Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30370 nr. 28 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30370 nr. 28 |
Vastgesteld 10 oktober 2006
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 13 september 2006 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:
– het conceptbesluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA (30 370, nr. 24);
– de brief d.d. 30 juni 2006 over het werkloosheidscriterium in de Werkloosheidswet (WW) (30 370, nr. 26);
– de brief d.d. 30 juni 2006 over het mantelzorgforfait in de WW en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) (30 370, nr. 25).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Verburg (CDA) is tevreden over de mogelijkheid die het Besluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA biedt om tijdelijk ontheffing te verlenen van de sollicitatieplicht aan mensen die substantieel vrijwilligerswerk verrichten of mantelzorg verlenen. In het besluit wordt echter uitgegaan van een termijn van een half jaar, terwijl de Kamer had gevraagd om een termijn van een jaar, met de mogelijkheid van verlenging met nog een jaar. Kan de minister daaromtrent een toezegging doen? Waarom is ervoor gekozen de termijn te bepalen op een half jaar? Vrijwilligerswerk kan bijdragen tot het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt. Bovendien komt de termijn van een jaar overeen met de periode die de meeste gemeenten in acht nemen voor een eventuele vrijstelling van de sollicitatieplicht.
In de praktijk wordt verschillend omgegaan met de mogelijkheid tot het verlenen van vrijstelling. Sommige vestigingen van UWV doen aan actieve voorlichting en maken mensen attent op de mogelijkheden. Bij andere regionale vestigingen van UWV gebeurt dat absoluut niet. Als het besluit in werking treedt, kan de minister dan zorgdragen voor actieve voorlichting, zowel op de website van UWV als in de persoonlijke contacten bij alle regiokantoren en op het hoofdkantoor van UWV?
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) pleit eveneens voor een vrijstellingsperiode van een jaar, met de mogelijkheid tot verlenging met nog een jaar.1
Mochten de kansen van betrokkenen op de arbeidsmarkt verbeteren, dan kan die termijn alsnog worden herzien.
In het kader van een experiment is aan oudere uitkeringsgerechtigden een verblijf van maximaal 13 weken in het buitenland toegestaan, maar het conceptbesluit voorziet hierin niet. De regering heeft aangevoerd dat het hanteren van een leeftijdsgrens van 57,5 jaar op gespannen voet staat met de gelijke behandeling. De Commissie Gelijke Behandeling is echter van oordeel dat een leeftijdscriterium als zodanig in de arbeidsloopbaan mogelijk is. Dat geldt ook voor vrijstelling van de sollicitatieverplichting gedurende een langere vakantieperiode. Het desbetreffende advies is gebaseerd op uitspraken van de Hoge Raad en op Europese wetgeving. De fracties van CDA en PvdA hebben een hernieuwd advies gevraagd aan de Commissie Gelijke Behandeling. Aangesloten zou kunnen worden bij het leeftijdscriterium van 60 jaar, naar analogie van de inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW). Wil de minister eraan meewerken dat de vrijstelling voor een langere periode wegens verblijf in het buitenland in stand blijft?
Mevrouw Noorman sluit zich vooralsnog aan bij de keuze van de minister, verwoord in de brief van 30 juni 2006, om de huidige berekeningssystematiek in het kader van het werkloosheidsbegrip aan te houden.
Mevrouw Bibi de Vries (VVD) sluit zich aan bij de voorstellen van het kabinet. Het is goed dat er ruimte komt voor mantelzorg en vrijwilligerswerk, maar als vrijstelling mogelijk wordt voor een periode van een jaar of nog langer, is er sprake van een verkapte vorm van langdurige vrijstelling van de sollicitatieplicht. Komen de mensen dan nog wel aan het werk? Wat vindt de minister hiervan? Mevrouw De Vries hecht eraan dat de betrokken uitkeringsgerechtigden blijven proberen weer terug te keren op de arbeidsmarkt.
De minister wijst erop dat de nieuwe WW de mogelijkheid biedt om met betrekking tot de ontheffing van de sollicitatieplicht maatwerk te leveren. Het centraal stellen van de maatwerkgedachte betekent een doorbraak in de benadering van de Werkloosheidswet.
De bewindsman stelt met genoegen vast dat de discussie tussen regering en parlement over het werkloosheidscriterium thans is afgerond en kan worden gesloten.
Het kabinet is voornemens de vakantieduur voor de oudere WWB-gerechtigden te bekorten, als gevolg van een rechterlijke uitspraak dat de langere vakantieduur voor oudere WWB’ers discriminatoir is jegens jongere WWB’ers. Het advies van de Commissie Gelijke Behandeling staat op gespannen voet met de uitspraak van de rechter. In Nederland prevaleert de jurisprudentie bij de bepaling van de rechtsgeldigheid. Verder is het in strijd met het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten om personen van 57,5 jaar te bevoordelen boven anderen die in vergelijkbare omstandigheden verkeren. In tegenstelling tot de WWB bevat de WW niet de regel dat werkloze werknemers van 57,5 jaar en ouder 13 weken naar het buitenland met vakantie mogen gaan; die periode bedraagt 4 weken.
Er worden overigens drie uitzonderingen gemaakt. Een structurele uitzondering geldt voor uitkeringsgerechtigden die op de eerste dag van de werkloosheid 64 jaar of ouder zijn. Verder geldt er overgangsrecht voor uitkeringsgerechtigden die op de peildatum van 1 januari 2004 waren vrijgesteld van de sollicitatieplicht én 57,5 jaar of ouder waren. Ten slotte is er een overgangsregeling vastgesteld voor uitkeringsgerechtigden die op 31 december 2003 57,5 jaar of ouder waren en een vrijstelling hebben in verband met mantelzorg of vrijwilligerswerk. De minister is van mening dat deze overgangsregeling binnen de grens van de mogelijkheden valt, maar dat de overheid met een verdergaande regeling juridisch heel zwak komt te staan. Het advies dat de Commissie Gelijke Behandeling eerder dit jaar heeft uitgebracht biedt geen garantie voor een positief oordeel van de Centrale Raad van Beroep over de leeftijdsgrens. Los daarvan is het hanteren van een leeftijdsgrens van 57,5 jaar politiek zeer onwenselijk. Het is ook niet meer van deze tijd; bij die grens werd uitgegaan van een uitkeringsperiode van maximaal 7,5 jaar. Dat regime is verleden tijd. De WW is een loongerelateerde uitkering voor mensen die nog niet zo heel lang uit het arbeidsproces weg zijn. Als men dan een kwartaal lang met vakantie gaat, beperkt men zijn kansen op de arbeidsmarkt, en dat is ten principale niet de bedoeling. In het overgangsrecht van de WW is er met betrekking tot de vakantieregeling thans een afdoende voorziening getroffen.
Het conceptbesluit Ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA is op 23 mei 2006 aan de beide Kamers van de Staten-Generaal toegezonden. Het besluit is in de Eerste Kamer besproken bij de behandeling van het wetsvoorstel inzake de wijziging van het WW-stelsel, en dat heeft geen aanleiding gegeven tot wijziging van het besluit. Op 17 augustus 2006 is een blanco advies ontvangen van de Raad van State. Met UWV is afgesproken de beleidsinformatie over de ontheffingen op te nemen in de reguliere kwartaal- en jaarraportages. De uitvoering van het besluit zal worden betrokken bij de evaluatie van de nieuwe maatwerkbenadering van UWV: de «routeplanner naar werk».
Op grond van het besluit krijgt UWV de bevoegdheid om individuele uitkeringsgerechtigden tijdelijk te ontheffen van een aantal verplichtingen, waaronder de sollicitatieplicht. Uitgangspunt is een zoveel mogelijk op maat gesneden begeleiding op de weg terug naar de arbeidsmarkt. Ook de ontheffing wegens mantelzorg of vrijwilligerswerk is daarop gericht. Sommige vormen van mantelzorg zijn zo intensief, dat van betrokkenen in redelijkheid niet kan worden gevergd om daarnaast elke week sollicitatieactiviteiten te verrichten. Ook de situatie zoals die was toen men nog werkte zal worden meegewogen.
De ontheffingstermijn voor vrijwilligerswerk is een half jaar, omdat vrijwilligerswerk niet wordt gezien als een alternatief voor betaald werk; waar het om gaat is de vraag of iemand met vrijwilligerswerk de kans om terug te keren op de arbeidsmarkt kan vergroten. Volgens de uitvoeringsorganisaties kan binnen een half jaar worden beoordeeld of de kansen op de arbeidsmarkt daadwerkelijk zijn vergroot. Als dat zo is, kan er weer sprake zijn van reguliere begeleiding, met sollicitatieplicht. Zijn de kansen daarentegen kleiner geworden, dan zou het helemaal onverstandig zijn om nog langer vrijstelling te verlenen voor vrijwilligerswerk; er is dan een andere vorm van begeleiding nodig.
Mevrouw Verburg (CDA) vindt het teleurstellend dat de minister niet wil toezeggen de ontheffingstermijn te bepalen op een jaar, met de mogelijkheid van verlenging met maximaal een jaar. Zij steunt overigens de maatwerkbenadering. Als de ontheffingsmogelijkheid wordt uitgebreid tot een jaar, zal de uitvoering van de regeling wel moeten worden geëvalueerd, want het is inderdaad niet de bedoeling dat vrijwilligerswerk in de plaats komt van betaalde arbeid. Vrijwilligerswerk kan echter op enig moment een uitermate zinvol en opbouwend alternatief zijn. Voor mantelzorg geldt weer een andere afweging, maar ook daarvoor wil mevrouw Verburg een ontheffingstermijn van een jaar, met de mogelijkheid van verlenging met een jaar.
Ook mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) houdt vast aan een ontheffingstermijn van een jaar, met de mogelijkheid van verlenging met een jaar, want dat is een reële termijn. Uitgangspunt blijft dat men zelfstandig in het levensonderhoud voorziet. Dat geldt overigens niet alleen voor de WW, maar ook voor de bijstand. Is betaalde arbeid op korte termijn echter niet mogelijk, dan is het wenselijk dat mensen op een andere manier maatschappelijk actief zijn en aldus een bijdrage leveren aan de samenleving. Tegelijkertijd vergroten zij daardoor hun kansen op de arbeidsmarkt.
Jaarlijks komen slechts zeer weinig oudere werkloze werknemers weer aan de slag. De minister moet zich rekenschap geven van het feit dat de psychische belasting die samenhangt met het verplicht vier maand per week solliciteren, jaar in, jaar uit, voor mensen die soms veertig jaar hebben gewerkt, vaak onmenselijk zwaar is. Mevrouw Noorman is het ermee eens dat in de WW het leeftijdscriterium als zodanig geen rol meer speelt wat betreft de mogelijkheid van ontheffing van de sollicitatieplicht, maar het is ook onverantwoord om de ogen te sluiten voor de sociale werkelijkheid, met name die van de oudere werklozen.
De minister constateert een verschil van taxatie tussen kabinet en een meerderheid van de Kamer op het punt van de ontheffingstermijn in geval van mantelzorg en vrijwilligerswerk. De bewindsman zegt toe de door hem gegeven argumentatie voor een termijn van een half jaar te zullen aanvullen met de gegevens over de volumes en de kosten die gemoeid zouden zijn met een ontheffing die tot maximaal twee jaar doorloopt. Hij zal de Kamer hierover binnen een week schriftelijk informeren, zodat de Kamer die informatie kan betrekken bij haar verdere afwegingen.
Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Varela (LPF), Eski (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Hermans (LPF), Van Hijum (CDA), Van Egerschot (VVD), Van der Sande (VVD) en Willemse-van der Ploeg (CDA).
Plv. leden: Depla (PvdA), Koşer Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Özütok (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Meijer (PvdA), Nijs (VVD) Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Hessels (CDA), Aptroot (VVD), Griffith (VVD) en Van Dijk (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30370-28.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.