30 370
Wijziging van de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met de wijziging van het WW-stelsel (Wet wijziging WW-stelsel)

nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 februari 2006

In het debat dat uw Kamer op 31 januari en 1 februari jl. heeft gevoerd met mij over het wetsvoorstel wijziging WW-stelsel (Kamerstukken II, 2005/2006, 30 370), heb ik uw Kamer toegezegd dat ik nog deze week een schriftelijke reactie zou geven op het amendement over het mantelzorgforfait, dat door mevrouw Verburg c.s. is ingediend (Kamerstukken II, 2005/2006, 30 370, nr. 18).

Met dit amendement worden de kalenderjaren waarover een werknemer aantoont dat hij zorg heeft verleend die is betaald uit een persoonsgebonden budget (als bedoeld in de AWBZ en de Zorgverzekeringswet) voor de helft meegerekend voor het arbeidsverleden. Ik geef u mijn reactie met deze brief.

De huidige Werkloosheidswet (WW) stelt kalenderjaren waarin kinderen tot 5 jaar zijn verzorgd, onder voorwaarden, deels gelijk met feitelijk arbeidsverleden (het verzorgingsforfait). De Sociaal-Economische Raad (SER) heeft in zijn advies in overweging gegeven om dit verzorgingsforfait uit te breiden met een mantelzorgforfait. De Stichting van de Arbeid hecht aan de invulling van dit onderdeel van het SER-advies. Zoals aangegeven in het kabinetsstandpunt WW en ontslagrecht (Kamerstukken II, 2005/2006, 30 109, nr. 1) staat ook het kabinet niet onwelwillend tegenover een dergelijke faciliteit voor situaties waarbij mantelzorg niet te combineren is met (deeltijd)arbeid. De diverse varianten van een mantelzorgforfait die door het kabinet zijn onderzocht, hebben echter geleid tot de conclusie dat een effectieve, uitvoerbare en controleerbare regeling in algemene zin vooralsnog niet haalbaar is (Kamerstukken II, 2005/2006, 30 370, nr. 8, blz. 29–33).

Het amendement van mevrouw Verburg c.s. vormt een naar mijn oordeel hanteerbare afbakening voor een mantelzorgforfait.

UWV heeft aangegeven dat de uitvoeringstechnische complicaties van invoering van het mantelzorgforfait met name zien op het feit dat de systematiek van de Polisadministratie (wijze van aanleveren van gegevens en wijze van opname van die gegevens in de administratie) momenteel opname van perioden waarin mantelzorg is verricht niet mogelijk maakt.

Bovenstaande heeft tot consequentie dat UWV:

– bij de WW-aanvraag toch altijd gegevens zal moeten uitvragen (met mogelijk negatief effect op de tijdigheid) met betrekking tot mantelzorg, of

– in de Polisadministratie een aparte registratie van mantelzorg dient op te nemen.

Deze consequenties leiden tot extra uitvoeringskosten voor UWV (in relatie tot de uitkeringslasten) en staan mogelijk op gespannen voet op de systematiek van gesloten bedrijfsvoering. Deze extra uitvoeringskosten zijn momenteel nog niet te kwantificeren. Dit hoeft echter de wetgeving niet in de weg te staan. Het amendement biedt namelijk voldoende ruimte om in overleg met UWV te kijken op welke wijze en vanaf welk moment het mantelzorgforfait ingevoerd kan worden. Ik zal uw Kamer hierover uiterlijk 1 juli 2006 berichten, waarbij ik streef naar invoering per 1 januari 2007.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven