30 308
Regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering)

nr. 31
AMENDEMENT VAN HET LID AZOUGH

Ontvangen 9 juni 2006

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Aan artikel 52, onderdeel D, onder b, wordt een volzin toegevoegd:

De aanvraag wordt evenwel niet afgewezen indien een tot hetzelfde gezin behorende vreemdeling het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 11 van de Wet inburgering, wel heeft behaald.

Toelichting

Dit amendement strekt ertoe aan de bepaling, dat het behalen van een inburgerexamen een voorwaarde is voor het al dan niet verlenen van een verblijfsvergunning asiel onbepaalde tijd, een uitzonderingsclausule toe te voegen, aangezien de voorgestelde uitwerking van deze bepaling tot schrijnende situaties binnen gezinnen kan leiden, wanneer er binnen één gezin verschillende rechtsposities ontstaan als gevolg van het al dan niet behalen van het inburgeringsexamen. Er kan zich immers de situatie voordoen dat een deel van het gezin het examen wel behaalt en een deel niet, waarbij op later moment de grond voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd komt te vervallen. Op grond van deze bepaling kunnen onbillijke situaties ontstaan doordat dat bepaalde leden van het gezin zouden terug moeten keren naar het land van herkomst, terwijl dit voor andere leden van het gezin niet zou gelden. De ontstane situatie zal mogelijk strijdig zijn met artikel 8 EVRM, namelijk het recht op uitoefenen van een gezinsleven. De indiener van dit amendement vindt de mogelijkheid dat een dergelijke situatie zich voordoet niet acceptabel en wil dergelijke situaties voorkomen door een uitzonderingsclausule aan de bepaling toe te voegen.

Azough

Naar boven