30 370
Wijziging van de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met de wijziging van het WW-stelsel (Wet wijziging WW-stelsel)

nr. 33
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2009

Ten tijde van de invoering van de wijziging van artikel 72a Werkloosheidswet (WW) in 2005 is een evaluatie van deze wijziging aan uw Kamer toegezegd. Op 12 maart 2008 is aan uw Kamer het eerste gedeelte van de evaluatie van artikel 72a WW aangeboden (kamerstuk 30 370, nr. 31). Met deze brief bieden wij uw Kamer de eindevaluatie van artikel 72a WW aan.1

Harmonisatie en efficiency

Het beleid ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden bij de overheid is sinds de jaren negentig gericht op het zoveel mogelijk harmoniseren van de arbeidsvoorwaarden bij de overheid met die in de markt. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de invoering van de Aanpassingswet OOW op 1 januari 2001. Sinds de invoering van deze wet vallen ook overheidswerknemers onder de WW. Het doel daarvan was de positie van de overheidswerknemers gelijk te maken aan die van werknemers uit de marktsector. Sindsdien hebben overheidswerknemers dezelfde rechten en plichten bij werkloosheid als werknemers uit de marktsector. De re-integratieverantwoordelijkheid was aanvankelijk in artikel 72a WW neergelegd bij het UWV, met de mogelijkheid om die verantwoordelijkheid als overheidswerkgever zelf te dragen (de opting out). Veel overheidswerkgevers hebben ook voor opting out gekozen.

Naast de genoemde harmonisatie is de genoemde wetswijziging van 2005 gericht op het verbeteren van efficiënte en effectieve re-integratie door eenvoudige regelgeving en een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling. Dit streven is concreet gemaakt bij de wijziging van genoemd artikel 72a WW. Door de wijziging van dit artikel werd de re-integratietaak wettelijk belegd bij alle overheidswerkgevers. Dit betekent dat overheidswerkgevers behalve eigenrisicodrager voor de WW-lasten ook verantwoordelijk zijn voor de organisatie en financiering van de re-integratie van hun werkloze ex-werknemers. De gedachte hierachter was dat de eigenrisicodragende overheidswerkgevers op deze manier optimaal geprikkeld worden om de WW-lasten zo laag mogelijk te houden, door snel en effectief werkloze ex-overheidswerknemers te re-integreren.

Hierbij wordt opgemerkt dat deze evaluatie uitsluitend betrekking heeft op overheidssectoren. Op basis van de eindevaluatie kunnen geen conclusies worden verbonden over de werking van eigenrisicodragen in de WW voor de marktsector, bijvoorbeeld omdat in de marktsectoren de conjunctuur een veel grotere rol speelt bij de omvang van de werkloosheid.

Evaluatie

De evaluatie toont aan dat het WW-risico1 in de overheidssector 70% lager is dan in de marktsector (4,0% voor de markt en 1,2% voor de overheid in 2006). Ook het instroomrisico2 is in de overheidssector beduidend lager dan in de marktsector (5% voor de markt en 1,5% voor de overheid in 2006).

De evaluatie laat zien dat dit samenhangt met een grote nadruk op preventie. Ook andere factoren kunnen op het lage WW-risico in de overheidssector van invloed zijn, zoals verschillen in sectorspecifieke kenmerken (bedrijfsgrootte, type werkzaamheden, type werknemers), het eigenrisicodragen voor de WW-uitkering en de regels en uitvoering van ontslag bij overheid en onderwijs.

Wel toont het onderzoek aan dat de wetswijziging van 2005 gepaard is gegaan met een toename in preventief beleid (33% van de respondenten geeft aan dat voor de wijziging een preventief beleid werd gevoerd ten opzichte van 94% na de wijziging). Die toename is geleidelijk opgetreden. Er is sprake van een groeiend besef bij werkgevers dat preventie effectiever en doelmatiger is dan het bestrijden via re-integratie na ontslag. Indien er desondanks toch werkloosheid ontstaat, dan is het aan de overheidswerkgever om, in samenspraak met de werkloze ex-werknemer, te beoordelen of en, zo ja, in welke vorm en welke mate re-integratieactiviteiten zouden moeten worden ingezet. Uit het onderzoek blijkt 96% van de werkgevers die in de periode 2006–2007 WW-instroom kenden, daadwerkelijk re-integratieactiviteiten heeft aangeboden3. Verder blijkt dat 66% van de werkgevers aangeeft dat de afdeling die de beslissingen neemt over ontslag en re-integratie ook de afdeling is die hiervan de lasten draagt. Bij de meeste organisaties zijn daarmee de voorwaarden voor doelmatige afwegingen ten aanzien van re-integratie vervuld.

De eindevaluatie toont tevens aan dat daarbij rekening wordt gehouden met de belangen van de (ex-)werknemer. De overgrote meerderheid van de werkgevers (95%) biedt altijd of doorgaans maatwerk en 74% stelt het preventie- of re-integratietraject vast in overleg met de (ex-)werknemer.

Uit de tussenevaluatie bleek reeds tevredenheid aan de kant van overheidswerkgevers: zij beschouwen het als een goede zaak, dat wanneer zij de werkloosheidskosten betalen, zij ook de re-integratieverantwoordelijkheid dragen. Overheidswerkgevers bleken echter minder tevreden over de manier waarop de wijziging van artikel 72a WW is ingevoerd. Werkgevers geven aan dat zij in die periode naar hun mening te laat en onvoldoende zijn geïnformeerd. Tevens geven de werkgevers aan dat dit leidde tot onduidelijkheden omtrent de taakverdeling tussen werkgevers, CWI en UWV. Er zijn vervolgens meerdere initiatieven tot stand gekomen om de gesignaleerde knelpunten op te lossen. Alle betrokken partijen hebben de intentie om die initiatieven te continueren en nieuwe knelpunten gezamenlijk op te lossen. Naar aanleiding van de tussenevaluatie hebben CWI en UWV hun medewerkers nog eens extra geïnstrueerd om onduidelijkheden met betrekking tot de taakverdeling in het kader artikel 72a WW weg te nemen.

Conclusie

Wij concluderen op basis van de evaluatie dat de werkloosheid in de overheidssectoren zeer laag is en dat overheidswerkgevers veel aandacht hebben voor zowel preventie als re-integratie. Na de invoering van artikel 72a WW is de aandacht voor re-integratie en met name preventie toegenomen. Daarbij is vrijwel altijd sprake van maatwerk.

Wij concluderen dat de re-integratieverantwoordelijkheid op grond van artikel 72a WW lijkt bij te dragen aan het laag houden van WW-volume en WW-risico bij overheidswerkgevers.

In dit kader is het relevant dat naar aanleiding van een toezegging aan de Tweede Kamer, onder verantwoordelijkheid van de minister van BZK nog een ander onderzoek plaatsvindt. Dit onderzoek richt zich op de werking en effecten van het eigenrisicodragen in de WW en het ambtelijk ontslagrecht op enerzijds de aanname van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt door overheidswerkgevers (oudere werknemers, arbeidsgehandicapten e.a.) en anderzijds op de flexibiliteit en het functioneren van overheidsorganisaties. Daarin komen ook de achtergronden van de WW-instroom bij overheid en onderwijs aan bod. Dat onderzoek zal volgens planning in het eerste kwartaal van 2009 worden aangeboden aan de Tweede Kamer.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Het risico dat een werknemer werkloos is (aantal uitkeringen aan het eind van het jaar per 100 verzekerden).

XNoot
2

Het risico dat een werknemer werkloos wordt (aantal nieuwe uitkeringen dat in een jaar wordt toegekend per 100 verzekerden aan het eind van het voorgaande jaar).

XNoot
3

Van de 4% waarin dat niet is gebeurd, kan op basis van het onderzoek niet worden achterhaald wat de redenen daarvoor zijn.

Naar boven