30 573 Migratiebeleid

Nr. 130 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2015

Tijdens de begrotingsbehandeling op 25 en 26 november 2014 heb ik uw Kamer toegezegd in overleg met de Minister van Economische Zaken te bezien of het puntensysteem voor zelfstandigen aangepast moet worden en hierover uw Kamer te informeren (Handelingen II 2014/15, nr. 28, item 31 en Handelingen II 2014/15, nr. 29, item 7). Met deze brief kom ik mijn toezegging na.

In het eerste deel van deze brief leg ik uit hoe het komt dat een groot deel van de aanvragen voor de zelfstandigenregeling wordt afgewezen. In het tweede deel ga ik in op de aanpassing van het puntensysteem.

1. Verklaring hoog afwijzingspercentage aanvragen zelfstandigenregeling

Een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige wordt verleend als daarmee een wezenlijk Nederlands belang is gediend. Dit belang kan gelegen zijn op het terrein van volksgezondheid, economie, sport, cultuur of op sociaal-economisch terrein. Om te beoordelen of sprake is van een wezenlijk Nederlands belang vraagt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) advies aan andere ministeries. Als het gaat om een kunstenaar vraagt de IND advies aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In het geval van een sportleraar vraagt de IND advies aan de Minister van Volkshuisvesting, Welzijn en Sport. Indien het gaat om het zelfstandig uitoefenen van een beroep of ondernemersactiviteiten vraagt de IND advies aan de Minister van Economische Zaken. Verreweg de meeste aanvragen zien op het zelfstandig uitoefenen van een beroep of ondernemersactiviteiten. Ik ga daarom in deze brief alleen in op die categorie aanvragen en de beoordeling die in dat kader plaatsvindt.

Toets aan puntensysteem

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken) toetst aan de hand van een puntensysteem of de vreemdeling een wezenlijke bijdrage aan de Nederlandse economie levert. Het puntensysteem kent drie onderdelen:

  • a) Persoonlijke ervaring: In dit onderdeel wordt gekeken naar opleiding, ondernemerschapservaring, werkervaring, inkomen en ervaring met Nederland.

  • b) Ondernemingsplan: In dit onderdeel wordt gekeken naar marktpotentie, organisatie en financiering.

  • c) Toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie: In dit onderdeel wordt gekeken naar innovativiteit, arbeidscreatie en investeringen.

In totaal is voor de verschillende onderdelen maximaal 300 punten te behalen. Voor elk onderdeel moet minimaal 30 punten worden verkregen. Minimaal 90 punten zijn vereist voor een positief advies van de RVO.

Voor een aantal categorieën vreemdelingen geldt geen toetsing aan het puntensysteem: onderdanen van de EU/EER en Zwitserland, EG-langdurig ingezetenen, vreemdelingen met de Turkse nationaliteit (op grond van het Associatiebesluit 1/80) en Amerikanen en Japanners (die verblijf vragen als zelfstandige op grond van de Vriendschapsverdragen met de Verenigde Staten en Japan).

Voor vreemdelingen met de Turkse nationaliteit vraagt de IND wel advies aan de RVO, maar toetst de RVO niet aan het puntensysteem. De RVO beoordeelt of de bedrijfsmatige activiteiten in een behoefte voorzien en geen negatieve invloed hebben op de markteconomie of de werkgelegenheidssituatie.1 Ten aanzien van de andere categorieën vraagt de IND geen advies maar beoordeelt of de ondernemer duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt.

Analyse van de aanvragen om zelfstandige

Bij de analyse is een onderscheid gemaakt tussen aanvragen van:

  • vreemdelingen met de Turkse nationaliteit (circa 90% van de bijna 1.000 procedures om eerste toelating);

  • Japanse en Amerikaanse burgers die op grond van de Vriendschapsverdragen met die landen arbeid als zelfstandige willen verrichten; en

  • vreemdelingen uit overige derdelanden die getoetst worden aan het puntensysteem.

Vreemdelingen met de Turkse nationaliteit

Ik benoem deze categorie hier apart omdat bijna 90% van de aanvragen om arbeid als zelfstandige worden ingediend door vreemdelingen met de Turkse nationaliteit en bijna alle aanvragen worden afgewezen. Dit heeft dus een grote invloed op het inwilligingspercentage van de gehele zelfstandigenregeling. Veel aanvragen van zelfstandigen met de Turkse nationaliteit worden niet voorgelegd aan RVO om advies maar worden door de IND afgewezen omdat de aanvraag niet volledig is. Vaak omdat er geen (volledig) ondernemingsplan is bijgevoegd.

In die zaken die wel worden voorgelegd aan RVO beoordeelt de RVO of de bedrijfsmatige activiteiten in een behoefte voorzien en geen negatieve invloed hebben op de markteconomie of de werkgelegenheidssituatie. Met de beoogde bedrijfsmatige activiteit moet immers een positieve bijdrage aan de Nederlandse economie worden geleverd. De RVO beoordeelt of de aanvrager een positie op de desbetreffende markt kan verwerven. Gebleken is dat de meeste vreemdelingen met de Turkse nationaliteit als zelfstandige aan de slag willen in de bouwsector. In de bouwsector is echter (nog steeds) sprake van een crisissituatie. Er is grote werkloosheid onder zowel ex-werknemers als zzp-ers. Daarnaast is sprake van overcapaciteit onder de bestaande bedrijven, waardoor nog meer concurrentie niet wenselijk is. Toelating tot Nederland van nieuwe ondernemers in deze sector betekent een verstoring op de markteconomie en de werkgelegenheidssituatie. Ter bescherming van de markt geeft de RVO in deze zaken daarom een negatief advies.

Vreemdelingen op grond van Vriendschapsverdragen

Japanse en Amerikaanse burgers kunnen een beroep doen op de Vriendschapsverdragen met deze landen als ze als zelfstandige in Nederland willen werken. Er wordt dan niet getoetst aan het puntensysteem. De inwilligingspercentages bij deze categorieën zijn hoog.

Vreemdelingen uit andere derdelanden die getoetst worden aan het puntensysteem

Het wezenlijk Nederlands belang is gediend als het gaat om een serieus bedrijf dat zich in Nederland wil vestigen en een goede kans van slagen heeft. Alleen die bedrijven hebben immers toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie. Veel vreemdelingen stranden op het ondernemingsplan. In de praktijk blijkt dat het bij deze groep met enige regelmaat startende ondernemers betreft die wel een goed idee voor een product of dienst hebben maar nog geen uitgewerkt ondernemingsplan, laat staan een volwaardig bedrijf. Voor hen moet de nieuwe toelatingsregeling voor start-ups uitkomst bieden.

2. Geen aanpassing van het puntensysteem maar betere voorlichting

Gelet op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, in het ondernemerschap en in de wijze waarop bedrijfsactiviteiten worden georganiseerd, wordt het puntensysteem voortdurend tegen het licht gehouden. Laatstelijk is in augustus 2013 het puntensysteem aangepast. Deze aanpassing zorgt ervoor dat de beoordeling meer is toegesneden op de ontwikkelingen op de (internationale) markt en de kennisintensieve en innovatieve zzp-er.

Met het puntensysteem wordt vooraf zichtbaar wat wordt verwacht van een vreemdeling aan activiteiten als zelfstandig ondernemer en welke bescheiden hij moet indienen ter staving daarvan. Hierdoor kan de vreemdeling zelf vooraf de kans op toelating inschatten. Gelet op het hoge afwijzingspercentage concludeer ik dat veel vreemdelingen dit nog niet goed lukt.

Daarnaast is op 1 januari 2015 de regeling voor startende ondernemers (start-ups) in werking getreden waardoor meer ondernemers de kans krijgen in Nederland een innovatief bedrijf op te starten. In de bijbehorende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 is aangekondigd dat de regeling twee jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd (begin 2017). Onderdeel van die evaluatie zal zijn of het puntensysteem voldoende op maat is gesneden zodat succesvolle start-ups kunnen doorstromen in de zelfstandigenregeling. Ik ben daarom niet voornemens het puntensysteem aan te passen, maar ga de voorlichting verbeteren zodat vreemdelingen beter de kans van slagen kunnen inschatten. Ik pak dit samen met de Minister van Economische Zaken op.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Dit is conform de uitspraken van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 september 2010 (zaaknr. 200908205/1/V2, LNJ BN 9181)

Naar boven