30 308
Regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering)

nr. 92
MOTIE VAN HET LID VAN DER STAAIJ C.S.

Voorgesteld 27 juni 2006

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening, dat het voor een goede uitvoering van de Wet Inburgering wenselijk is dat inburgeringsplichtigen hun plichten uit hoofde van de wet kennen, zodat zij in staat gesteld worden hun verantwoordelijkheid zo goed mogelijk te nemen;

constaterende, dat inburgeringsplichtigen mogelijk langere tijd na inwerkingtreding van de wet moeten wachten alvorens zij een handhavingsbeschikking ontvangen en dat dit bij hen onduidelijkheid kan wekken over wat er van hen verwacht wordt;

verzoekt de regering na inwerkingtreding van de wet, zo gauw de gegevensbestanden dat toelaten, alle personen van wie vaststaat dat zij inburgeringsplichtig zijn daarvan op de hoogte te stellen, hun de handhavingsbeschikking in het vooruitzicht te stellen en hen te wijzen op de mogelijkheid om bij de gemeentelijke overheid nadere informatie te verkrijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van der Staaij

Lambrechts

Dijsselbloem

Huizinga-Heringa

Naar boven