30 388 Eergerelateerd geweld

Nr. 39 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 september 2010

Het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC) heeft in opdracht van het programma Eergerelateerd Geweld in de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar (mogelijke) eerzaken die ter kennis van het LEC zijn gekomen.

Over deelrapport I «Instroom en vroegherkenning van mogelijke eerzaken bij de politie» (LEC EGG 2008) heb ik Uw Kamer geïnformeerd in de vijfde voortgangsrapportage van het programma Eergerelateerd Geweld.1 In dit rapport heeft het LEC EGG voor de mogelijke eerzaken uit 2006 onderzocht hoe deze zaken instromen en worden herkend bij de politie.

In deelrapport II «Analyse van mogelijke eerzaken: het gebruik van de checklist en inzet van externe deskundigen» heeft het LEC beschreven hoe de analyse van deze zaken is geschied (al dan niet met gebruik van de checklist eergerelateerd geweld van het LEC en met de inzet van externe deskundigen).

In deelrapport III «Mogelijke eerzaken nader bekeken; een onderzoek naar casuïstiek (deelrapport III)» is beschreven wat de achtergronden van de casuïstiek uit 2006 waren.

Bijgaand stuur ik Uw Kamer de drie deelrapporten van het LEC EGG over de mogelijke eerzaken uit 2006 integraal toe.2

Naast bovenstaande deelrapporten over de zaken uit 2006 heeft het LEC EGG het rapport «Inzicht in cijfers; Mogelijke eerzaken in 2007, 2008 en 2009» opgeleverd. Ook dit rapport stuur ik u bijgaand toe.2

Hieronder ga ik kort in op de deelrapporten II en III en het onderzoek «Inzicht in cijfers». Voor een meer uitgebreide samenvatting en voor de conclusies en aanbevelingen verwijs ik graag naar de onderzoeken zelf.

Deelrapport II: Analyse van mogelijke eerzaken: het gebruik van de checklist en inzet van externe deskundigen

In dit rapport is op basis van casuïstiek uit 2006 een aantal conclusies en aanbevelingen gepresenteerd met betrekking tot het gebruik van de checklist, de inzet van deskundigen, de opbouw van dossiers rond (mogelijke) eerzaken en de relatie tussen het LEC EGG en de regiokorpsen. Eind 2008 werd het LEC EGG ingericht, dat de landelijke taak van de Haaglandse Unit MEP volledig heeft overgenomen. In de nabeschouwing 2006–2009 in het rapport is aangegeven welke ontwikkelingen zich sinds 2006 op de genoemde verbeterpunten hebben voorgedaan.

Uit het rapport wordt onder meer duidelijk dat er blijvende aandacht nodig is voor de toepassing van de landelijke methode LEC (met de query, rode vlaggen en checklist) door de Nederlandse politiekorpsen, om de gevaren te voorkomen die een ondoordachte aanpak op grond van gebrekkige informatie in complexe zaken, zoals eerkwesties, oplevert.

De procedurele aspecten rond de inzet van externe deskundigen en de uitbreiding van de «deskundigenpool» verdienen eveneens aandacht. Culturele verklaringen behoeven een adequate en transparante onderbouwing, waarbij systematisch tijdlijnen met betrekking tot de voorgeschiedenis en het verdere verloop van de casus moeten worden uitgewerkt.

Om tot een landelijk overzicht te komen van de aanpak van eergerelateerd geweld door de politie is het wenselijk dat informatie van de regiokorpsen beschikbaar komt. Een op te zetten registratiesysteem, zoals beschreven in het rapport, kan die informatieuitwisseling binnen de politie ondersteunen.

Deelrapport III: Mogelijke eerzaken nader bekeken; een onderzoek naar casuïstiek

In dit onderzoek is voor de (mogelijke) eerzaken uit 2006 nagegaan wat bekend is over de aanleiding van conflicten en de wijzen waarop betrokken burgers trachten dit conflict op te lossen. De indruk ontstond dat vooral problemen op het terrein van het aangaan en verbreken van relaties een belangrijke rol speelden. Het bleek meer passend om tegen de achtergrond van fases in de levensloop mogelijke aanleidingen te benoemen dan de aanwezigheid van het eermotief te «bewijzen». In het rapport wordt bovendien gewezen op andere factoren die in deze zaken mogelijk bepalend zijn geweest, zoals verslavingsproblematiek en psychische en/ of psychiatrische problemen.

Bij de bedreigingen en de meeste zaken met dodelijke afloop kwam de kring van (ex)partners en familie(vrienden) van het slachtoffer in beeld. Bij de slachtoffers van bedreigingen en in zaken met dodelijke afloop kwamen zowel mannen als vrouwen in beeld. De individuele verdachten waren praktisch allemaal mannen. Een groot deel van de in het peiljaar bij de Haaglandse Unit MEP binnengekomen zaken speelde zich af in een Turkse context.

Bij bedreigingen is onderscheid gemaakt tussen het moment waarop een bedreiging reeds geuit is en het moment dat burgers bij de politie te rade gaan omdat zij geweld vrezen. Bij de zaken met dodelijk afloop was de politie uiteraard in beeld op het moment dat er een dode te betreuren viel. Daarnaast werd in een aantal kwesties duidelijk dat er daarvoor meerdere malen politiecontact was geweest. Bij de zaken met dodelijke afloop was het inzicht beperkt vanwege beperkte informatie en het rekening houden met de eis de casuïstiek geanonimiseerd te presenteren. Bij de bedreigingen leverde dit een tweedeling op: er zijn zaken die bij de politie onder de aandacht komen als burgers bang zijn dat zij in de toekomst bedreigd zullen worden als bijvoorbeeld een geheim bij familie of anderen bekend wordt. Daarnaast zijn er zaken, waarbij burgers bij de politie komen in verband met concreet geuite dreigementen.

Bij de bedreigingen, die aan de hand van fases in de levensloop zijn beschreven, bleek het relatief eenvoudig om deze in de werkdefinitie van Beke in te passen. Vanwege beperkte informatie over zaken met dodelijke afloop was dat moeilijker.

Rapport «Inzicht in cijfers; Mogelijke eerzaken in 2007, 2008 en 2009»

In dit LEC-rapport staan de resultaten van het onderzoek naar de kenmerken van de (mogelijke) eerzaken die in deze jaren door het LEC EGG geregistreerde zaken. De hoofdvraag in dit onderzoek was welke inzichten in aard en omvang van eer gerelateerd geweld, uit de managementcijfers van de Haaglandse Unit MEP en het LEC EGG uit 2007, 2008 en 2009 gehaald kunnen worden.

Hier bleek dat managementgegevens vooral een beeld geven van de eerste indruk van een zaak. Kenmerken die op het eerste gezicht eenvoudig te interpreteren en dus te labelen lijken, laten zich in praktijk echter lastig op eenduidige wijze gebruiken. Die complexiteit komt onder meer tot uiting bij het labelen van de gebeurtenissen in zaken en bij het beschrijven van de etnische context.

Voor meer verdieping is het wenselijk om op een later meetmoment de casuïstiek te onderzoeken. Ook dit onderzoek maakt duidelijk dat – naast registratie door het LEC EGG zelf – de dossiervorming en registratie door de regiokorpsen onmisbaar zijn om in de toekomst tot een dergelijke verdieping te kunnen komen.

Registratie.

In de 5e voortgangsrapportage Eergerelateerd Geweld heeft het kabinet aangegeven, dat het LEC – in opdracht van het programmabureau – een voorstel zou publiceren voor de wijze waarop binnen de politie het registratieproces de gewenste vorm kan krijgen en uniformiteit bij de registratie kan worden bevorderd. Dit voorstel van registratie is opgenomen in het hiervoor beschreven deelrapport II van het LEC en wordt op dit moment gezamenlijk met een aantal regiokorpsen uitgewerkt en in de politiepraktijk getest. In de 6e voortgangsrapportage Eergerelateerd Geweld zal ik Uw kamer nader informeren over de actuele stand van zaken met betrekking tot de registratie.

Strafrechtelijke afloop mogelijke eerzaken met dodelijke afloop

Uit het rapport «Inzicht in cijfers» kan worden opgemaakt dat er jaarlijks zo’n 13 (mogelijke) eerzaken met dodelijke afloop ter kennis komen van het LEC EGG. In aansluiting op het rapport heb ik het Openbaar Ministerie en het LEC verzocht om voor deze mogelijke «eerzaken» met dodelijke slachtoffers de (strafrechtelijke) afloop na te gaan. Ook over de resultaten van dit nader onderzoek zal ik Uw Kamer informeren in de 6e voortgangsrapportage Eergerelateerd Geweld. Het streven is de 6e voortgangsrapportage Eergerelateerd Geweld eind oktober 2010 aan uw Kamer aan te bieden.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Kamerstukken II, 2008–2009, 30 388, nr. 34.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven