30 545 Uitvoering Wet Werk en Bijstand

Nr. 114 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2012

In het debat over bijstandsuitkeringen aan allochtonen van 19 januari jl. (Handelingen II 2011/12, nr. 43, item 9, blz. 40–60) heb ik, naar aanleiding van een verzoek van het Kamerlid Van Nieuwenhuizen (VVD), toegezegd de Kamer, indien mogelijk, nader te informeren over trends in het aantal verblijfsbeëindigingen van vreemdelingen die een onevenredig beroep doen op de bijstand. Door middel van deze brief voldoe ik aan de toezegging.

In het debat van 19 januari 2012 heb ik gezegd dat op grond van een onredelijk beroep op de bijstand het verblijf is beëindigd van in totaal circa 90 EU-burgers en circa 60 niet-EU-burgers. De genoemde cijfers gaan over de jaren 2010 en 2011 en betrof de stand van zaken op het moment van het debat. De reden hiervoor is dat de aantallen inclusief de afhandelingen worden geregistreerd in het jaar waarin de Gemeentelijke Sociale Dienst de melding bij de IND heeft gedaan. Het kan dus gebeuren dat een melding uit 2011 pas in 2012 wordt afgehandeld. Deze melding telt echter mee in de registratie over 2011. De genoemde getallen 90 en 60 kunnen nog veranderen.

In het debat is tevens gesproken over de verschillende categorieën EU-burgers of niet-EU-burgers voor wie een beroep op de bijstand gevolgen kan hebben voor het verblijfsrecht. De door mij in het debat genoemde cijfers en bijbehorende gronden voor intrekking van het verblijfsrecht zijn verkregen op basis van handmatige registratie. In het kader van de aangekondigde maatregelen zoals genoemd in de brieven over EU-arbeidsmigratie van april 2011 en november 2011 (Kamerstukken 29 407, nr. 118 en nr. 132), zal ik u echter per brief in september a.s. informeren over de verschillende categorieën EU-burgers die worden onderscheiden in het kader van het beëindigen van het verblijfsrecht.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers