Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2011
Tijdens het algemeen overleg van 24 maart 2011 heb ik toegezegd op korte termijn een brief te sturen over onterechte betalingen
in de AWBZ. Mevrouw Agema (PVV) verzocht om deze brief omdat ze tijdens recente werkbezoeken nog steeds voorbeelden aantrof
van cliënten die voor zaken die onder de verzekerde zorg vallen een bijdrage moeten betalen. Als voorbeeld haalde zij daarbij
het zelf moeten betalen voor toiletpapier aan. Mevrouw Agema verzocht specifiek in te gaan op het handhavingskader van de
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
Eerdere brieven
Voor het algemeen overleg waren drie brieven over bewonersbijdragen geagendeerd, waaronder de brief van 26 augustus 2010 met
een reactie op de berichtgeving over onterechte betalingen in de AWBZ in de zomer van 20101. In die brief bent u ook geïnformeerd over de afspraken die met alle betrokken partijen zijn gemaakt over het voorkómen van
onterechte betalingen in de toekomst. De betrokken partijen zijn de NZa, ZN, CVZ, LOC, CG-raad, PlatformVG, LSR, Kansplus/Vraagraak
en Actiz. Op 17 februari 2011 heb ik u uitvoerig geïnformeerd over de acties die in de periode augustus 2010 tot februari
2011 zijn ondernomen2. Ik verwijs u naar die brief en de bijgevoegde rapporten van NZa, CVZ, LOC en CG-raad.
Bijbetalingen niet geoorloofd
Het is niet geoorloofd cliënten te laten bijbetalen voor zorg waar zij ingevolge de AWBZ aanspraak op hebben. Zorgkantoren
moeten erop toezien dat verzekerde cliënten hun aanspraak onverkort tot gelding kunnen brengen. Laten bijbetalen voor verzekerde
zorg is in strijd met de AWBZ en met de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg).
Er is sinds augustus 2010 veel in werking gezet om de situatie te verbeteren. De NZa stelt in haar recente rapport dat verhoogde
aandacht voor dit onderwerp er voor heeft gezorgd dat de situatie ten opzichte van de zomer van 2010 verbeterd is. Het is
goed dat cliëntenorganisaties, cliëntenraden, zorgkantoren, branches en NZa hierin voortvarend optreden.
Stopzetten onterechte bijbetaling
In het algemeen overleg werd het voorbeeld van betalen voor toiletpapier genoemd. Dit voorbeeld wil ik gebruiken om uit te
werken welke stappen genomen kunnen worden om onterechte betalingen te beëindigen. Van toiletpapier is overduidelijk dat dit
tot de verzekerde zorg hoort. Dit is ook terug te vinden op de website en in de brochures van het CVZ. Uiteraard hebben zorgaanbieders
een verantwoordelijkheid om deze informatie tot zich te nemen en zaken die onder de verzekerde zorg (zoals toiletpapier) niet
in rekening te brengen.
Om de betaling voor toiletpapier stop te zetten kan de cliënt of cliëntvertegenwoordiger zich allereerst rechtstreeks wenden
tot de klachtenfunctionaris of directie van de instelling. Daarnaast is het goed om de cliëntenraad op de hoogte te stellen.
Cliëntenraden hebben een verzwaard adviesrecht over aanvullende diensten.
Als contact met de instelling niet leidt tot stopzetting van betaling voor toiletpapier kan de cliënt of cliëntvertegenwoordiger
zich wenden tot het zorgkantoor. Het zorgkantoor is verantwoordelijk voor de zorginkoop en hoort erop te letten dat de verzekerde
cliënt zijn aanspraak onverkort tot gelding kan brengen. Het zorgkantoor dient de instelling aan te spreken op de overtreding.
Ten slotte kunnen overtredingen ook gemeld worden bij het meldpunt van de NZa. Het vragen van bijbetalingen aan cliënten is
in strijd met de AWBZ en de Wmg. De NZa ziet toe op de naleving van die wetten. De wijze waarop de NZa kan handhaven is afhankelijk
van de omstandigheden van het geval.
Handhavingsmogelijkheden NZa
De NZa heeft, naast informele handhavingsmogelijkheden zoals een indringend gesprek, de volgende formele handhavingsbevoegdheden:
het geven van een aanwijzing, het opleggen van een last onder dwangsom, het opleggen van een bestuurlijke boete. De NZa stelde
in haar rapport van december 2010 dat het in de periode augustus tot december 2010 niet opportuun was om aan zorginstellingen
of zorgkantoren al een formele handhavingsmaatregel op te leggen. De diversiteit aan acties die richting de zorginstellingen
zijn ondernomen, bleken volgens de NZa op dat moment voldoende om deze aan te zetten tot naleving van de regelgeving.
Ik heb in het algemeen overleg aangegeven dat het opleggen van boetes als nadeel heeft dat boetes middelen onttrekken aan
de instelling voor directe zorgverlening. Er zijn ook andere handhavingmiddelen beschikbaar. De meest voor de hand liggend is het geven van een aanwijzing, zo nodig in combinatie met het openbaar maken van de
naam van de overtreder.
Ik vertrouw erop dat de NZa, conform het bepaalde in artikel 3, vierde lid, van de Wmg, bij de uitoefening van haar taken
het algemeen consumentenbelang voorop stelt en ga ervan uit dat de NZa formele handhavingsbevoegheden inzet op het moment
dat zij overtredingen constateert waarbij andere stappen niet hebben geleid tot beëindiging daarvan.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner