30 308
Regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering)

nr. 65
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID DIJSSELBLOEM TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 35

Ontvangen 21 juni 2006

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In de beweegreden vervalt de zinsnede «en een plicht tot inburgering voor enkele categorieën Nederlanders» en wordt «, alsmede» vervangen door: en.

II

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

A. Onderdeel c, wordt vervangen door:

c. oudkomer: de vreemdeling die sedert het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000 en die op grond van de artikelen 2 en 4 inburgeringsplichtig wordt, voor zover die vreemdeling op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet geen nieuwkomer was in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers;

B. Onderdeel o vervalt.

III

Artikel 3 vervalt.

VI

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

A. In het eerste lid, aanhef, wordt «de artikelen 2 en 3» vervangen door: artikel 2.

B. In het tweede lid vervalt onderdeel b.

V

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

A. Het eerste lid, onderdeel a, vervalt.

Eveneens vervallen in dit lid de dubbele punt aan het slot van de aanhef en de aanduiding «b.»

B. Het vierde lid vervalt.

VI

Artikel 18 vervalt.

VII

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

A. Het eerste lid vervalt.

B. Het tweede lid vervalt.

C. Het derde lid vervalt.

VIII

Artikel 23, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

A. Onderdeel b vervalt.

B. Onderdeel c vervalt.

IX

Artikel 35 vervalt.

X

Artikel 42 vervalt.

Toelichting

Met dit amendement wordt de ongelijke behandeling van Nederlanders onderling en tussen Nederlanders en EU-burgers uit de wet gehaald. Met dit amendement wordt gehoor gegeven aan de juridische adviezen van onder meer de Raad van State en de Commissie Gelijke behandeling terzake. Artikel 3 bracht op het principiële punt van gelijke behandeling grote spanning mee met het Europees verdrag inzake nationaliteit (artikel 5 lid 2) en het EVRM (artikel 14) en zou daarmee grote risico’s inhouden voor de houdbaarheid van de wet.

Dit amendement moet in samenhang worden bezien met de amendementen waarin een plicht tot het leren van Nederlands wordt geïntroduceerd voor enkele specifieke groepen ingezetenen zoals arbeidsplichtige uitkeringsgrechtigden voor wie een gebrekkige beheersing van het Nederlands een belemmering vormt voor toetreding tot de arbeidsmarkt.

Dijsselbloem

Naar boven