30 414
Nieuwe bepalingen met betrekking tot medezeggenschap op scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs (Wet medezeggenschap op scholen)

nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID VERGEER

Ontvangen 29 mei 2006

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel 11, onderdeel c, vervalt.

II

Aan artikel 12 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel q door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

r. vaststelling of wijziging van de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid voor de school, waaronder de voorgenomen bestemming van de middelen die door het bevoegd gezag ten behoeve van de school uit de openbare kas zijn toegekend of van anderen zijn ontvangen, met uitzondering van de middelen, bedoeld in artikel 13, onderdeel b, en artikel 14, tweede lid, onderdeel b;.

III

Artikel 15, tweede lid, vervalt.

Toelichting

Het wetsvoorstel beoogt de autonomie van de scholen te vergroten. Zonder een adequate medezeggenschap is de invloed van ouders en personeel op het schoolbeleid onvoldoende. In de optiek van het wetsvoorstel is het bestuur eindverantwoordelijk en beslist uiteindelijk over de inzet van de middelen en de vaststelling van het managementstatuut na het advies van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR). Het uitoefenen van dergelijke adviesbevoegdheden impliceert dat het bevoegd gezag de voorgenomen keuzes motiveert aan de medezeggenschapsorganen. Het bestuur heeft de plicht de GMR advies te vragen over een aantal bovenschoolse aangelegenheden.

Een adviesrecht van de personeelsgeleding van de (G)MR is echter onvoldoende waarborg voor de medezeggenschap van de professionals op het onderwijsinhoudelijke en financiële beleid van het schoolbestuur.

Dit amendement strekt er derhalve toe dat de personeelsgeleding van de (G)MR instemmingsrecht heeft met de inzet van de middelen door het schoolbestuur.

Vergeer

Naar boven