30 420 Emancipatiebeleid

Nr. 305 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2019

Vanwege uw verzoek uit de Regeling van Werkzaamheden van 3 april jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 70, item 4) om vooruitlopend op het debat over het Actieplan Veiligheid LHBTI reeds een reactie te geven op de bezwaren van de belangenorganisaties, doe ik u deze brief toekomen. De belangenorganisatie voor LHBTI-personen (COC), het Transgender Netwerk (TNN) en de Nederlandse organisatie voor seksediversiteit (NNID) hebben in een brief d.d. 30 april 2019 aangegeven het Actieplan onvoldoende te vinden en verzoeken om aanvullende maatregelen voor politie, het OM en in wetgeving.

Ik stel voorop dat geweld tegen LHBTI-personen in onze democratische rechtsstaat niet geaccepteerd wordt. De aanpak van discriminatie is daarom wezenlijk voor het functioneren van onze samenleving en heeft derhalve te allen tijde prioriteit, ook voor de politie en het OM. In de Veiligheidsagenda 2019–2022 (Kamerstukken 28 684 en 29 628, nr. 540) worden verschillende doelstellingen voor politie benoemd, waarbij het aanpakken en voorkomen van discriminatie een belangrijk element is. Zo moet de politie zichtbaar zijn in de samenleving; in verbinding staan met alle bevolkingsgroepen; doorontwikkelen op gebiedsgebonden politiezorg; zorgen voor diversiteit in de organisatie en moet de burger erop kunnen vertrouwen dat de politie er staat wanneer nodig. Het aanpakken en voorkomen van discriminatie is hierbij een belangrijk element. Het Nationaal Actieprogramma Discriminatie 2016–2020 is een belangrijk kader voor de aanpak van discriminatie. Hiermee geeft het kabinet een impuls aan de bestrijding van alle vormen van discriminatie, ook voor specifieke doelgroepen zoals LHBTI-personen.

De maatregelen uit het Actieplan zien niet alleen op de strafrechtelijke aanpak van discriminatie. Strafrechtelijk uitgangspunt is dat bij een bewijsbaar en strafbaar discriminatie-incident strafrechtelijk wordt vervolgd. Het OM heeft in zijn beleid vastgelegd dat in het geval van een codis-feit een discriminatieaspect in het requisitoir dient te worden benadrukt en als strafverzwarende omstandigheid in de eis wordt betrokken. Een strafrechtelijke inzet moet echter steeds in het licht van de bredere aanpak van discriminatie worden bezien. Het kan zijn dat andere dan strafrechtelijke middelen een meer betekenisvolle bescherming bieden en daarom prevaleren. Hier houdt het Actieplan rekening mee door de strafrechtelijke maatregelen te plaatsen binnen het speelveld van andere maatregelen vanuit het Ministerie van OCW en de G4. Het Actieplan heeft dan ook als uitkomst een gezamenlijke visie, die gericht is op bewustwording, acceptatie van de doelgroep, weerbaarheid en preventie. De maatregelen in het Actieplan richten zich daarom op het waarborgen van de veiligheid van LHBTI-personen in zijn geheel, waarbij de strafrechtelijke aanpak het sluitstuk vormt.

Ik ben van mening dat algemeen beleid voor de aanpak van discriminatie cruciaal is. De politie is er van en voor iedereen. De aanpak van discriminatie is niet gebaat bij fenomeen-gespecialiseerde rechercheurs of bijzonder beleid voor een bepaalde doelgroep. Vergaande specialisatie leidt tot versnippering in aanpak en dit komt de kwaliteit van de politiefunctie niet ten goede. Het Actieplan richt zich erop de veiligheid van LHBTI-personen te verhogen en focust op delicten in de gewelds- en beledigingssfeer. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een terrein als zeden, is hiervoor geen bijzondere opsporings-expertise nodig. Net zoals bij elk strafbaar feit, is het zaak dat de politie onder leiding van het OM de recherche-mogelijkheden benut. Dan moet daarvoor wel voldoende opsporingsindicatie zijn en moet het discriminatoire aspect strafrechtelijk ook bewijsbaar zijn. In het geval van discriminatie kan dit complex zijn. Zo moeten bepaalde uitingen bijvoorbeeld worden gewogen tegen de vrijheid van meningsuiting, de godsdienstvrijheid en de vrijheid van artistieke expressie. Uitgangspunt is dat waar door middel van een aangifte om vervolging wordt verzocht, het OM daartoe bij bewijsbare en strafbare discriminatie, opportuniteit heeft.

Bovenstaande betekent niet dat er geen aandacht is voor de LHBTI-gemeenschap, zo blijkt uit de maatregelen van verschillende partijen uit het Actieplan. Ik benadruk hierbij specifiek dat het netwerk Roze in Blauw grote waarde heeft. De Roze in Blauw teams zitten bij alle politie-eenheden en diensten van de politie. Zij zijn 24/7 voor zowel burgers als collegae bereikbaar en aanspreekpunt voor lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders (LHBT) binnen én vooral ook buiten de politie. Zo kan een medewerker van Roze in Blauw bij aangiften door transgender personen ondersteuning bieden aan de politiecollega’s en het slachtoffer.

Als laatste actiepunt in het Actieplan Veiligheid LHBTI heb ik verwezen naar de in het regeerakkoord voorgenomen verdubbeling van de maximumstraf op het delict haatzaaien (artikel 137d Sr). Sindsdien heb ik uw Kamer de nota naar aanleiding van het verslag van dit wetsvoorstel doen toekomen (Herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen; Kamerstuk 35 080, nr. 7). In deze nota heb ik aangegeven dat ik zal onderzoeken of het in aanvulling op bestaande strafrechtelijke bescherming wenselijk is de discriminatiegrond genderidentiteit- en expressie in artikel 137c Sr op te nemen. In dit artikel is de discriminatiegrond «geslacht» namelijk niet opgenomen, hetgeen tot gevolg heeft dat situaties waarin enkel sprake is van belediging van transgender- en intersekse personen als groep niet op basis van artikel 137c Sr strafbaar zijn. Dit onderzoek kan beschouwd worden als aanvullend op het huidige Actieplan.

Ik ben ervan overtuigd dat de maatregelen in het Actieplan van OCW, politie, OM en G4 in samenhang een goede en afgewogen bijdrage zullen leveren aan de veiligheid van LHBTI. Uw Kamer zal over de voortgang van de maatregelen die vanuit mijn ministerie zijn opgenomen in het actieplan worden geïnformeerd via de jaarlijkse voortgangsbrief over het Nationaal Actieprogramma Discriminatie.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven