30 512 Gezinsbeleid

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 januari 2024

Een gezin is een samenleving in het klein. Het gezin speelt een belangrijke rol in de levens van mensen en in de maatschappij als geheel. Ik vind het dan ook belangrijk dat gezinnen een veilige en stabiele basis vormen waar kinderen kunnen opgroeien, waarden en normen meekrijgen en dat rekening wordt gehouden met de druk die jonge gezinnen kunnen ervaren.

In het debat bij de vaststelling van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 2 december 2021 werd de motie van de leden Palland (CDA) en Ceder (CU) aangenomen.1 In de motie verzoekt uw Kamer om een inventarisatie te maken van het huidige gezinsbeleid in ons omringende landen, inclusief beleidsinstrumenten die daar worden ingezet en hun effectiviteit. Dit onderzoek is verricht. Hierbij stuur ik u het onderzoeksrapport toe.

Het rapport analyseert het gezinsbeleid in België, Litouwen, Zweden, Noorwegen, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Finland door middel van literatuuronderzoek en interviews met beleidsmakers en experts. De analyse is gemaakt vanuit een multifocale en inclusieve lens: met oog voor alle typen gezinssamenstellingen en vanuit verschillende perspectieven.

Het onderzoek omvat de diversiteit en ontwikkelingen in beleidskeuzes, doelstellingen en thema's, rekening houdend met veranderingen in gezinsstructuren door sociale, culturele en economische trends. Modern gezinsbeleid in deze landen omvat inkomenssteun, verlofregelingen voor werk en zorg, welzijn van kinderen en gelijke verdeling van zorgtaken. Voorheen vormde het kostwinnersmodel de basis voor de beleidsinstrumenten. Inmiddels zijn alle onderzochte landen verschoven naar het tweeverdienersmodel. Interessant is de verdere ontwikkeling in Noorwegen, Zweden en Finland. In deze landen is het gezinsbeleid opgeschoven naar het tweeverdieners-tweeverzorgersmodel, waarbij een gelijkere verdeling van werk en zorgtaken binnen het gezin het uitgangspunt is.

Verder signaleert het rapport dat er discussie bestaat over ambivalentie in gezinsbeleid: waar mensen aan de ene kant via arbeidsmarktbeleid aangemoedigd worden om meer te werken, wordt aan de andere kant de opname van verlof voor zorg door ouders gestimuleerd door gezinsbeleid. Vooral in die landen waar zorgverantwoordelijkheid nog primair gezien wordt als een «vrouwenaangelegenheid» is de veelgehoorde kritiek dat de gelijke verdeling van zorgtaken thuis en het daadwerkelijk mogelijk maken van de combinatie werk en zorg achterblijft. Kinderopvang wordt in de onderzochte landen gezien als cruciaal voor kinderwelzijn en educatieve ontwikkeling. Gezinsbeleid wordt daarbij niet alleen nationaal bepaald, maar ook op Europese, nationale, federale, en lokale niveaus. Ook werkgevers spelen een belangrijke rol in het faciliteren van de combinatie werk en zorg voor werknemers.

Er komt veel op ouders en gezinnen af. Naast het combineren van de zorg voor gezin en werk, zijn ouders steeds vaker ook mantelzorger. Er is onzekerheid over bestaanszekerheid. Kinderen worstelen met hun mentale gezondheid. Het sociale contact tussen mensen in buurten en wijken is belangrijk, maar niet altijd aanwezig. Dit vraagt om ondersteuning vanuit de maatschappij en de overheid. Mede om die reden, heeft uw Kamer de motie van de leden Palland en Ceder aangenomen.2 De motie verzoekt om vanuit SZW een integraal onderzoek te laten uitvoeren naar de situatie van gezinnen in Nederland, met aandacht voor alle aspecten die gezinnen aangaan, zoals inkomen, arbeid en zorg, gezins- en relatievorming, welzijn en ouderschap, en met betrokkenheid van OCW, VWS en andere relevante departementen. Ook de motie van het lid Stoffer c.s., aangenomen in het debat bij de vaststelling van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 1 december 2022, vraagt om een breed en integraal onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland.3 De moties vragen daarnaast om op basis van de onderzoeken te komen tot een nota Gezinsbeleid.

Vanwege de demissionaire status wordt er op dit moment door dit kabinet geen nota Gezinsbeleid naar de Kamer verzonden. Gezien het belang van het onderwerp, het gezin, heb ik besloten om het onderzoek naar de situatie van gezinnen wel uit te laten voeren, ter voorbereiding op een nieuw kabinet. Ik werk aan de opzet van het onderzoek. Naast bovenstaande onderwerpen zal hierin ook aandacht zijn voor onderwerpen als wonen, kansengelijkheid, tijdsbesteding van gezinnen en sociale normen. Ik vind het namelijk belangrijk dat – in lijn met de moties – de situatie van gezinnen en alle uitdagingen waar gezinnen tegenaan lopen in de volle breedte worden onderzocht. Het gaat dus zowel over uitdagingen van gezinnen die meer fundamentele moeilijkheden ondervinden, als over knelpunten voor gezinnen die een goede uitgangspositie hebben. Het onderzoek wordt binnenkort uitgezet voor de aanbestedingsprocedure. De resultaten worden verwacht in 2024. Een volgend kabinet is dan in de gelegenheid om de uitkomsten van beide onderzoeken te benutten bij het vormgeven van gezinsbeleid.

Ook op dit moment wordt gewerkt aan beleid dat raakt aan gezinnen. Zo heeft dit kabinet het uitkeringspercentage van het betaald ouderschapsverlof verhoogd van 50% naar 70% bij inwerkingtreding van het betaald ouderschapsverlof in augustus 2022. Daarnaast ben ik bezig met het uitwerken van scenario’s voor de vereenvoudiging van het verlofstelsel, welke binnenkort met uw Kamer worden gedeeld.

Een vereenvoudiging van het verlofstelsel kan er onder andere aan bijdragen dat opname van verlof wordt vergemakkelijkt en mensen werk- en zorgtaken voor kinderen en naasten beter kunnen combineren.

Kwalitatief goede en toegankelijke kinderopvang is van belang, omdat het voor ouders de drempel verlaagt om deel te nemen aan de arbeidsmarkt en kinderen de mogelijkheid biedt om zich verder te ontwikkelen. Afgelopen jaren is er met de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) flink geïnvesteerd in de kwaliteit van de kinderopvang. Verder is afgelopen kabinetsperiode hard gewerkt aan een nieuw financieringsstelsel voor de kinderopvang. Daarmee moet het stelsel eenvoudiger worden en krijgen ouders meer financiële zekerheid. Vanwege de demissionaire status van het huidige kabinet is het aan een volgend kabinet om beslissingen te nemen rondom een herziening. Recent is uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van het ontwerpproces, dilemma’s en afwegingen rondom een nieuw financieringsstelsel.4

Onlangs is de dialoog SamenSpraak gestart waarin we met de samenleving in gesprek gaan over het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van vrouwen en wat dat vraagt van mensen zelf, werkgevers en de overheid. In de tweede fase van de dialoog gaan we ook in gesprek met gezinnen om te vernemen tegen welke uitdagingen zij aanlopen en hoe we hun positie kunnen versterken.

Om gezinnen te ondersteunen verhoogt het kabinet vanaf 2024 structureel het kindgebonden budget. De verhogingen zijn met name gericht op gezinnen met meer en oudere kinderen. Aanvullend wordt naar aanleiding van motie van het lid Stoffer c.s. de kinderbijslag vanaf 2024 structureel verhoogd met € 250 miljoen.5 Daarnaast verken ik momenteel de mogelijke invullingen voor de toekomst van de kindregelingen. Dit zodat deze regelingen nog beter passen bij de behoeften en verwachtingen van ouders. Hiertoe wordt samengewerkt met Dienst Toeslagen en SVB. Uw Kamer wordt binnenkort over de uitkomsten geïnformeerd.

Kinderen moeten de kans krijgen hun talenten en vaardigheden in de volle breedte te ontwikkelen. Daarom investeert het kabinet met het programma School en Omgeving in een verrijkte schooldag. Hiermee vergroten we de kansen van kinderen in het onderwijs en daarbuiten, bijvoorbeeld door het aanbieden van aanvullende activiteiten zoals sport, cultuur, natuur en techniek. Ook zet het kabinet in op het verhogen van de deelname van kinderen aan voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Het kabinet werkt aan het actieprogramma Kansrijke Start, gericht op het beter ondersteunen van (aanstaande) ouders in een kwetsbare situatie tijdens de eerste 1.000 dagen van hun kind. De eerste 1.000 dagen zijn immers in grote mate bepalend voor zowel de fysieke als de mentale gezondheid in het latere leven. En daarmee voor de kansen op school, op de arbeidsmarkt en in de maatschappij. Inmiddels werken alle gemeenten aan het bouwen en/of versterken van lokale coalities Kansrijke Start, waarin betrokken professionals uit het medisch en sociaal domein afspraken maken over hoe zij samenwerken om (aanstaande) ouders tijdig de juiste zorg en ondersteuning te bieden.

De samenleving verandert snel en is complex. Dit zorgt voor uitdagingen voor gezinnen. Zoals hierboven beschreven werkt het kabinet langs verschillende lijnen aan het verbeteren van de positie van gezinnen. Deze basis, samen met de inzichten uit het internationale landenonderzoek en het bredere onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland, biedt een mooi uitgangspunt voor een nieuw kabinet om het beleid voor gezinnen verder vorm te geven.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Naar boven