimumloon. Het minimumloon is op haar beurt gekoppeld aan de gemiddelde contractloonstijging van de markt en de overheid. Gezien deze koppeling houdt het zak- en kleedgeld gelijke tred met de gemiddelde loonstijging.
Dit laat onverlet dat hoge waskosten een beslag kunnen leggen op het budget van de cliënten die uitsluitend het zak- en kleedgeld ontvangen. Het is primair de taak van de zorginstelling, in overleg met de cliëntenraad, om de kosten voor de cliënten zo laag mogelijk te houden. Ik wil de sector stimuleren door best practices beschikbaar te stellen, onder andere via de website van In voor zorg.
10
Hoe beoordeelt de staatssecretaris de representativiteit van het Nibud-onderzoek, mede in het licht van de gemaakte opmerking dat het noodzakelijk is per instelling apart te beoordelen of de werkelijke situatie overeenkomt met de in het rapport gehanteerde uitgangspunten?
Een richtlijn is een indicatie van de waskosten, waarbij wordt uitgegaan van bepaalde standaardprocessen (uitgangspunten). Een richtlijn is geen norm en kan door eenieder vrij worden toegepast, rekening houdend met de uitgangspunten waarop de richtlijn is gebaseerd.
Het doel van het Nibud-onderzoek was om instellingen, cliëntenraden en cliënten een handvat te bieden bij het organiseren van het wasproces en het vaststellen van de kosten. Omdat het een kwalitatief onderzoek betreft is de opzet en afbakening om te komen tot het richtbedrag representatief.
11
Uit het onderzoek komt naar voren dat er grote verschillen zijn tussen de verschillende AWBZ-zorginstellingen. Bij hoeveel instellingen liggen de waskosten onder en bij hoeveel instellingen liggen de waskosten boven de richtlijn voor waskosten zoals beschreven in het Nibud-rapport?
In de door het Nibud onderzoek bevraagde zorginstellingen liggen de doorberekende kosten aan de cliënt lager dan het richtbedrag. Als de was door een externe wasserij wordt gewassen, betaalt de cliënt tussen de € 22,– en € 95,– per maand. Het richtbedrag voor extern wassen bedraagt tussen de € 88,– en € 110,–. Bij instellingen met een interne wasserij variëren de kosten die aan cliënten worden doorberekend van € 10,– tot € 50,–. Het richtbedrag is € 73,–.
12
Hoe ontstaat de variatie tussen de vergoedingen die worden doorberekend aan de cliënt binnen zorgaanbieders?
Het Nibud vermeldt in het onderzoek Richtlijn waskosten dat zorginstellingen per afdeling soms verschillende tarieven hanteren. Er is door het Nibud geen onderzoek gedaan naar de redenen waarom de kosten tussen locaties verschillen.
13
Waaruit is het verschil tussen kosten voor wassen binnen de instelling en kosten voor wassen wanneer de was extern gedaan wordt opgebouwd?
Bij intern wassen zijn er kosten voor was- en droogapparatuur, personeelskosten (logistieke kosten). De kosten die wasserijen rekenen zijn afhankelijk van de gemaakte afspraken en de te leveren service.
14
Waarop baseren zorgaanbieders keuzes voor intern wassen of het aan een extern bedrijf uitbesteden?
Bij de keuze van de instelling om de was intern of extern te verzorgen, komen meerdere factoren kijken. Nibud noemt in haar onderzoek de mate van logistieke betrokkenheid, de doorlooptijd, betrouwbaarheid en service, kwaliteit en slijtage en de kennis en kunde van het personeel. Daarnaast speelt het aantal cliënten en het type zorginstelling (mate van zorgbehoefte en ziekte) een rol, en het percentage cliënten dat van de betreffende voorzieningen gebruik maakt.
15
Kan er een overzicht komen van de instellingen die meer respectievelijk minder vragen aan waskosten dan de huidige richtlijn?
Ik ben niet voornemens om een dergelijk overzicht te maken. Een dergelijk overzicht levert geen zinvolle inzichten op, omdat de hoogte van het bedrag afhankelijk is van de wijze waarop het wasproces is vormgegeven.
Wel is het belangrijk dat zorgaanbieders aan hun cliënten helder maken welk bedrag zij voor de was in rekening brengen. Dit is in lijn met de algemene leveringsvoorwaarden in de verpleging, verzorging en thuiszorg, die aangeeft dat zorgaanbieders de prijzen van aanvullende diensten kenbaar moeten maken. Daarnaast gaat Het zorgkantoor met de instellingen in gesprek over het beleid rondom aanvullende diensten en vraagt hierbij specifieke aandacht voor een goede informatievoorzieningrichting cliënten.
16
Op welke wijze kunnen de waskosten doorberekend aan cliënten zo laag mogelijk gehouden worden? En op welke wijze gaat de staatssecretaris hiervoor zorgen?
Er zijn mogelijkheden om de kosten voor de was lager te houden dan extern wassen en naar andere oplossingen te zoeken. Het in huis doen van de was is goedkoper dan de was uitbesteden. Het mogelijk maken dat de cliënt zelf de was doet, maakt het ook goedkoper. Er zijn ook zorgaanbieders die het wassen van kleding onderdeel maken van de dagbesteding van de bewoners. Mantelzorgers en vrijwilligers kunnen ook deels de was verzorgen. Raadzaam is dat indien wordt gekozen voor extern wassen, om meerdere offertes op te vragen.
Een inspirerend initiatief is daarnaast de pilot van het LOC Zeggenschap in Zorg en de Vastelastenbond in Brabant. Insteek van de pilot is dat voor een grote groep cliënten een gezamenlijke afspraak wordt gemaakt waardoor dan de prijzen lager uitvallen.
Het is primair de taak van de zorginstelling, in overleg met de cliëntenraad, om de kosten voor de cliënten zo laag mogelijk te houden. Ik wil de sector stimuleren door best practices beschikbaar te stellen, onder andere via de website van Invoorzorg.
17
Op basis van welke gegevens heeft de overheid berekend dat een maandelijkse bijdrage voor het wassen van kleding tussen de 20 en 35 euro moet liggen?
Naar aanleiding van de brief van de minister van SZW over de inkomenspositie van mensen in een intramurale instelling is het onderzoek Vrijwillige bewonersbijdrage uitgevoerd door het onderzoeksbureau Research voor Beleid (15 juni 2009). Uit dit onderzoek blijkt een gemiddelde vrijwillige bewonersbijdrage van € 36,– per maand voor waskosten van kleding van alle bewoners die een bijdrage moeten betalen. Als ook bewoners worden meegenomen die geen bijdrage betalen is het gemiddelde € 22,– per maand. Dit onderzoek betreft dus een feitelijke uitspraak wat de gemiddelde kosten waren en geen normatieve uitspraak over de maximale hoogte van de waskosten.
18
Hoe kan het dat het Nibud op een wel vier keer zo hoog bedrag uitkomt als de overheid?
Het Nibud heeft onderzocht wat de gemiddelde kosten voor wassen van kleding zijn voor cliënten die thuis wonen en voor cliënten die in een instelling verblijven. Daarnaast heeft het Nibud in kaart gebracht welk bedrag instellingen in rekening brengen bij de cliënt. Dit laatste bedrag is veelal lager dan de kosten en ligt meer in lijn met de bedragen uit het onderzoek uit 2009.
19
Wat vindt de staatssecretaris ervan dat ouderen, die maandelijks slechts 290 euro te besteden hebben, in sommige gevallen bijna een derde van dit bedrag kwijt zijn aan het laten doen van de was?
Ouderen, ook met alleen AOW, hebben meer te besteden dan het door u genoemde minimumbedrag van € 290,–, namelijk ruim € 420,–. Ouderen hebben namelijk behalve het zak- en kleedgeld recht op de koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen en een deel van de fiscale ouderenkorting. Daarnaast ontvangen zij de Wtcg-tegemoetkoming en de korting op de eigen bijdrage AWBZ.
Bovendien hoeft slechts een deel van deze groep daadwerkelijk € 75,– te betalen voor de was. Hiervoor heb ik aangegeven dat uit het onderzoek van Nibud blijkt dat de in rekening gebrachte kosten voor intern wassen thans tussen de € 10,– à € 50,– liggen.
20
Wat gaat de staatssecretaris doen om te voorkomen dat zorginstellingen exorbitant hoge eigen bijdragen voor het doen van de was gaan vragen?
Het is primair de taak van de zorginstelling, in overleg met de cliëntenraad, om de hoogte van de waskosten vast te stellen. Ik wil de sector stimuleren de kosten voor de cliënt laag te houden door best practices beschikbaar te stellen.
21
Waarop is de conclusie gebaseerd dat de resultaten in het Nibud-onderzoek die variëren van € 10,– tot € 50,– en van € 22,– tot € 95,– sporen met het gemiddelde bedrag voor waskosten van € 35,– op basis van het in 2009 uitgevoerde onderzoek van Research voor Beleid?
Hiermee wordt bedoeld dat zowel uit het onderzoek naar vrijwillige bewonersbijdrage uit 2009 als uit de enquête van Nibud uit 2012 blijkt dat de doorberekende waskosten lager liggen dan het richtbedrag.
22
Onderschrijft de staatssecretaris de stelling dat de waskosten zoals vastgesteld in het Nibud-onderzoek relatief hoger zijn dan waarmee rekening was gehouden in 2009 bij het bepalen van de hoogte van het zogenaamde zak-en kleedgeld?
In de bepaling van de hoogte van het zak- en kleedgeld wordt geen rekening gehouden met de feitelijke waskosten. De hoogte van de algemene bijstand is namelijk niet gebaseerd op een pakket goederen en diensten, maar gekoppeld aan het minimumloon.
23
Wat is de aanbeveling van de staatssecretaris richting cliëntenraden en richting besturen van instellingen waar de waskosten relatief hoog zijn?
Ik adviseer de cliëntenraden en instellingen om gezamenlijk te zoeken naar manieren om de waskosten voor cliënten zo laag mogelijk te houden. Er zijn mogelijkheden om de kosten voor de was lager te houden dan extern wassen en naar andere oplossingen te zoeken. Het in huis doen van de was is goedkoper dan de was uitbesteden. Het mogelijk maken dat de cliënt zelf de was doet, maakt het ook goedkoper. Er zijn ook zorgaanbieders die het wassen van kleding onderdeel maken van de dagbesteding van de bewoners. Mantelzorgers en vrijwilligers kunnen ook (deels) de was verzorgen. Raadzaam is dat indien wordt gekozen voor extern wassen, om meerdere offertes op te vragen. Een inspirerend initiatief is daarnaast de pilot van het LOC Zeggenschap in Zorg en de Vastelastenbond in Brabant. Insteek van de pilot is dat voor een grote groep cliënten een gezamenlijke afspraak wordt gemaakt waardoor dan de prijzen lager uitvallen.
24
Kan de staatssecretaris uitleggen waarom zorginstellingen lastig de verschillen in kaart kunnen brengen tussen AWBZ-kosten en kosten die zij willen doorberekenen aan de zorgbehoevende?
Het CVZ heeft een duidelijke «Handreiking waskostenregeling voor AWBZ-instellingen» aan instellingen gegeven waarin is aangegeven wanneer waskosten wel en wanneer niet voor rekening van de verzekerde komen. Daarin staat onder meer het volgende vermeld:
«Het wassen van kleding is geen onderdeel van de AWBZ-verstrekking en komt voor rekening van de cliënt. Het wassen van platgoed (bedlinnen, handdoeken, theedoeken e.d.) komt wel ten laste van de instelling. Kosten voor het stomen van kleding komt ten laste van de bewoner. Wanneer vaker moet worden gewassen als gevolg van een aandoening of ziekte, dan valt het extra wassen onder de AWBZ-aanspraak verblijf. Dit is het geval als meer dan een keer per dag onderkleding, overhemden en shirts moeten worden gewassen omdat de kleding daadwerkelijk is verontreinigd. Het gaat daarbij om een structureel verhoogde wasfrequentie. Het gaat nadrukkelijk niet om eenmalige ongelukjes of het in de was doen zonder dat de kleding daadwerkelijk is verontreinigd.»
25
Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel klachten over kosten en service bij het LOC zijn binnengekomen over het wassen van kleding binnen zorginstellingen? Hoeveel meldingen komen er binnen bij de NZa?
Er zijn via de vraagbaak van LOC in 2011 75 klachten over het wassen van kleding binnengekomen. De meeste klachten gaan over de hoogte van het bedrag. Daarnaast zijn er nog enkele klachten over het zoekraken van was, kleren die lelijk uit de was terugkomen en de doorlooptijd van de was.
Bij de NZa zijn bij het meldpunt tussen medio mei 2011 – medio maart 2012 in totaal 17 meldingen binnengekomen over de hoogte van waskosten.
26
Kan de staatssecretaris uitleggen waarom en hoe vaak het voorkomt dat meerkosten in geval van een aandoening of ziekte doorberekend worden aan de zorgbehoevende, terwijl deze vergoed moet worden uit de AWBZ?
Nee, die gegevens zijn niet bekend. Er zijn ook geen gegevens beschikbaar die er op wijzen dat zorgaanbieders stelselmatig onterecht meerkosten doorbereken. Uit het Nibud onderzoek komt naar voren dat de zorgaanbieders gemiddeld minder doorberekenen aan cliënten dan de richtlijn van het Nibud.
27
Kan de staatssecretaris uitleggen waarom meerkosten veelal meegenomen worden in de vaststelling van de hoogte van het abonnementsgeld, terwijl dit niet is toegestaan?
Het is niet toegestaan om de meerkosten die worden veroorzaakt door een aandoening door te berekenen aan de bewoner. Het CVZ heeft een duidelijke «Handreiking waskostenregeling voor AWBZ-instellingen» aan instellingen gegeven waarin is aangegeven wanneer waskosten wel en wanneer niet voor rekening van de verzekerde komen.
De hoogte van het abonnementsgeld wordt in overleg met de cliëntenraad vastgesteld. Indien de cliënt of cliëntenraad van mening is dat onterecht kosten in het abonnementsgeld zijn verwerkt, dan kunnen zij een melding doen bij het meldpunt onterechte betalingen van de NZa.
28
Kan de staatssecretaris uitleggen waarom er in verschillende afdelingen van een zorginstelling verschillende tarieven gehanteerd worden en welke afdelingen dit betreft?
Ik kan niet verklaren waarom in verschillende afdelingen van een zorginstellingen verschillende tarieven gehanteerd worden.
Het NIbud heeft geen onderzoek gedaan naar de vraag waarom binnen sommige zorginstellingen verschillende tarieven worden gehanteerd.
29
Kan de staatssecretaris uitleggen waarom zorgbehoevenden die verblijven in een zorginstelling zelf moeten betalen voor het laten merken van hun kleding als zij dit uitbesteden aan de zorginstelling zelf?
Het merken van kleding valt niet onder de AWBZ-aanspraak. Met het merken van kleding zijn personeelskosten gemoeid, die doorberekend mogen worden aan cliënten.
30
Kan de staatssecretaris uitleggen waarom er nooit eerder gekeken is naar een indicatie voor reële waskosten voor zorginstellingen? Waarom heeft de staatssecretaris het CVZ-advies hier nooit bij betrokken?
Het wassen van kleding valt niet onder de AWBZ-aanspraken. Ik ga dus niet over de hoogte van de kosten daarvan. Het CVZ heeft nooit geadviseerd over de hoogte van de kosten. Wel heeft het CVZ in 2007 geadviseerd om de waskosten voor bewoners van alle AWBZ-instellingen uniform te regelen en daarbij aan te sluiten bij de regeling zoals die van oudsher geldt in de AWBZ. Het wassen van kleding zou ook in verzorgingshuizen ten laste van de verzekerde moeten komen, zo luidt het advies van het CVZ. Zoals hierna is aangegeven, is dit advies van het CVZ gevolgd
31
Kan de staatssecretaris uitleggen hoeveel externe concurrentie aanwezig is rondom de wasservice van kleding van zorgbehoevenden die in een zorginstelling verblijven?
Nee, hierover heb ik geen cijfers beschikbaar.
32
Waarom valt het wassen van kleding niet meer onder de AWBZ-aanspraak? Wat is het volgende dat de staatssecretaris uit de AWBZ verwijdert?
Het wassen van kleding heeft nooit onder de AWBZ-aanspraken gevallen. Wel kwamen de normale waskosten voor de persoonsgebonden was van bewoners van bejaardenoorden in het verleden voor rekening van de bejaardenoorden. Toen de zorg door bejaardenoorden overgeheveld werd naar de AWBZ is een tijdelijke voorziening getroffen voor deze waskosten. Tot 1 januari 2009 werden deze vervolgens voor bewoners van verzorgingshuizen nog ten laste van de AWBZ vergoed. Sinds 1 januari 2009 geldt dat alleen nog voor de bewoners die al vóór 1 januari 2009 in een verzorgingshuis verbleven. De waskosten zijn niet ten laste van de AWBZ gebracht omdat het geen noodzakelijke zorg betreft en daarmee ook geen te verzekeren zorg.
33
Waarom bevoordeelt de staatssecretaris zorgbehoevenden waarvan de familie de was overneemt, terwijl zorgbehoevenden die geen familie hebben overgeleverd worden aan de dure en soms slechte wasservice van zorginstellingen? Is dit in lijn met de keuzevrijheid waar het kabinet voor staat?
Het wassen van kleding is geen onderdeel van de AWBZ-aanspraak.
Ik zie niet in hoe ik cliënten bevoordeel ten opzichte van elkaar. Ik kan het feit dat sommige bewoners wel familie hebben die de was doen en anderen geen familie hebben die de was op zich nemen niet beïnvloeden.
34 en 35
Kan de staatssecretaris uitleggen waarvan een zorgbehoevende moet leven, zodra er € 99,– per maand voor waskosten afgaat van het gemiddelde maandelijkse inkomen van € 290,– van een zorgbehoevende?
Kan de staatssecretaris uitleggen welke redenen eraan ten grondslag liggen dat zorgbehoevenden amper geld hebben om te kunnen leven? Erkent de staatssecretaris dat ouderdom en armoede weer in één adem genoemd worden?
De hoogte van het zak- en kleedgeld is met ingang van 1 januari 2012 vastgesteld op € 296,26 netto per maand, inclusief vakantiegeld. Het zak- en kleedgeld is evenals de overige algemene bijstandsnormen gekoppeld aan het netto minimumloon en stijgt daardoor mee met de ontwikkeling van het netto minimumloon. Gelet op het verschil in noodzakelijke bestaanskosten geldt voor personen in instellingen een aparte bijstandsnorm. Deze is afgestemd op de beperkte uitgaven die voor rekening van de belanghebbende blijven. Overigens hebben in een instelling verblijvende bijstandsgerechtigden hiernaast recht op zorgtoeslag, een vergoeding voor dat deel van de Zvw-premie dat niet door zorgtoeslag wordt gedekt, compensatie van het eigen risico, forfaitaire tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten op grond van de Wtcg, en in bepaalde gevallen ook langdurigheidstoeslag.
36
Herkent de staatssecretaris deze financiële problemen uit haar vorige werk als verpleeghuisarts?
Uit mijn werk als verpleeghuisarts herken ik dat de ene bewoner meer financiële middelen heeft dan de andere bewoner. Dit is overigens niet anders dan buiten de muren van de zorginstelling.
37 en 38
Kan de staatssecretaris uitleggen waarom zij de barre inkomensomstandigheden van zorgbehoevenden in stand houdt?
Kan de staatssecretaris uitleggen welke maatregelen zij gaat treffen om te zorgen dat zorgbehoevenden een normaal inkomen hebben om van te kunnen leven?
Het zak- en kleedgeld is gekoppeld aan het minimumloon en stijgt derhalve mee met het minimumloon. Het minimumloon is op haar beurt gekoppeld aan de gemiddelde contractloonstijging van de markt en de overheid. Gezien deze koppeling houdt het zak- en kleedgeld gelijke tred met de gemiddelde loonstijging. De koppeling aan het minimumloon is de waarborg voor een toereikende voorziening in het bestaan.
Ongeveer 3 a 4% van de intramurale bewoners is aangewezen op een inkomen ter hoogte van het zak- en kleedgeld. De andere bewoners, waaronder de 65-plussers, hebben beduidend meer te besteden. Ook blijkt uit het onderzoek van Nibud dat de doorberekende kosten lager liggen dan de richtlijn voor het NIbudvoor de waskosten. Dit laat onverlet dat waskosten een beslag kunnen leggen op het budget van de cliënten. Het is primair de taak van de zorginstelling, in overleg met de cliëntenraad, om de kosten voor de cliënten zo laag mogelijk te houden. Ik wil de sector stimuleren door best practices beschikbaar te stellen, onder andere via de website van Invoorzorg.
39
Is de analyse van de staatssecretaris (verwijzend naar Kamerstuk 30 597, nr. 129 ) dat mensen die in een AWBZ-instelling wonen een beroerde inkomenspositie hebben? Wil de staatssecretaris dit toelichten?
U verwijst naar de lijst van vragen en antwoorden inzake het Kabinetssstandpunt scheiden van wonen en zorg. In deze lijst tref ik geen bewijzen aan die uw stelling staven.
40
Welke mogelijkheden zijn er om cliënten met een lager inkomen tegemoet te komen in de hoge waskosten?
Het is primair de taak van de zorginstelling, in overleg met de cliëntenraad, om de kosten voor de cliënten zo laag mogelijk te houden. Ik wil de sector stimuleren door best practices beschikbaar te stellen, onder andere via de website van Invoorzorg.
41
Wat zijn de mogelijkheden om cliënten, bijvoorbeeld via de cliëntenraden, te ondersteunen bij het afdwingen van lagere waskosten?
Het LOC heeft met subsidie van VWS een leidraad voor cliëntenraden en zorgaanbieders gemaakt hoe het gesprek te voeren over aanvullende diensten, zoals de waskosten. Daarnaast ondersteun ik cliëntenraden door het verspreiden van best practices.
42
De hoogte van de waskosten die instellingen aan hun cliënten doorberekenen ligt in sommige gevallen veel hoger dan in de richtlijn die door het Nibud is vastgesteld of het bedrag waarmee in de berekening van de hoogte van het zak- en kleedgeld rekening is gehouden. Welke mogelijkheden zijn er om hoge waskosten tegen te gaan?
Er zijn mogelijkheden om de kosten voor de was lager te houden dan extern wassen en naar andere oplossingen te zoeken. Het in huis doen van de was is goedkoper dan de was uitbesteden. Het mogelijk maken dat de cliënt zelf de was doet, maakt het ook goedkoper. Er zijn ook zorgaanbieders die het wassen van kleding onderdeel maken van de dagbesteding van de bewoners. Mantelzorgers en vrijwilligers kunnen ook de was verzorgen. Raadzaam is dat indien wordt gekozen voor extern wassen, om meerdere offertes op te vragen. Een inspirerend initiatief is daarnaast de pilot van het LOC Zeggenschap in Zorg en de Vastenlastenbond in Brabant. Insteek van de pilot is dat voor een grote groep cliënten een gezamenlijke afspraak wordt gemaakt waar dan de prijzen lager uitvallen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30597-250.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.