30 461
Parlementair Contactplan 2006

nr. 4
SLOTVERKLARING PARLEMENTAIR OVERLEG KONINKRIJKSRELATIES VAN 12 TOT EN MET 16 JUNI 2006 IN DEN HAAG

’s-Gravenhage, 16 juni 2006

Leden Nederlandse delegatie

Leden Eerste Kamer:

E. Schuurman; Christen-Unie, plv. voorzitter delegatie

H. A. Doek; CDA

J. J. van Heukelum; VVD

Mevrouw J. van Leeuwen; CDA

W. Lemstra; CDA

Mevrouw M. Y. Linthorst; PvdA

Mevrouw I. Y. Tan; PvdA

Griffier:

Mevrouw E. C. Janssen

Leden Tweede Kamer:

W. I. I. van Beek; VVD, voorzitter delegatie

B. J. van Bochove; CDA

B. O. Dittrich; D66

W. M. M. van Fessem; CDA

Mevrouw I. van Gent; GroenLinks

J. A. W. J. Leerdam; PvdA

Mevrouw N. W. van Oerle; CDA

Mevrouw W. R. C. Sterk; CDA

Mevrouw B. M. de Vries; VVD

K. G. de Vries; PvdA

Griffier:

Mevrouw M.C.T.M. Franke

Leden delegatie Nederlandse Antillen

D. E. Puriel; MAN, voorzitter delegatie

J. E. Abraham; D.P.-Bonaire

P. J. Atacho; P.A.R., plv. voorzitter delegatie

R. T. Booi; U.P.B.

Mevrouw M. J. Buncamper-Molanus; D.P.-Sint Maarten

Mevrouw E. M. D. Eisden; MAN

J. R. Hassell; W.I.P.M.

D. A. S. Lucia; P.N.P.

W. V. Marlin; National Alliance

N. G. Navarro; Forsa Korsou

J. C. A. Woodley; D.P.-Sint Eustatius

Griffiers:

F. M. Hanze

Mevrouw D. M. C. Lai-Promes

Leden delegatie Aruba

Mevrouw M. G. Ras; MEP, voorzitter delegatie

V. E. J. Arends; MEP

E. M. Jacobs; MEP

Mevrouw M. H. J. Kock; MPA

A. R. Lampe; RED

R. M. Maduro; MEP

O. E. Oduber; AVP

O. B. Sevinger; AVP

J. E. Thijsen; MEP, plv. voorzitter delegatie

M. F. Werleman; MEP

Griffier:

Mevrouw J. A. Bastien-Sherman

Inleiding

De delegaties kijken terug op een nuttig en constructief Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties. De agenda van de bijeenkomst is als bijlage bijgevoegd.1

Allereerst werden de verslagen van de Contactplanbijeenkomst van 4 tot en met 7 januari 2006 te Curaçao, met een paar kleine aanvullingen en onder dankzegging vastgesteld.

In het kader van het Overleg, zijn de delegaties ontvangen namens de Nederlandse regering door de vice Minister-President, de heer Brinkhorst. Ook hebben zij een werkbezoek gebracht aan Amsterdam, waarbij een bezoek is gebracht aan de Dansacademie Lucia Marthas, het Koninklijk Instituut voor de Tropen en de Universiteit van Amsterdam. Tevens hebben zij een voorstelling bijgewoond in het Koninklijk theater Carré. De dansacademie is oorspronkelijk opgezet met private middelen als opvang voor jongeren die moeilijk aansluiting vinden bij een reguliere opleiding. Hij kan inmiddels mede dankzij samenwerking met het Hanze college in Groningen, een hbo-opleiding aanbieden. Aan de volgende stap, het aanbieden van een mbo-opleiding, wordt thans tezamen met het Noorderpoort College in Groningen gewerkt. In het Tropenmuseum bleek de delegaties dat tot op heden weinig tot geen aandacht is besteed aan het culturele erfgoed van de Nederlandse Antillen en Aruba. Prof. Van Stipriaan Luïscius, die een presentatie verzorgde, vroeg de leden suggesties voor een nog in te richten permanente expositie te doen. De heer Noorda, voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam, ging onder meer in op de samenwerking binnen de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam, alsmede op de mogelijkheden van samenwerking met de Universiteit van de Nederlandse Antillen en die van Aruba.

De onderwerpen van de beraadslagingen van de delegaties waren als volgt:

I Stand van zaken uitvoering afspraken Slotverklaring van de Contactplanbijeenkomst in januari 2006 te Curaçao;

II Problematiek Antillengemeenten;

III Staatkundige Verhoudingen en Democratisch Deficit;

IV Schuldsanering;

V Betere samenwerking op het gebied van hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs;

VI Cultuur.

Hieronder volgen de conclusies en aanbevelingen voortvloeiend uit de beraadslagingen. Van de beraadslagingen zelf is een stenografisch verslag gemaakt. De openingstoespraken en de inleidingen zijn als bijlage toegevoegd.1

I Stand van zaken uitvoering afspraken Slotverklaring van de Contactplanbijeenkomst in januari 2006 te Curaçao

De delegaties constateren dat over de sociaal-economische en culturele gevolgen van de handelsliberalisering in WTO-verband en de globalisering voor het Caraïbische deel van het Koninkrijk, geen afdoende inhoudelijke reactie is ontvangen van de Koninkrijksregering.

Conclusie

De delegaties onderstrepen nogmaals het belang van een reactie van de regering en besluiten daarom nu gezamenlijk een schriftelijke reactie op dit punt te vragen aan de Koninkrijksregering.

II Problematiek Antillengemeenten

Door de burgemeester van Dordrecht, de heer Bandell, en de heer Zevenbergen namens de gemeente Rotterdam, werd een toelichting gegeven op de aanpak van problemen die door een kleine groep Antilliaanse en een verwaarloosbaar aantal Arubaanse jongeren worden veroorzaakt. De succesvolle aanpak van de problematiek in Dordrecht vindt plaats via een integrale aanpak van risicojongeren door een programma met concrete projecten en activiteiten. De heer Bandell meent dat de problemen in zijn stad slechts door een serieuze, integrale, lange termijn aanpak kunnen worden teruggebracht en dat daadwerkelijke aandacht van levensbelang is. In Rotterdam worden persoons- en groepsgebonden projecten uitgevoerd. Antillianenteams zijn ingezet in twee districten. Door specifieke aandacht voor de problemen van Antillianen is de criminaliteit in Rotterdam inmiddels gedaald. Er wordt opgemerkt dat een aantal van deze risicojongeren weliswaar een Nederlands paspoort heeft, doch niet is geboren in een van de landen van het Koninkrijk, maar in een van de Spaanssprekende landen van Zuid-Amerika en het Caraïbisch gebied. Velen van hen zijn in het Caraïbische deel van het Koninkrijk genaturaliseerd en hebben grote aanpassingsproblemen. De landen voelen dit probleem vooral sinds de termijn voor naturalisatie is teruggebracht van tien naar vijf jaar en respectievelijk drie jaar door middel van huwelijk.

Conclusie

Naar aanleiding van de inleidingen en de daaropvolgende discussie besluiten de drie delegaties het onderwerp naturalisatie tot Nederlander in ruime zin op de agenda van het volgende parlementair overleg te plaatsen. Zij verzoeken de regeringen ruim voor het komende overleg een analyse van de problemen te maken met de daaraan gerelateerde naturalisatiewetgeving en -richtlijnen opdat een gedocumenteerde discussie mogelijk is.

III Staatkundige verhoudingen en democratisch deficit

In zijn inleiding ging de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties in op de laatste gebeurtenissen sinds de RTC in november 2005, op de stand van zaken van de werkgroepen en de huidige geschilpunten. Ook schetste hij zijn verwachtingen over het afgesproken tijdpad voor de start van staatkundige vernieuwing. Minister Pechtold heeft de Minister-president van de Nederlandse Antillen tijdens haar bezoek aan Nederland, ter bespreking met de Nederlands-Antilliaanse regering, het document «Partners in het Koninkrijk» overhandigd en meegedeeld dat de Nederlandse regering bereid is, indien het land de Nederlandse Antillen en de eilandgebieden de hoofdlijnen onderschrijven, nog in juli dit jaar een RTC te houden. In dit document zijn de gedachten van de Nederlandse regering verwoord.

De vice-president van de Raad van State, de heer Tjeenk Willink, hield een inleiding over het proces van staatkundige vernieuwing en de omgeving waarbinnen dat proces zich afspeelt. Juist die omgeving is van belang voor een goede analyse van de problemen waarvoor wij gezamenlijk een oplossing moeten vinden. De Raad van State van het Koninkrijk heeft zich al twee maal uitgesproken over de Koninkrijksrelaties, te weten in 2003 met de voorlichting «Verdieping of geleidelijk uiteengaan» en in 2004 met een ongevraagd advies. De heer Tjeenk Willink is van mening dat het huidige Statuut ook al voldoende ruimte biedt voor de aanpak van urgente problemen. Het Statuut zou niet als excuus gebruikt moeten worden om niets te hoeven doen. Hij betreurde het dat in het kader van de verschillende opties de Nederlandse Antillen en Aruba nog geen keuze hebben gemaakt over de UPG status. Onbegrijpelijk vond hij het ook dat niet een duidelijker regiobeleid wordt gevoerd. Hij waarschuwt tegen slepend overleg en dringt aan op daadkracht.

De Nederlands-Antilliaanse delegatie onderschrijft dat bij de Start RTC, gehouden in november 2005 op Curaçao, is overeengekomen dat het beoogde eindperspectief voor de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten is de status van land binnen het Koninkrijk. Het beoogde eindperspectief voor de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba is een nieuwe status van bijzondere aard (sui generis) binnen het Koninkrijk, waarbij er een directe band is met Nederland en eventueel ook samenwerkingsbanden zijn met de andere landen van het Koninkrijk.

De Arubaanse delegatie benadrukt nogmaals haar standpunt van behoud van alle in het verleden verkregen rechten.

Voor de Nederlandse delegatie zijn vooral de kwaliteit van bestuur en rechtspraak, en de toekomstige financiële soliditeit van de te maken afspraken een belangrijk uitgangspunt.

Voor alle drie de delegaties is het van belang dat tegenover een bestuursstructuur een adequaat en democratisch controle-orgaan staat.

Conclusies

– Na de discussies concludeerden de drie delegaties dat de problemen die zich binnen het Koninkrijk voordoen veel meer dan nu het geval is moeten worden gedefinieerd en geanalyseerd als een gezamenlijk probleem waarvoor gezamenlijk een oplossing moet worden gevonden. Voor het uitwerken en uitvoeren van deze oplossingen is uitwisseling van de expertise binnen de betrokken instellingen en (overheids)organisaties in de verschillende delen van het Koninkrijk (en dus nauwe samenwerking tussen deze instellingen) noodzakelijk.

– Over de volgende punten bleven bij de delegaties nog vragen leven. Zij vragen de Koninkrijksregering hierover op korte termijn duidelijkheid te verschaffen.

• Onduidelijkheid bestaat over het begrip «directe band met Nederland», in het bijzonder of de verantwoordelijkheid bij de Nederlandse regering dan wel bij de Koninkrijksregering komt te liggen. Ook hoe de relatie van de toekomstige eilanden met «directe banden met Nederland» met Nederland dan wel van de eilanden onderling zal zijn.

• Hoe zal de democratische controle binnen de nieuwe structuur van het Koninkrijk effectief vorm gegeven kunnen worden?

• Betekent de (nieuwe) status aparte meer of minder autonomie voor de toekomstige landen, en de status van de «directe band met Nederland» meer of minder autonomie voor de eilanden?

• Wat worden de (nieuwe) Koninkrijkstaken?

• De Nederlandse delegatie vraagt uitleg van de Koninkrijksregering over het begrip Koninkrijkseiland.

IV Schuldsanering

De heer drs. H. J. Brouwer, directeur van De Nederlandsche Bank, sprak over het Antilliaanse schuldenvraagstuk en de voorwaarden waaraan zal moeten worden voldaan om te komen tot een stabiele financiële en sociaal economische situatie. De totale overheidsschuld van de Nederlandse Antillen bedroeg in 2005 NAF. 4.9 miljard (85.7% van het BBP). Vijf jaar geleden was deze schuldquote ruim 20 procentpunt lager. Een van de uitgangspunten van het proces van staatkundige hervorming is dat de nieuwe entiteiten beginnen met een duurzame en houdbare financiële situatie. De voorwaarden waaraan in geval van schuldsanering zal moeten worden voldaan zijn onder meer de volgende:

• de begroting voor het lopende jaar is op orde;

• er is een budgettair kader dat waarborgen biedt tegen nieuwe schuldopbouw;

• er is overeenstemming over een aantal dwingende begrotingsregels, o.a. een sluitende gewone dienst (in tegenstelling tot een kapitaaldienst), inclusief rente en afschrijvingen. Nieuwe landen mogen lenen voor kapitaaluitgaven zolang de totale rentelast onder een vastgesteld plafond blijft;

• een onafhankelijke instantie beoordeelt zowel de begroting als de meerjarenplannen op financierbaarheid;

• de begrotingsregels en het toezicht daarop worden verankerd in een Rijkswet.

De drie delegaties hebben geen eenduidige mening over de wijze van schuldsanering. De Nederlands-Antilliaanse delegatie wil wachten op de uitkomsten van het topoverleg op 16 juni a.s. van de eilandgebieden en het Land. In verschillende moties van zowel de Eerste als de Tweede Kamer is het politieke oordeel van het Nederlandse parlement vastgelegd. De Arubaanse delegatie spreekt zich vooralsnog niet uit over de schuldsanering.

De heer Brouwer was van mening dat een keuze voor de UPG status financieel-economisch gezien weinig voordeel oplevert, omdat die keuze impliciet de introductie van de euro met zich meebrengt. Bovendien verwachtte hij dat aanspraak op middelen uit de Structuurfondsen minimaal zal zijn. Zijn mening is vooral gebaseerd op het rapport van de Koninkrijkscommissie Van Beuge.

Conclusie

Ten aanzien van de mogelijkheden om de UPG status te verkrijgen zijn er langzamerhand voldoende rapporten en verklaringen uitgebracht. Opvallend is dat een ieder uit zijn eigen rapport citeert. De Nederlandse regering zal worden gevraagd wat zij op dit moment doet ten aanzien van dit dossier, dit mede gelet op de afspraken uit het regeerakkoord; de meerderheid van de Arubaanse delegatie heeft geen behoefte aan deze vraag.

V Betere samenwerking op het gebied van hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs

De staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschap, de heer Rutte, sprak over de samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk op het gebied van het hoger onderwijs. Hoger onderwijs is voor het leveren van kwaliteit een goede basis, investeren in onderwijs is dan ook cruciaal. Het heeft een positieve uitwerking op de sociaal-economische situatie en zal bijdragen aan het terugdringen van de armoede en het voorkomen van criminaliteit.

De Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA) wil in 2010 door de NVAO worden geaccrediteerd. Een quick-scan is inmiddels door de NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie) uitgevoerd; als de UNA aan de gestelde eisen voldoet kan hij worden geaccrediteerd. Ook voor accreditatie van de Universiteit van Aruba (UvA) is aan de NVAO opdracht gegeven.

De staatssecretaris zegde toe in overleg met de rector magnificus van de UvA en UNA te zullen streven naar gebruik van de onderzoeksfondsen van de NWO (Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek). Wellicht kan in het kader van het nieuwe onderwijsprogramma meer aandacht worden besteed aan onderzoek. Voorts zal de staatssecretaris bezien in hoeverre het mogelijk is gelden van de tweede geldstroom daarvoor te benutten.

De staatssecretaris was ook bereid lokale schooldecanen te doen ondersteunen bij het geven van voorlichting inzake studiekeuze.

Conclusies

De drie delegaties roepen hun regeringen op om het hoger en wetenschappelijk onderwijs en onderzoek door deze instellingen, als prioritaire aandachtsgebieden, voor zover het niet het geval is, aan te merken in de huidige samenwerkingsprogramma’s. Daarbij is van belang inzicht te verstrekken in de financiële consequenties van deze prioritering, alsook in de bijdrage die het bedrijfsleven bereid is te leveren aan deze prioritering.

Betere samenwerking van instellingen op het terrein van het hoger en academisch onderwijs binnen het Koninkrijk kan onder andere betrekking hebben op:

• een goede samenwerking op het institutionele niveau van hogescholen en universiteiten;

• het instellen van gezamenlijke leerstoelen;

• het stimuleren van de studenten- en docentenmobiliteit;

• gunstige studiefinancieringsmogelijkheden en een goede verzekering van kosten van geneeskundige verzorging van studenten;

• betere voorlichting aan studenten bij het maken van hun studiekeuze én een betere begeleiding tijdens hun studie (rol decanen).

VI Cultuur

De drie delegaties onderstrepen nogmaals het grote belang van het onderdeel cultuur, cultureel erfgoed en culturele samenwerking. In Koninkrijksverband is veel meer aandacht nodig voor cultuur en economie met in het bijzonder kunst en cultuur onderwijs en cultureel erfgoed van de Antillen en Aruba. Het kunst- en cultuurbeleid dient te bevorderen dat bijvoorbeeld instellingen als het Tropenmuseum de enorme achterstand inlopen door veel meer te investeren in het tentoonstellen van de cultuur op de zes verschillende eilanden. Bovendien verdient de cultureel historische en actuele kunst- en cultuurbeoefening extra stimulans met expertise en middelen. Zo kunnen bijvoorbeeld dans- en theateracademies zoals die van «Lucia Marthas», een belangrijke functie hebben naast de opleidingsfunctie van jongeren, een stimulans zijn voor het ontwikkelen van hun zelfbewustzijn en interactie. Het versterken van het culturele erfgoed heeft als neveneffect het «unique selling point» te vergroten voor toerisme als belangrijke economische peiler van de eilanden.

Conclusie

De drie delegaties pleiten voor bevordering van het culturele klimaat, bijvoorbeeld door meer investeringen in culturele voorzieningen, het koppelen van een culturele component aan de bestaande Koninkrijksspelen en het bevorderen van culturele uitwisselingen.

VII Datum en onderwerpen volgende bijeenkomst

– De drie delegaties spreken af dat in de toekomst voor onderwerpen met een meer Europese dimensie ook leden van het Europees parlement voor de discussie zullen worden uitgenodigd vanwege hun expertise.

– Het Presidium stelt voor de volgende bijeenkomst te houden op Aruba van 8 t/m 12 januari 2007.

De volgende onderwerpen zullen in ieder geval worden geagendeerd:

1. Stand van zaken uitvoering afspraken Slotverklaring

2. Naturalisatie (in brede zin)

3. Buitenlands beleid Koninkrijk en de rol van de Koninkrijkspartners daarin (tentatief)

4. Verbreden, verdiepen en internationaliseren van sport, kunst en cultuur


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven