nr. 83
VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1, onderdeel i, vervalt «door de IB-Groep».
B
Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de door de IB-Groep aangewezen
exameninstellingen» vervangen door: de door een door Onze Minister aan
te wijzen instantie aangewezen exameninstellingen.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld omtrent het toezicht op de exameninstellingen door een onafhankelijke
instantie.
C
Aan artikel 18, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Binnen
een gecombineerde voorziening kunnen onderdelen volgtijdelijk worden ingezet.
D
In de aanhef van artikel 56 vervalt «, zoals deze komt te luiden
nadat het bij koninklijke boodschap van 22 juni 2005 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met
de voorschriften inzake educatie, splitsing van instellingen en vaststelling
ondergrens aan de bekostiging deeltijdse beroepsopleidingen (Kamerstukken
II 2004/05, 30 170, nr. 2) tot wet is verheven en in werking is
getreden,».
E
Artikel 56a vervalt.
F
In artikel 59, eerste, tweede en derde lid, wordt «de Wet inburgering
nieuwkomers, zoals die luidde voor inwerkingtreding van deze wet,» telkenmale
vervangen door: de Wet inburgering nieuwkomers.
G
Na artikel 61 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 62
De Wet inburgering nieuwkomers wordt ingetrokken.
Toelichting
Onderdelen A en B (artikelen 1 en 13)
De voorgestelde wijzigingen van de artikelen 1, onderdeel i, en 13, eerste
lid, strekken ertoe dat een andere instantie dan de IB-Groep, die naast andere
taken ook zelf is belast met het afnemen van het praktijkdeel van het inburgeringsexamen,
kan worden aangewezen als instantie die andere exameninstellingen aanwijst
die eveneens het praktijkdeel van het inburgeringsexamen afnemen. Die aanwijzing
van exameninstellingen zal geschieden door een door de Minister voor Vreemdelingenzaken
en Integratie aan te wijzen instantie.
Voorts worden op grond van het nieuw voorgestelde zesde lid bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur regels gesteld omtrent het toezicht op (de
examinering door) de exameninstellingen door een onafhankelijke instantie.
In het voorgestelde zesde lid wordt de IB-Groep niet apart naast de exameninstellingen
genoemd, aangezien in de definitie van het begrip «exameninstelling»
in artikel 1 reeds tot uitdrukking is gebracht dat naast de aangewezen instellingen
ook de IB-Groep daaronder valt. Omdat de mogelijkheid van onderdelegatie in
de regeling van het toezicht op de exameninstellingen niet gemist kan worden,
voorziet het nieuwe zesde lid ook in de mogelijkheid dat algemeen verbindende
voorschriften bij ministeriële regeling worden gesteld.
Onderdeel C (artikel 18)
Met de aanvulling van artikel 18, eerste lid, wordt expliciet in het wetsvoorstel
tot uitdrukking gebracht dat binnen een gecombineerde voorziening onderdelen
volgtijdelijk kunnen worden ingezet. De gemeenten hebben immers de vrijheid
om ten aanzien van de individuele inburgeringsplichtige die op grond van artikel
17, eerste lid, onderdeel a, van het wetsvoorstel in aanmerking kan komen
voor een gecombineerde inburgerings- en reïntegratievoorziening, te bepalen
dat inburgering en reïntegratie samenvallen of dat inburgering deels
aan reïntegratie vooraf gaat. Met deze aanvulling wordt in belangrijke
mate tegemoet gekomen aan het voorstel van het lid Lambrechts (Kamerstukken
II 2005/06, 30 308, nr. 69).
Onderdeel D (artikel 56)
De aanpassing van de aanhef van artikel 56 houdt verband met het feit dat het daargenoemde wetsvoorstel inmiddels tot wet is verheven en
in werking is getreden (Staatsblad 2006, 128).
Onderdelen E, F en G (artikel 56a, 59 en 62)
Deze wijzigingen hebben betrekking op de inburgering van Antilliaanse
en Arubaanse Nederlanders. Zij houden rechtstreeks verband met de wijziging
van artikel 3 van het onderhavige wetsvoorstel bij de vierde nota van wijziging
(Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 71), waarbij in verband met
de in de Kamer levende twijfel over het in het wetsvoorstel besloten liggende
onderscheid tussen Nederlanders onderling, de regeling van de inburgeringsplicht
van Nederlanders tijdelijk naar de algemene maatregel van bestuur is verwezen
om de dringend noodzakelijke voortgang van het onderhavige wetsvoorstel niet
te vertragen. Aangezien het bij de inburgeringsplicht van Antilliaanse en
Arubaanse Nederlanders eveneens gaat om onderscheid tussen Nederlanders onderling,
wordt voorgesteld deze inburgeringsplicht niet langer op de Wet inburgering
nieuwkomers te baseren, maar op dezelfde wijze als voorgesteld ten aanzien
van de inburgeringsplicht voor genaturaliseerde Nederlanders op artikel 3
van het onderhavige wetsvoorstel. Dat betekent dat de Wet inburgering nieuwkomers
niet zoals voorgesteld in de tweede nota van wijziging (Kamerstukken II 2005/06,
30 308, nr. 17) aanpassing behoeft aan de systematiek van het onderhavige
wetsvoorstel, maar kan worden ingetrokken.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
M. C. F. Verdonk