Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 maart 2011
De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft bij brief van 11 november 2010 (2010Z14691/2010D43994) mij verzocht om een reactie op de brief die de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) op 12 oktober aan de commissie heeft
gestuurd. Deze doe ik u hierbij toekomen. Eveneens voldoe ik in deze brief aan mijn eerdere toezegging1 aan uw Kamer over het zorgvuldig graven door de agrarische sector.
In de brief van NMV van 12 oktober 2010 aan de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie stelt de NMV
dat hij verkeerd is geïnformeerd ten aanzien van de diepteligging van kabels en leidingen. Eveneens wordt gevraagd om een
voorziening te treffen opdat voor het aanbrengen van kabels en leidingen in particuliere grond een eis van een minimale diepte
geldt.
In de brief van mijn ambtsvoorganger van 26 juli 2010 aan de NMV (die tevens als afschrift aan uw Kamer is gestuurd (2010Z11235/2010D30490)) staat dat er geen algemene wettelijke vereisten zijn over de minimale diepte waarop de diverse kabel- en leidingsoorten
moeten worden aangelegd, ook niet voor openbare grond. De NMV geeft aan dat dit onjuist is en refereert hierbij naar een beleidsnota
van de provincie Noord-Brabant. Met «algemene wettelijke vereisten» worden landelijke, in regelgeving vastgelegde eisen bedoeld.
In de brief staat «Daardoor kunnen plaatselijke eisen meer geschikt zijn dan landelijk uniform opgelegde eisen.» Een beheerder van een bepaald (openbaar) gebied, in het voorbeeld van de NMV de provincie Noord-Brabant, kan met betrekking
tot haar eigen wegennet beleidsregels hanteren ten aanzien aan de diepteligging van kabels en leidingen, maar dat zijn geen
algemene wettelijke vereisten.
De NMV verzoekt om een voorziening, die zorgt dat voor het aanbrengen van kabels en leidingen in particuliere grond een minimale
diepte wordt aangehouden. Een landelijk voorschrift ten aanzien van de diepteligging (in particuliere grond) acht ik niet
gewenst, omdat er dan geen rekening kan worden gehouden met de particuliere wensen van de beheerder van het desbetreffende
terrein en met lokale omstandigheden, zoals de beschikbare ruimte in de ondergrond, de bodemgesteldheid en -gebruik. In de
brief van mijn ambtsvoorganger van 26 juli 2010 staat hierover geschreven dat een eigenaar of beheerder privaatrechtelijke
afspraken kan maken met de desbetreffende netbeheerder. Een netbeheerder heeft er zelf ook belang bij dat zijn kabels of leidingen
voldoende diep worden aangelegd om zodoende zoveel mogelijk schade te voorkomen. Ook kan de melkveehoudersector het maken
van afspraken met netbeheerders collectief oppakken. Hierbij kan rekening worden gehouden met de wijze waarop binnen de melkveesector
gebruik wordt gemaakt van de grond.
Ingevolge mijn toezegging in mijn brief van 28 juni 20101 aan u informeer ik u tevens over de uitkomsten van het overleg met de agrarische sector, LTO, over het zorgvuldig graven.
Aan de orde is of de agrarische sector behoefte heeft aan richtlijnen voor zorgvuldig graven, zoals de richtlijn «zorgvuldig
graafproces» die de graafsector zelf heeft opgesteld. LTO heeft laten weten dat men positief staat tegenover het opstellen
van een specifieke richtlijn voor het graven in agrarische gebieden, ook na mijn toezegging in de Tweede Kamer over de vrijstelling
van de meldplicht voor agrariërs voor ondiepe graafwerkzaamheden. Omdat het graafwerk veelal wordt uitbesteed aan loonbedrijven,
is LTO in overleg met de koepelorganisatie waarbij loonbedrijven zijn aangesloten, Cumela. In samenspraak met deze organisatie
wordt bekeken hoe nader invulling kan worden gegeven aan het vereiste van zorgvuldig graven ten behoeve van agrarische gebieden.
De NMV zou zich bij het initiatief van LTO kunnen aansluiten.
De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen